Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 05 september 2013

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 27 juni 2013 in zake het openbaar ministerie tegen D.D. en anderen, met als burgerlijke partijen de bvba « Vuylsteke » en anderen en de Belgische Staa « Schendt artikel 324ter, § 1, van het Strafwetboek het gelijkheidsbeginsel verankerd in artik(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204758
pub.
05/09/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 27 juni 2013 in zake het openbaar ministerie tegen D.D. en anderen, met als burgerlijke partijen de bvba « Vuylsteke » en anderen en de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 juli 2013, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 324ter, § 1, van het Strafwetboek het gelijkheidsbeginsel verankerd in artikel 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat iedere persoon die wetens en willens betrokken is bij een criminele organisatie, wanneer deze criminele organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en met een geldboete van honderd [euro] tot vijfduizend [euro] of met een van die straffen alleen, ook al heeft hij niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op één van de in de artikelen 66 tot 69 bedoelde wijzen, terwijl dergelijke vorm van betrokkenheid niet strafbaar wordt gesteld in de artikelen 139-141ter Sw., noch in de artikelen 322-324 Sw. ? Schendt artikel 5, derde lid, 2° van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre aldaar handelsvennootschappen in oprichting met de strafbare rechtspersonen worden gelijkgesteld, terwijl dit niet het geval is voor burgerrechtelijke rechtspersonen in oprichting ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5694 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^