gepubliceerd op 21 juni 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 22 mei 2013 in zake Leo Tercken tegen de vennootschap naar Nederlands recht « AD Chemicals BV », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingek « Schendt artikel 101 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, samen geleze(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 22 mei 2013 in zake Leo Tercken tegen de vennootschap naar Nederlands recht « AD Chemicals BV », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 mei 2013, heeft het Arbeidshof te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 101 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, samen gelezen met de artikelen 4 en 88 van deze wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, - aan de werknemer die op bestendige wijze als handelsvertegenwoordiger is tewerkgesteld, waarvan de arbeidsovereenkomst na één jaar anciënniteit wordt beëindigd door de werkgever zonder dringende reden of door hemzelf om een dringende reden, en die aan zijn werkgever cliënteel heeft aangebracht dat hij na zijn dienstbetrekking tegen zijn wil in niet meer kan valoriseren en die hierdoor nadeel lijdt, het recht op een uitwinningsvergoeding wordt toegekend en aan diens werkgever de verplichting wordt opgelegd om een dergelijke vergoeding te betalen; - terwijl aan de werknemer die op niet-bestendige wijze de functie van handelsvertegenwoordiger uitoefent en aan de werknemer die op al dan niet bestendige wijze een sedentaire commerciële functie uitoefent in dewelke hij op zoek gaat naar cliënteel, waarvan de arbeidsovereenkomst na één jaar anciënniteit, wordt beëindigd door de werkgever zonder dringende reden of door henzelf om een dringende reden, en die aan hun werkgever cliënteel hebben aangebracht dat zij na hun dienstbetrekking tegen hun wil in niet meer kunnen valoriseren en die hierdoor nadeel lijden, geen recht op een uitwinningsvergoeding wordt toegekend en aan hun werkgevers niet de verplichting wordt opgelegd om een dergelijke vergoeding te betalen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5639 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut