Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 20 maart 2013

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 31 januari 2013 in zake de Belgische Staat tegen de vzw « Fonds du Centre Reine Fabiola », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen o « Schenden de artikelen 418, eerste lid, en 419, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelast(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013201591
pub.
20/03/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 31 januari 2013 in zake de Belgische Staat tegen de vzw « Fonds du Centre Reine Fabiola », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 februari 2013, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 418, eerste lid, en 419, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze van toepassing waren vóór de wijziging ervan bij de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen, en artikel 419, eerste lid, 4°, van dat Wetboek, zoals het is geformuleerd sinds die wijziging, in die zin geïnterpreteerd dat zij de toekenning uitsluiten van moratoriuminteresten aan de belastingschuldigen die de terugbetaling verkrijgen van bedrijfsvoorheffing die zij spontaan hebben betaald op grond van een arbeidsovereenkomst die later door de rechter werd ontbonden, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat zij een discriminatie in het leven roepen 1° tussen die belastingschuldigen en de belastingschuldigen die de terugbetaling kunnen verkrijgen van een belasting, een roerende voorheffing of een bedrijfsvoorheffing die zij hebben betaald nadat die belasting of die voorheffing ten onrechte te hunnen laste was ingekohierd, waarbij aan die laatstgenoemde belastingschuldigen moratoriuminteresten worden toegekend ? 2° tussen die belastingschuldigen en de belastingschuldigen die de terugbetaling verkrijgen van de dezelfde voorheffingen die zij niet spontaan hebben betaald binnen de termijn bedoeld in artikel 412 van het genoemde Wetboek maar enkel nadat de administratie die te hunnen laste had ingekohierd, overeenkomstig artikel 304, § 1, tweede lid, van datzelfde Wetboek, waarbij moratoriuminteresten worden toegekend aan die laatstgenoemde belastingschuldigen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5574 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^