Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 11 maart 2013

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 19 december 2012 in zake Guido Verhaegen tegen de Vlaamse Landmaatschappij en het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is inge « 1. Schendt art. 33bis, § 2, 5°, tweede lid, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de be(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013201392
pub.
11/03/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 19 december 2012 in zake Guido Verhaegen tegen de Vlaamse Landmaatschappij en het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 januari 2013, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt art. 33bis, § 2, 5°, tweede lid, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen de art. 10 en 11 Gec. Gw., al dan niet in samenhang gelezen met het art. 1 eerste aanvullend protocol van 20 maart 1952 bij het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu deze bepaling een verschil in behandeling invoert tussen een categorie van producenten enerzijds die geen herberekening hebben bekomen voor hun nutriëntenhalte en producenten die wel een herberekening hebben bekomen van hun nutriëntenhalte, terwijl dit verschil in behandeling een ernstige aantasting van het eigendomsrecht uitmaakt en er voor dit verschil geen redelijke verantwoording bestaat ? 2. Schendt art.33bis, § 2, 5°, tweede lid, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen de art. 10 en 11 Gec. Gw., al dan niet in samenhang gelezen met het art. 1 eerste aanvullend protocol van 20 maart 1952 bij het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu deze bepaling een verschil in behandeling invoert tussen enerzijds producenten die na herberekening van de nutriëntenhalte geen wijziging binnen de diersoort pluimvee hebben uitgevoerd en producenten die na herberekening nutriëntenhalte wel een wijziging binnen de diersoort pluimvee hebben ingevoerd, terwijl dit verschil in behandeling een ernstige aantasting van het eigendomsrecht uitmaakt en er voor dit verschil geen redelijke verantwoording bestaat ? 3. Schendt art.33bis, § 2, 5°, tweede lid, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen de art. 10 en 11 Gec. Gw., al dan niet in samenhang gelezen met het art. 1 eerste aanvullend protocol van 20 maart 1952 bij het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu deze bepaling een verschil in behandeling invoert tussen producenten, nl. enerzijds producenten-pluimveehouders die een compensatie nutriëntenhalte hebben bekomen en producenten-varkenshouders die een compensatie nutriëntenhalte hebben bekomen, nu voormelde producenten-pluimveehouders geen omvorming kunnen bekomen voor een diersoort andere dan deze waarvoor de compensatie is toegekend, terwijl de producenten-varkenshouders deze compensatie wel kunnen inzetten voor een diersoort andere dan deze waarvoor zij werd toegekend, en dit verschil in behandeling een ernstige aantasting van het eigendomsrecht uitmaakt en er voor dit verschil geen redelijke verantwoording bestaat ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5562 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^