Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 06 februari 2013

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 221.534 van 27 november 2012 in zake de gemeente Baelen tegen het Waalse Gewest, tussenkomende partijen : Steve Orban en Martine Gerkens, waarvan de e « Schendt artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State de artikelen 10(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013200594
pub.
06/02/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest nr. 221.534 van 27 november 2012 in zake de gemeente Baelen tegen het Waalse Gewest, tussenkomende partijen : Steve Orban en Martine Gerkens, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 december 2012, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het algemene rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens : - in zoverre het ten aanzien van de verzoekende partijen een onverantwoord verschil in behandeling doet ontstaan doordat zij, enerzijds, tegenover de tegenpartij en, anderzijds, tegenover de tussenkomende partij staan, waarbij zij enkel over een termijn van 60 dagen beschikken om een memorie van wederantwoord neer te leggen na kennisgeving te hebben gekregen van de memorie van antwoord van de tegenpartij en niet na kennisgeving van de memorie ten gronde van de tussenkomende partij; - in zoverre het een onverantwoord verschil in behandeling doet ontstaan tussen, enerzijds, de verzoekende partijen aan wie kennis wordt gegeven van de memorie van de tussenkomende partij vóór het verstrijken van de termijn van 60 dagen die is vastgesteld voor het toesturen van de memorie van wederantwoord, waardoor zij erop kunnen repliceren via hun memorie van wederantwoord, en, anderzijds, de verzoekende partijen aan wie kennis wordt gegeven van de genoemde memorie van de tussenkomende partij na of aan het einde van de hiervoor bedoelde termijn, waardoor zij niet erop kunnen repliceren ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5533 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^