gepubliceerd op 18 april 2011
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 211.864 van 9 maart 2011 in zake Peter Flamey en anderen tegen de stad Antwerpen, tussenkomende partij : Emmanuel Corynen, en in zake Peter Flamey en « Schendt artikel 116, § 3, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de Rui(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest nr. 211.864 van 9 maart 2011 in zake Peter Flamey en    anderen tegen de stad Antwerpen, tussenkomende partij : Emmanuel    Corynen, en in zake Peter Flamey en anderen tegen de deputatie van de    provincieraad van Antwerpen, tussenkomende partij : Emmanuel Corynen,    waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 maart    2011, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 116, § 3, van het 
decreet van 18 mei 1999Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					decreet
				
				
					prom.
					18/05/1999
				
				
					pub. 
					08/06/1999
				
				
					numac 
					1999035652
				
			
		
			
				
					
						bron
						ministerie van de vlaamse gemeenschap
					
				
				
					Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening  
				
			
		
	sluiten houdende    de organisatie van de Ruimtelijke ordening de artikelen 10, 11 en 23    van de Grondwet, genomen in samenhang met het recht op toegang tot de    rechter, zoals ondermeer gewaarborgd door artikel 6 EVRM, met artikel    9, derde en vierde lid, van het Verdrag van Aarhus, jmet het algemeen    rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging, in de mate enerzijds    de belanghebbende derde die administratief beroep wenst in te stellen    tegen een in eerste aanleg verleende bouwvergunning, zulks dient te    doen binnen een termijn van 20 dagen na inschrijving van deze    vergunning in het vergunningenregister, daar waar het decreet m.b.t.    de kennisgeving of publiciteit ten gunste van deze belanghebbende    derde slechts voorziet in de verplichting in hoofde van de aanvrager    om onmiddellijk de beslissing aan te pakken [lees : plakken] op de    plaats waarop de aanvraag betrekking heeft, terwijl anderzijds de    aanvrager van de vergunning, de gewestelijk stedenbouwkundige    ambtenaar en de adviesverlenende instanties, die elk beschikken over    dezelfde beroepstermijn van 20 dagen, elk wel een notificatie    ontvangen van het vergunningsbesluit, en bovendien voor de aanvrager    de beroepstermijn aanvangt op de datum dat de vergunning hem wordt    genotificeerd ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5129 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.