Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 24 februari 2011

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest nr. 210.190 van 30 december 2010 in zake Anke Hurts, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 januari 2011, heeft de Raad van St « Schendt artikel 7, eerste lid, OCMW-decreet [Vlaams decreet van 19 december 2008 betreffende de o(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2011200746
pub.
24/02/2011
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten a. Bij arrest nr.210.190 van 30 december 2010 in zake Anke Hurts, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 januari 2011, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7, eerste lid, OCMW-decreet [Vlaams decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn] de artikelen 10 en 11, Grondwet wanneer het in geval van de toepassing van artikel 14, OCMW-decreet zo wordt gelezen dan wel geïnterpreteerd dat ter gelegenheid van het onderzoek van de geloofsbrieven naar aanleiding van de nieuwe voordrachtsakte de voorgedragen kandidaat-werkend lid moet voldoen aan de aldaar vermelde verkiesbaarheidsvoorwaarden op het ogenblik van de algehele verkiezing van de OCMW-raadsleden en niet op het ogenblik van de verkiezing als OCMW-raadslid op basis van de nieuwe voordrachtsakte en aldus wordt afgeweken van de algemene regel dat (slechts) moet voldaan zijn aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden op het ogenblik dat een mandaat wordt opgenomen, ten vroegste wanneer men zich daarvoor verkiesbaar stelt, ermee rekening houdend dat in het geval een mandaat van gemeenteraadslid openvalt overeenkomstig artikel 84, § 1, Gemeentekieswet een nieuwe verkiezing wordt gehouden waarbij elkeen zich kandidaat kan stellen en worden verkozen die op dat ogenblik voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden ? ». b. Bij beslissing van 26 januari 2011 in zake Leo Pieters tegen Gunter Haeldermans, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 februari 2011, heeft de Raad voor Verkiezingsbetwistingen voor de provincie Limburg de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7, eerste lid, van het OCMW-decreet de artikelen 10 en 11, van de Grondwet wanneer het in geval van de toepassing van artikel 14, eerste lid van het OCMW-decreet zo wordt gelezen dan wel geïnterpreteerd dat ter gelegenheid van het onderzoek van de geloofsbrieven naar aanleiding van de nieuwe voordrachtsakte de voorgedragen kandidaat-werkend lid moet voldoen aan de aldaar vermelde verkiesbaarheidsvoorwaarden op het ogenblik van de algehele verkiezing van de OCMW-raadsleden en niet op het ogenblik van de verkiezing als OCMW-raadslid op basis van de nieuwe voordrachtsakte en aldus wordt afgeweken van de algemene regel dat moet voldaan zijn aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden op het ogenblik dat een mandaat wordt opgenomen, ten vroegste wanneer men zich daarvoor verkiesbaar stelt, ermee rekening houdend dat in het geval een mandaat van gemeenteraadslid openvalt overeenkomstig artikel 84, § 1, van de Gemeentekieswet een nieuwe verkiezing wordt gehouden waarbij elkeen zich kandidaat kan stellen en worden verkozen die op dat ogenblik voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5081 en 5090 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

Met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof werd in de twee zaken de bij artikel 87, § 1, van dezelfde bijzondere wet bepaalde termijn voor het indienen van een memorie verkort tot twintig dagen.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^