Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 27 juli 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 27 mei 2010 in zake de nv « ING Bank België » tegen Annick Tans en Gerardus Hofenk, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 jun « Schendt het artikel 80, 6de lid Faill.W., dat voorziet dat schuldeisers vervroegd uitspraak kunne(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010203865
pub.
27/07/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 27 mei 2010 in zake de nv « ING Bank België » tegen Annick Tans en Gerardus Hofenk, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 juni 2010, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt het artikel 80, 6de lid Faill.W., dat voorziet dat schuldeisers vervroegd uitspraak kunnen vragen over de eventuele bevrijding van de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, vaststellend dat er discriminatie bestaat tussen : 1) de bedoelde zekerstellers die een verzoek tot bevrijding hebben ingediend bij toepassing van artikel 72bis en artikel 72ter Faill.W. en tegenover dewelke de schuldeiser vermag de in artikel 80, 6de lid Faill.W., bedoelde vervroegde procedure tot eventuele bevrijding te voeren, derwijze de schorsing, voorzien door artikel 24bis Faill.W., van de middelen van tenuitvoerlegging, ten laste van de natuurlijke personen die zich persoonlijk zeker stelden voor de gefailleerde gebeurlijk wordt opgeheven; 2) bij interpretatie van het artikel 80, 6de lid Faill.W., volgens dewelke tegen de persoonlijke zekerstellers die het verzoek tot bevrijding bij toepassing van artikel 72bis en artikel 72ter niet hebben ingediend de procedure tot vervroegde uitspraak over de eventuele bevrijding vooralsnog niet kan gevoerd worden, bij gebreke aan ingediend verzoek tot bevrijding, derwijze deze zekerstellers verder kunnen genieten van de opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging, voorzien door artikel 24bis Faill.W., in acht genomen dat deze zekerstellers vooralsnog de mogelijkheid hebben tot indiening van het verzoek tot bevrijding waar de Wet geen termijn voor indiening voorziet.

En waarbij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet worden geschonden bij interpretatie van artikel 80, 6de lid Faill.W. volgens dewelke de vervroegde uitspraak over de eventuele bevrijding van de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde door de schuldeiser gevraagd kan worden wanneer de bedoelde zekerstellers het verzoek tot bevrijding bij toepassing van artikel 72bis en artikel 72ter Faill.W. nog niet hebben ingediend derwijze ze eventueel niet meer kunnen genieten van de opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging, voorzien door artikel 24bis Faill.W. ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4952 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^