Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 06 mei 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 17 maart 2010 in zake Hans Baeke tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 maart 2010, heeft het Hof v 1. « Is artikel 365, § 2, eerste lid, d) van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij art(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010202417
pub.
06/05/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 17 maart 2010 in zake Hans Baeke tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Is artikel 365, § 2, eerste lid, d) van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 27 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002010139 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek sluiten (BS 31 december 2002), strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenlezing met artikel 154 van de Grondwet, in zoverre deze bepaling aan de magistraten die in de periode vanaf 1 oktober 1993 en vóór 31 december 2002 benoemd werden op grond van artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek voor juridische ervaring in de private sector een verhoging toekent van de nuttige anciënniteit voor een maximumduur van 6 jaar vanaf 1 januari 2003, terwijl, in de interpretatie daaraan gegeven door de Belgische Staat, ditzelfde voordeel moet worden geweigerd aan magistraten die op grond van artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek benoemd werden vóór 1 oktober 1993 en die het bewijs leveren dat zij op deze laatste datum voldaan hebben aan alle nieuwe benoemingsvoorwaarden van artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek die vanaf 1 oktober 1993 in werking zijn getreden, in het bijzonder, tenminste 9 jaar (nadien 5 jaar) werkzaam zijn geweest in een juridische functie in openbare of private dienst en, in toepassing van artikel 21, § 1 (nadien 21, eerste lid) van de wet van 18 juli 1991, geslaagd zijn in het voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid of de voorgeschreven gerechtelijke stage hebben doorgemaakt ? »;2. « Is artikel 365, § 2, eerste lid, d), van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 27 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002010139 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek sluiten (BS 31 december 2002), strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenlezing met artikel 154 van de Grondwet, in zoverre deze bepaling aan de magistraten die in de periode vanaf 1 oktober 1993 en vóór 31 december 2002 benoemd werden op grond van artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek voor juridische ervaring in de private sector een verhoging toekent van de nuttige anciënniteit voor een maximumduur van 6 jaar vanaf 1 januari 2003, terwijl, in de interpretatie daaraan gegeven door de Belgische Staat, ditzelfde voordeel moet worden geweigerd aan magistraten die op grond van artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek benoemd werden vóór 1 oktober 1993 en die het bewijs leveren dat zij op deze laatste datum voldaan hebben aan alle nieuwe benoemingsvoorwaarden van artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek die vanaf 1 oktober 1993 in werking zijn getreden, in het bijzonder, tenminste 9 jaar (nadien 5 jaar) werkzaam zijn geweest in een juridische functie in openbare of private dienst en, in toepassing van artikel 21, § 1 (nadien 21, eerste lid) van de wet van 18 juli 1991, geslaagd zijn in het voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid of de voorgeschreven gerechtelijke stage hebben doorgemaakt, en die ook nog bewijzen dat bij de concrete overwegingen die hebben geleid tot hun benoeming door de Koning, rekening werd gehouden met hun juridische ervaring in private dienst ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4904 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^