gepubliceerd op 04 december 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 8 oktober 2009 in zake Catherine Bruneel tegen de nv « Centea » en in aanwezigheid van Roberto Palmeri, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof « Schenden de artikelen 4, § 2, en 6, § 2, van de wet op het gebruik der talen in gerecht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 8 oktober 2009 in zake Catherine Bruneel tegen de nv « Centea » en in aanwezigheid van Roberto Palmeri, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 november 2009, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 4, § 2, en 6, § 2, van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij de termijn voor het instellen van een cassatieberoep in civiele zaken doen ingaan vanaf het ogenblik van de uitspraak, zelfs in afwezigheid van de partijen, terwijl in civiele procedures de termijn van het cassatieberoep in de regel ingaat vanaf de betekening of de kennisgeving ervan ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4792 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.