Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 21 september 2009

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 22 juni 2009 in zake de naamloze vennootschap naar Nederlands recht « Ballast Nedam Groep » tegen het Vlaamse Gewest en de Belgische Staat, waarvan « 1. Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009204160
pub.
21/09/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 22 juni 2009 in zake de naamloze vennootschap naar Nederlands recht « Ballast Nedam Groep » tegen het Vlaamse Gewest en de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 juni 2009, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat, samen gelezen met het algemeen beginsel van het verbod op retroactieve werking zoals opgenomen in artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, de instanties die de verjaring hebben verworven onderling ongelijk worden behandeld naargelang een op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet ingestelde vordering op dat ogenblik wel of niet aanleiding heeft gegeven tot een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing ? 2. Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit het algemeen rechtsbeginsel van de evenredigheid alsook het beginsel van de federale loyauteit, zoals opgenomen in artikel 143, § 1, van de Grondwet, in de mate dat de federale staat haar bevoegdheid heeft uitgeoefend op een wijze die het de deelstaten, gezien de impact van de uitgeoefende federale bevoegdheid, onmogelijk of bijzonder moeilijk maakt om de hun toegewezen bevoegdheden uit te oefenen ? ». Die zaak, ingeschreven onder nummer 4736 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 4663 en 4677.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^