gepubliceerd op 26 maart 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest van 17 februari 2009 in zake het openbaar ministerie, J.W. en P.S tegen P.H. en E.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 f « 1. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989    a. Bij arrest van 17 februari 2009 in zake het openbaar ministerie,    J.W. en P.S tegen P.H. en E.B., waarvan de expeditie ter griffie van    het Hof is ingekomen op 27 februari 2009, heeft het Hof van Beroep te    Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10    en 11 van de Grondwet, inzoverre zij stellen dat minderjarigen van    veertien tot zestien jaar dewelke seksuele handelingen stellen wel    bekwaam worden geacht om rechtsgeldig toe te stemmen in een daad van    seksuele penetratie, doch daarentegen niet bekwaam worden geacht om    rechtsgeldig toe te stemmen met (minder verregaand) gekwalificeerd    gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid ? 2. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10    en 11 van de Grondwet, inzoverre zij stellen dat de beoordeling van    een strafwaardigheid van een daad van seksuele penetratie door een    meerderjarige geschiedt in het kader van de al dan niet aanwezigheid    van toestemming van een minderjarige tussen de veertien en zestien    jaar oud en daarentegen bij de beoordeling van de strafwaardigheid van    (minder verregaand) gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de    eerbaarheid door een meerderjarige deze toestemming van een    minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud irrelevant is ?    3.Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10    en 11 van de Grondwet, inzoverre zij tot gevolg hebben dat een    meerderjarige die seksuele handelingen stelt met een minderjarige    tussen de veertien en zestien jaar oud en waarbij deze minderjarige in    de betrekkingen toestemt - feit dat niet als verkrachting beteugeld    wordt - principieel op identieke wijze bestraft wordt als een    meerderjarige die zich, insgelijks met toestemming beperkt tot    onwelvoegelijke aanrandingen op de persoon van een minderjarige tussen    de veertien en de zestien jaar oud ? 4. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek [het bij] de    artikelen 12 en 14 van de Grondwet gewaarborgde wettigheidsbeginsel in    strafzaken, door te bepalen dat de beoordeling van de strafwaardigheid    van een daad van seksuele penetratie door een meerderjarige geschiedt    in het kader van de al dan niet aanwezigheid van toestemming van een    minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud en daarentegen bij    de beoordeling van de strafwaardigheid van een (minder verregaand)    gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid door een    meerderjarige deze toestemming van een minderjarige tussen de veertien    en zestien jaar oud irrelevant is ? ».   b. Bij arrest van 4 maart 2009 in zake het openbaar ministerie tegen    O.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9    maart 2009, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende    prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schenden de artikelen 372 en 375 van het Strafwetboek de    artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een meerderjarig mannelijk    persoon die voltrokken geslachtsbetrekkingen (een daad van seksuele    penetratie) heeft met een meisje, ouder dan 14 en jonger dan 16 jaar,    én dat met haar toestemming of minstens zonder bewijs van de    afwezigheid van toestemming, niet kan gestraft worden op basis van    artikel 375 van het Strafwetboek, terwijl een ander meerderjarige    persoon wel kan gestraft worden op basis van artikel 372 van het    Strafwetboek voor het stellen van bepaalde seksueel getinte    aanrakingen op hetzelfde meisje, die ook met haar toestemming    gebeuren, of minstens zonder bewijs van de afwezigheid van dergelijke    toestemming, welke laatste handelingen objectief als minder verregaand    te beschouwen zijn ? 2. Schenden de artikelen 372 en 375 van het Strafwetboek de artikelen    10 en 11 van de Grondwet doordat een meerderjarig persoon die een daad    van seksuele penetratie stelt op een minderjarige, ouder dan 14 jaar    doch jonger dan 16 jaar én met toestemming van deze laatste, of    minstens zonder bewijs van de afwezigheid van dergelijke toestemming,    niet kan gestraft worden op basis van artikel 375 van het    Strafwetboek, terwijl een meerderjarig persoon die louter seksuele    aanrakingen stelt zonder penetratie op een minderjarige, ouder dan 14    jaar doch jonger dan 16 jaar én met de toestemming van deze laatste,    of minstens zonder bewijs van de afwezigheid van dergelijke    toestemming, wel kan gestraft worden terwijl de seksuele penetratie    objectief als een meer verregaande daad te beschouwen is ? ».   c. Bij arrest van 24 februari 2009 in zake het openbaar ministerie,    R.B. en H.D. tegen H.W., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof    is ingekomen op 11 maart 2009, heeft het Hof van Beroep te Gent de    volgende prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek, de artikelen    10 en 11 van de Grondwet, inzoverre zij stellen dat minderjarigen van    veertien tot zestien jaar dewelke seksuele handelingen stellen wel    bekwaam worden geacht om rechtsgeldig toe te stemmen in een daad van    seksuele penetratie, doch daarentegen niet bekwaam worden geacht om    rechtsgeldig toe te stemmen met (minder verregaand) gekwalificeerd    gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid ? 2. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10    en 11 van de Grondwet, inzoverre zij stellen dat de beoordeling van de    strafwaardigheid van een daad van seksuele penetratie door een    meerderjarige geschiedt in het kader van de al dan niet aanwezigheid    van toestemming van een minderjarige tussen de veertien en zestien    jaar oud en daarentegen bij de beoordeling van de strafwaardigheid van    (minder verregaand) gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de    eerbaarheid door een meerderjarige deze toestemming van een    minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud irrelevant is ?    3.Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10    en 11 van de Grondwet, inzoverre zij tot gevolg hebben dat een    meerderjarige die seksuele handelingen stelt met een minderjarige    tussen de veertien en zestien jaar oud en waarbij deze minderjarige in    de betrekkingen toestemt - feit dat niet als verkrachting beteugeld    wordt - principieel op identieke wijze bestraft wordt als een    meerderjarige die zich, insgelijks met toestemming beperkt tot    onwelvoegelijke aanrandingen op de persoon van een minderjarige tussen    de veertien en de zestien jaar oud ? 4. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in    samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek [het bij] de    artikelen 12 en 14 van de Grondwet gewaarborgde wettigheidsbeginsel in    strafzaken, door te bepalen dat de beoordeling van de strafwaardigheid    van een daad van seksuele penetratie door een meerderjarige geschiedt    in het kader van de al dan niet aanwezigheid van toestemming van een    minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud en daarentegen bij    de beoordeling van de strafwaardigheid van een (minder verregaand)    gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid door een    meerderjarige deze toestemming van een minderjarige tussen de veertien    en zestien jaar oud irrelevant is ? ».   Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4647, 4655 en 4657 van de rol    van het Hof, werden samengevoegd met de zaak met rolnummer 4559.
Met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 werd de bij artikel 87, § 1, van dezelfde wet bepaalde termijn voor het indienen van een memorie verkort tot vijftien dagen.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.