gepubliceerd op 13 maart 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 15 januari 2009 in zake de nv « Ranbaxy Belgium » tegen het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering, waarvan de expeditie ter griffie v « Schenden de art. 191, eerste lid, 15°, art. 191, eerste lid, 15°quater en 191, eerste lid, 15°qu(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989    Bij arrest van 15 januari 2009 in zake de nv « Ranbaxy Belgium » tegen    het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering, waarvan de    expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2009,    heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld    :    « Schenden de art. 191, eerste lid, 15°, art. 191, eerste lid,    15°quater en 191, eerste lid, 15°quinquies, van de wet betreffende de    verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,    gecoördineerd op 15 [lees : 14] juli 1994, zoals van toepassing    tijdens de periode waarop het geschil betrekking heeft, de art. 10 en    11 van de Grondwet doordat resp. een heffing wordt ingevoerd op het    omzetcijfer verwezenlijkt op de Belgische markt van de geneesmiddelen    die zijn ingeschreven op de lijst van de vergoedbare farmaceutische    specialiteiten ten laste van de farmaceutische firma's die die omzet    hebben verwezenlijkt, vanaf 2002 een aanvullende heffing wordt    ingesteld op het omzetcijfer dat is verwezenlijkt gedurende het jaar    voorafgaand aan datgene waarvoor de heffing verschuldigd is volgens de    nadere regels bepaald in 15° en de voorwaarden vastgesteld in deze    bepaling, wanneer in het voorafgaande jaar de door de    verzekeringsinstelling geboekte uitgaven hoger liggen dan het globaal    budget vastgesteld in uitvoering van art. 69, § 5 en ten slotte voor    de jaren 2002 en 2003 een bijkomende heffing wordt ingesteld van 1,5 %    van de omzet die resp. in het jaar 2001 en 2002 wordt verwezenlijkt en    hierbij, geen onderscheid maakt tussen de farmaceutische bedrijven die    generische geneesmiddelen op de markt brengen en deze die zogenaamde    merkgeneesmiddelen of referentiespecialiteiten op de markt brengen,    terwijl zij zich in onderscheiden situaties bevinden, in het licht van    het doel van die heffingsmaatregelen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4611 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.