Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 27 november 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 24 september 2008 in zake Pierre De Hasselair en Yvonne De Haes tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het 1. « Schendt de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen - die het recht o(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008204272
pub.
27/11/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 24 september 2008 in zake Pierre De Hasselair en Yvonne De Haes tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 oktober 2008, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen - die het recht op invordering voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening instelt -, in die zin geïnterpreteerd dat zij de verjaring van de vordering tot invordering van de bijzondere bijdragen voor sociale zekerheid, die door de zelfstandigen aan diezelfde Rijksdienst verschuldigd zijn, onderwerpt aan de gemeenrechtelijke termijn - die 30 jaar bedroeg op het ogenblik dat de onderhavige procedure is ingesteld (vroeger artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek) en is vervangen door een termijn van tien jaar met ingang van 27 juli 1998 (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring), het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet : a) wetende dat : - het een bijzondere en eenmalige bijdrage voor sociale zekerheid betreft (Arbitragehof, arrest van 5 mei 2004); - die bijdrage, op grond van artikel 64 van de wet van 28 december 1983, wordt geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; - de keuze van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening als instelling belast met de invordering van die bijzondere bijdrage werd verantwoord door het feit dat het wel degelijk ging om sociale bijdragen die rechtstreeks zijn bestemd voor de werkloosheidsuitkeringen (Parl. St., Kamer, 1983-1984, nr. 758/15, pp. 77-88); b) en dat : - de bevoegdheden van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, op grond van artikel 64 van de wet van 28 december 1983, niet ruimer kunnen zijn dan die welke aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zijn toegekend, - de schuldvorderingen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, op grond van artikel 42 van de wet van 27 juni 1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers, na drie jaar verjaren ? »;2. « Schendt artikel 64 van de wet van 28 december 1983, in die zin geïnterpreteerd dat het de verjaring van de vordering tot invordering van de bijzondere bijdragen voor sociale zekerheid onderwerpt aan de termijn van drie jaar, in samenhang gelezen met artikel 42 van de wet van 27 juni 1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers, niet het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». Die zaak, ingeschreven onder nummer 4521 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 4479.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^