gepubliceerd op 29 oktober 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 15 september 2008 in zake M. K. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 september 2008, heeft de kamer van inbesch 1. « Schenden de artikelen 47sexies, § 3, 1°, 2°, 3° en 5°, en 47septies, § 2, in samenha(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 15 september 2008 in zake M. K. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 september 2008, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 47sexies, § 3, 1°, 2°, 3° en 5°, en 47septies, § 2, in samenhang met het artikel 235ter, § 2, Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met het artikel 6 EVRM voorzover dat de personen die het voorwerp zijn van de bijzondere opsporingsmethode observatie, niet toegelaten worden om in een tegensprekelijk debat, in aanwezigheid van alle procespartijen aan de hand van alle stukken van het strafdossier met de nodige tijd en faciliteiten en met het tegensprekelijk horen van getuigen, de regelmatigheid te betwisten van de bijzondere opsporingsmethode observatie terwijl een categorie van andere personen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden omdat zij het voorwerp uitmaken van een beschikking tot huiszoeking of een beschikking tot telefoontap, wel worden toegelaten om in een tegensprekelijk debat in aanwezigheid van alle procespartijen aan de hand van alle stukken van het strafdossier met de nodige tijd en faciliteiten en met het tegensprekelijk horen van getuigen, de regelmatigheid te betwisten van de beschikking tot huiszoeking of de beschikking tot telefoontap ? »;2. « Schendt artikel 47sexies van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM voor zover observaties kunnen plaatsvinden zonder dat de rechtsonderhorige weet hoe verstrekkend en omvattend deze kunnen zijn en zonder dat diegenen belast met de uitvoering van de observatie geleid (en beperkt) worden door enig wettelijk kader dat controleerbaar is door onafhankelijke en onpartijdige magistraten, terwijl de rechtsonderhorige voor wat betreft de infiltratie kennis heeft van hoe verstrekkend en omvattend deze kan zijn en ook de garantie heeft dat diegenen die met de uitvoering van de infiltratie belast zijn dienen te handelen binnen een wettelijk kader dat controleerbaar is door onafhankelijke en onpartijdige magistraten ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4516 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.