gepubliceerd op 27 december 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 13 november 2007 in zake de stad Oostende tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 november 2007, hee 1. « Schenden de bepalingen van artikel 470 WIB/1992 de artikelen 10 en 11 Grondwet/1994 in die zin(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 13 november 2007 in zake de stad Oostende tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 november 2007, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de bepalingen van artikel 470 WIB/1992 de artikelen 10 en 11 Grondwet/1994 in die zin dat deze bepalingen voorzien dat de gemeenten een administratiekost aan de federale overheid moeten betalen voor het innen van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, daar waar de federale overheid de oneigenlijke gewestbelastingen, ingevolge de bepalingen van artikel 5, § 3 van de Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, kosteloos ten behoeve van de gewesten gaat innen ? »;2. « Schenden de bepalingen van artikel 470 WIB/1992 de artikelen 10 en 11 Grondwet/1994 in die zin dat deze bepalingen voorzien dat de gemeenten een administratiekost aan de federale overheid moeten betalen voor het innen en invorderen van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, daar waar de wetgever ten aanzien van de aanvullende gemeentebelastingen op andere belastingen die door de federale overheid ten behoeve van de gemeenten worden geïnd en ingevorderd, zoals de opcentiemen op de verkeersbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing van de onroerende goederen gelegen in het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, nergens heeft voorzien dat de gemeenten voor deze dienst administratiekosten aan de federale overheid moeten betalen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4347 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.