gepubliceerd op 31 juli 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 21 mei 2003 in zake M. Vanderstichele en L. Vanneste tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrageh « Schendt artikel 80 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals het van toepassing was (...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 21 mei 2003 in zake M. Vanderstichele en L. Vanneste tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 mei 2003, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 80 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals het van toepassing was voor onder meer de aanslagjaren 1992 en 1993 en waarvan de tekst werd ingevoerd door artikel 4 van de wet van 28 december 1990, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat dit artikel de aftrek van beroepsverliezen van vennoten van een burgerlijke vennootschap of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid enkel toestaat op de bedrijfsinkomsten van deze leden die afkomstig zijn uit een bedrijfsactiviteit van dezelfde aard als deze waaruit de beroepsverliezen voorspruiten, en waarbij als ongrondwettelijk wordt aangemerkt het onderscheid gemaakt tussen : - enerzijds, de belastingplichtigen - leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid of vennoten van een burgerlijke vennootschap die werkelijke verliezen hebben geleden die beantwoorden aan reële financiële en economische verrichtingen of behoeften van de bedrijfsactiviteit van de vennoten of leden van deze burgerlijke vennootschap of feitelijke vereniging - en, anderzijds, de belastingplichtigen die een beroepsverlies hebben geleden van dezelfde bedrijfsactiviteit die zij buiten ieder verband van burgerlijke vennootschap of lid van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid uitoefenen en dat steeds als een beroepsverlies aftrekbaar is, ook op hun andere bedrijfsinkomsten en zelfs op deze van hun echtgenote; en waarbij als een schending van het gelijkheidsbeginsel wordt aangemerkt het onderscheid gemaakt tussen : - enerzijds, de belastingplichtigen - leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid of vennoten van een burgerlijke vennootschap die werkelijke verliezen hebben geleden die beantwoorden aan reële financiële en economische verrichtingen of behoeften van de bedrijfsactiviteit van de vennoten of leden van deze burgerlijke vennootschap of feitelijke vereniging, zonder dat er ook maar sprake van kan zijn dat de feitelijke vereniging werd opgezet met als voornaamste doel of zelfs enige doel om verliezen te creëren; - en, anderzijds, de belastingplichtigen - leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid of vennoten van een burgerlijke vennootschap die verliezen hebben geleden die niet beantwoorden aan reële financiële en economische verrichtingen of behoeften van de bedrijfsactiviteit van de vennoten of leden van deze burgerlijke vennootschap of feitelijke vereniging, en waarvan de burgerlijke vennootschap of feitelijke vereniging werd opgezet met als voornaamste of zelfs enige doel om verliezen te creëren ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2708 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.