Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 17 januari 2003

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 6 november 2002 in zake M. Verniers tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitr « Schenden de artikelen 32, 2 0 , 46, § 2, en 792, tweede lid, van het Gerechtelijk (...)

bron
arbitragehof
numac
2003200001
pub.
17/01/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 6 november 2002 in zake M. Verniers tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 november 2002, heeft het Arbeidshof te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 32, 20, 46, § 2, en 792, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 1051 en 50, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, artikel 14.1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1996 en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, doordat, in tegenstelling tot de betekening door een gerechtsdeurwaarder, het beginsel van de kennisgeving bij gerechtsbrief dat impliceert dat de ' dies a quo ' wordt toegepast op de dag van de verzending van de kennisgeving van het vonnis door de griffier en niet op de dag waarop de rechtzoekende ze ontvangt, erop neerkomt - in het bijzonder wat betreft de kennisgeving die gebeurt op de laatste werkdag die de gerechtelijke vakantie voorafgaat - dat die rechtzoekende elke mogelijkheid wordt ontzegd om de kopie van het vonnis te ontvangen en daarvan kennis te nemen vóór de gerechtelijke vakantie, waarbij hij niet de toepassing kan genieten van artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en dat dus, in feite, de verlengde termijn voor hoger beroep zoals bedoeld in dat artikel wordt beperkt ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2566 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^