Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 11 december 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 oktober 2002 in zake C. Oudenne tegen de ontvanger der belastingen van Geldenaken en de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter « Schendt artikel 295, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, in samenhang gel(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021471
pub.
11/12/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 oktober 2002 in zake C. Oudenne tegen de ontvanger der belastingen van Geldenaken en de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 oktober 2002, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 295, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, in samenhang gelezen met artikel 75 van hetzelfde Wetboek, indien dat artikel 295, § 1, in die zin moet worden geïnterpreteerd dat het kohier van een belasting vastgesteld na de feitelijke scheiding of de echtscheiding ten name van een enkele van de echtgenoten of ex-echtgenoten (hierna 'de in het kohier vermelde echtgenoot ') ten aanzien van de beroepsinkomsten die deze heeft verwezenlijkt tijdens het huwelijk op een ogenblik dat de echtgenoten feitelijk gescheiden waren, een uitvoerbare titel tegenover de andere echtgenoot of ex-echtgenoot (hierna 'de niet in het kohier vermelde echtgenoot ') vormt, terwijl artikel 267 van hetzelfde Wetboek de niet in het kohier vermelde echtgenoot niet toestaat bezwaar aan te tekenen tegen die aanslag, waarvan hij overigens niet noodzakelijkerwijze kennis heeft, binnen de bezwaartermijn voorgeschreven in artikel 272 van hetzelfde Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het de niet in het kohier vermelde echtgenoot onderwerpt aan een verschillende regeling ten opzichte van de niet feitelijk gescheiden echtgenoten en overigens van alle andere belastingplichtigen, vanwege het feit dat de niet in het kohier vermelde echtgenoot definitief gehouden is tot een belastingschuld ingekohierd ten name van een derde, zonder enige mogelijkheid om die aanslag te betwisten ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2528 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^