Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 29 november 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vijf arresten van 8 oktober 2002 in zake respectievelijk M.-L. Boeynaems, J.-C. Raes, Y. Della Faille, R. Deton en P. Van Doren tegen de Vlaam « Schenden de artikelen 4, 5 en 7 van de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichti(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021470
pub.
29/11/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vijf arresten van 8 oktober 2002 in zake respectievelijk M.-L. Boeynaems, J.-C. Raes, Y. Della Faille, R. Deton en P. Van Doren tegen de Vlaamse Milieumaatschappij, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 17 en 18 oktober 2002, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 4, 5 en 7 van de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken afzonderlijk genomen of samen met artikel 2 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet in zoverre zij, zonder aanpassing van artikel 2 van de wet van 15 juni 1935 ten aanzien van de inhoud van artikel 24bis van deze wet, als gevolg hebben de beslechting van fiscale geschillen van het hof van beroep op de rechtbank van eerste aanleg over te dragen, met het intrekken van het recht van de belastingplichtige wegens artikel 24bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken om een beroep in de taal van de administratieve beslissing in te dienen en bijgevolg : a) een inbreuk op het beginsel van rechtszekerheid en verdedigingsrecht te maken zonder redelijk en evenredige reden;b) een onevenredig en onredelijk onderscheid ten aanzien van het door de wetgever van 1999 beoogde doel in het leven te roepen tussen, enerzijds, de belastingplichtigen die vóór 6 april 1999 hun beroep voor het hof van beroep ingediend hebben in de taal van de bestreden beslissing die uit de taal van hun keuze voortvloeit, en, anderzijds, de belastingplichtigen die hun beroep na deze datum hebben ingediend voor de rechtbank van eerste aanleg alwaar zij hun beroep niet meer in de taal van de bestreden beslissing die uit de taal van hun keuze voortvloeit, konden indienen;c) een onevenredig en onredelijk onderscheid in het leven te roepen tussen, enerzijds, de Nederlandstalige belastingplichtigen en, anderzijds, de Franstalige belastingplichtigen, beide gedomicilieerd in een van de zes randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik der talen in bestuurszaken in zoverre het recht van de eersten om zich in hun taal tot de rechtbank te wenden blijft terwijl dit recht voor de tweeden opgeheven is (zelfs als de administratieve beslissing waarvan beroep in de door de belastingplichtige gekozen taal opgemaakt blijft) 'op zijn minst wat betreft de geschillen met betrekking tot de taks op vervuild water zoals voorzien door de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging';d) een onevenredig en onredelijk onderscheid in het leven te roepen tussen de belastingplichtigen bedoeld door het wetboek van inkomstenbelastingen en deze bedoeld door de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging in zoverre het recht van de eersten om zich in hun taal tot de rechtbank te wenden blijft terwijl dit recht voor de tweeden opgeheven is.? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2529, 2530, 2531, 2532 en 2533 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.

De griffier, L. Potoms.

^