gepubliceerd op 21 september 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 10 mei 2002 in zake Y. Bausier tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 m « Gegeven het feit dat de gewestelijk directeur van de belastingen of de door hem gedelegeerde ambt(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 10 mei 2002 in zake Y. Bausier tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 mei 2002, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Gegeven het feit dat de gewestelijk directeur van de belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar die beslist over een bezwaarschrift inzake inkomstenbelastingen met toepassing van de artikelen 366 tot 375 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in zijn hoedanigheid van administratieve overheid handelt : 1. Schenden de artikelen 377, tweede lid, 378, tweede lid, en 381 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij : a) de in de inkomstenbelasting aangeslagen belastingplichtigen het recht ontzeggen een betwisting in verband met de inkomstenbelasting in haar geheel voor te leggen aan een rechtsinstantie in de zin van de artikelen 144 tot 146 van de Grondwet;b) niet verhinderen dat een bezwaar afgeleid uit rechtsverval, uit de schending van het gezag van gewijsde of uit de strijdigheid van het interne recht met een bepaling van het gemeenschapsrecht in elk geval voor de eerste keer voor het hof van beroep wordt aangevoerd, terwijl (i) zij verbieden dat bezwaren afgeleid uit een schending van de wet of van de op straffe van nietigheid voorgeschreven procedurevormen voor de eerste keer voor het hof van beroep worden aangevoerd buiten de termijn vastgelegd bij de artikelen 378, tweede lid, en 381 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en terwijl (ii) zij verbieden dat elk ander bezwaar dat uitgaat van feiten die in het bezwaarschrift niet zijn aangevoerd noch ambtshalve door de directeur zijn onderzocht voor de eerste keer voor het hof van beroep wordt aangevoerd ? 2.Schenden de artikelen 377 tot 385 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en 603, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat die bepalingen de in de personenbelasting aangeslagen belastingplichtige het voordeel ontnemen van volwaardige rechtspraak in twee instanties, dat toekomt zowel aan diegenen die belastingen van een analoog economisch belang verschuldigd zijn, als aan de rechtzoekenden die het voorwerp zijn van bestuurshandelingen die, wat de vermogensrechtelijke gevolgen ervan betreft, van een andere aard zijn ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2446 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.