Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 29 september 2001

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 20 augustus 2001 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Namen tegen F. Corentin, waarvan de expeditie ter gr « Voert artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het(...)

bron
arbitragehof
numac
2001021468
pub.
29/09/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 20 augustus 2001 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Namen tegen F. Corentin, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 22 augustus 2001, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voert artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, geïnterpreteerd als slechts rechtgevend op een bestaansminimum toegekend als verhoogde uitkering voor alleenstaanden (artikel 2, § 1, eerste lid, 2°) voor een ouder die enkel samenwoont met een meerderjarig [lees : minderjarig] kind ten laste, op voorwaarde dat dat kind hoofdzakelijk bij hem verblijft, een discriminatie in die in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, tussen, enerzijds, de ouder die hoofdzakelijk verblijft met een minderjarig kind ten laste en, anderzijds, de ouder, die naar gelang van het toegestane bezoekrecht, slechts occasioneel verblijft met een minderjarig kind dat hij eveneens ten laste heeft, doordat enkel de eerste aanspraak kan maken op de toekenning van een bestaansminimum als verhoogde uitkering voor alleenstaande terwijl de tweede slechts aanspraak kan maken op de uitkering voor alleenstaande, terwijl ze beiden dezelfde plicht van opvoeding en onderhoud van het kind vervullen bij het naleven van de gerechtelijke beslissing die op hen betrekking heeft ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2234 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^