Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 07 augustus 2001

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 mei 2001 in zake de n.v. Molenveld tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Schendt artikel 418 WIB/92 het gelijkheidsbeginsel, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondw(...)

bron
arbitragehof
numac
2001021392
pub.
07/08/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 mei 2001 in zake de n.v. Molenveld tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 1 juni 2001, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 418 WIB/92 het gelijkheidsbeginsel, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gezien : 1. de belastingplichtige, in zijn hoedanigheid van schuldeiser bij de terugbetaling van het bedrag van de belastingverhoging na de inwilliging van het bezwaarschrift, geen recht heeft op moratoriuminteresten op grond van artikel 418 WIB/92 daar het Hof van Cassatie reeds in meerdere arresten duidelijk heeft gesteld dat de belastingverhoging geen ` belasting ' is als bedoeld in artikel 308, eerste lid, WIB/64 artikel 418, eerste lid, WIB/92 -, of minstens de Belgische Staat in gebreke moet stellen (artikel 1139 B.W.) dan wel het bewijs van kwade trouw in hoofde van de administratie moet leveren (artikel 1378 B.W.) wil de belastingplichtige aanspraak maken op interesten volgens het gemeen recht, terwijl de wanbetaling van de verschuldigde sommen, waaronder de belastingverhoging, door de belastingplichtige binnen de in artikel 413 WIB/92 gestelde termijn van rechtswege nalatigheidsinteresten oplevert ten bate van de Schatkist ` schuldeiser ' ten bedrage van 0,8 % per kalendermaand (0,7 % vanaf 1 januari 1999) zonder dat de Belgische Staat de belastingplichtige eerst in gebreke moet stellen of het bewijs van kwade trouw in zijnen hoofde moet leveren; 2. artikel 418 WIB/92, zoals toepasbaar vanaf aanslagjaar 1999, automatisch moratoriuminteresten toekent op grond van het Wetboek van Inkomstenbelastingen aan de belastingplichtige ingeval van terugbetaling van een ontheven belastingverhoging, terwijl belastingplichtigen, die op hetzelfde ogenblik een terugbetaling van een belastingverhoging verkrijgen voor enig vorig aanslagjaar niet automatisch moratoriuminteresten ontvangen op grond van het Wetboek van Inkomstenbelastingen, doch slechts op grond van het gemeen recht wat impliceert dat zij moeten aantonen dat er kwade trouw aanwezig is in hoofde van de administratie (artikel 1378 B.W.), ofwel in het andere geval slechts interesten krijgen vanaf het ogenblik van de ingebrekestelling van de Belgische Staat (artikel 1139 B.W.) ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2192 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^