gepubliceerd op 20 juni 2001
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 3 april 2001 in zake de n.v. Borsumij Belgium tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is in « 1. Is het artikel 43, eerste en tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetb(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 3 april 2001 in zake de n.v. Borsumij Belgium tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 april 2001, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Is het artikel 43, eerste en tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet (artikelen 6 en 6bis van de toenmalige Grondwet) wanneer het zou geïnterpreteerd worden als dat het de Koning zou toelaten een medeschuldenaarschap of hoofdelijke aansprakelijkheid in te voeren voor de BTW in hoofde van de leverancier van de belastingplichtige in het geval dat deze laatste zich ten onrechte op de vrijstelling van voornoemd artikel 43 zou hebben beroepen, zelfs zonder dat van een opzettelijke overtreding van de leverancier sprake zou zijn, terwijl een contractant in de regel en burgerrechtelijk niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van zijn medecontractant ? 2. Is het artikel 70, § 4, tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet (artikelen 6 en 6bis van de toenmalige Grondwet) wanneer het zou geïnterpreteerd worden als dat een medecontractant-leverancier hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de BTW, de intresten en de geldboeten verschuldigd door een belastingplichtige-afnemer in het geval dat deze laatste zich ten onrechte op de vrijstelling van voornoemd artikel 43 zou hebben beroepen, zelfs als de eerstgenoemde geen opzettelijke overtreding ten laste kan worden gelegd, terwijl in het burgerlijk recht en in andere fiscale wetboeken van dergelijk automatisch medeschuldenaarschap geen sprake is ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2160 van de rol van het Hof. De griffier, P.-Y. Dutilleux.