Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 08 september 2000

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 87.162 van 10 mei 2000 in zake de n.v. Belgacom Directory Services tegen de stad Luik, waarvan de expeditie ter griffie van h(...) « Doen de artikelen 112 en 114 van de nieuwe gemeentewet, in zoverre zij een wijze van bekendmaking(...)

bron
arbitragehof
numac
2000021428
pub.
08/09/2000
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 87.162 van 10 mei 2000 in zake de n.v. Belgacom Directory Services (BDS) tegen de stad Luik, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 mei 2000, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Doen de artikelen 112 en 114 van de nieuwe gemeentewet, in zoverre zij een wijze van bekendmaking door aanplakking invoeren van de reglementen en verordeningen van de gemeentelijke overheden die ingeroepen kan worden tegen eender wie, met inbegrip van de personen van buiten de gemeente, inzonderheid voor de berekening van de verjaringstermijn van de beroepen tot nietigverklaring voor de Raad van State, geen discriminatie ontstaan tussen de genoemde personen en de bewoners van de gemeente, die in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1973 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 87.282 van 16 mei 2000 in zake D. Derese en P. Louis tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 mei 2000, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 10, 1°, van de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die wetsbepaling de bekrachtiging inhoudt, met terugwerkende kracht namelijk op dag van de inwerkingtreding ervan van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, welk koninklijk besluit overigens het voorwerp is geweest van een geschil voor de Raad van State ? » 2.« Schendt artikel 10, 1°, van de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 182 ervan, voorzover dat artikel 10 niet vernietigd is bij arrest nr. 52/99 van 26 mei 1999 van het Arbitragehof, in zoverre het de bekrachtiging inhoudt van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, op de grond dat in de wet van 12 december 1997 voor de Koning niet de bevoegdheid vervat ligt om een bij de Grondwet aan de wetgever voorbehouden aangelegenheid te regelen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1976 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 7 juni 2000 in zake het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten tegen de stad Saint-Hubert en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 20 juni 2000, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Neufchâteau de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën en artikel 34 van de wet van 15 mei 1846 op de Rijkscomptabiliteit de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, doordat die bepalingen de schuldvorderingen voortvloeiende uit schade geleden door een particulier ten gevolge van een fout begaan door het Waalse Gewest in het kader van zijn opdracht ten aanzien van de gemeentebossen, aan de vijfjarige verjaring onderwerpen, terwijl diezelfde schuldvorderingen aan die verjaring ontsnappen indien het nadeel kan worden toegerekend aan een particulier of aan een gemeente ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1980 van de rol van het Hof en werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 1915.

De griffier, L. Potoms.

^