Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 28 juni 2000

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 11 mei 2000 in zake M. Clarisse tegen P. Clarisse, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 24 mei 200 « Schenden de artikelen 370, § 5, juncto 346, eerste lid, en 368, § 3, eerste lid, van he(...)

bron
arbitragehof
numac
2000021313
pub.
28/06/2000
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 11 mei 2000 in zake M. Clarisse tegen P. Clarisse, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 24 mei 2000, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 370, § 5, juncto 346, eerste lid, en 368, § 3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij het absoluut onmogelijk maken dat een ten volle geadopteerd kind tijdens het leven van de adoptant(en) opnieuw wordt geadopteerd, terwijl voor alle andere categorieën kinderen, die in dezelfde situatie van breuk met hun ouders verkeren, die mogelijkheid tijdens het leven van hun ouder(s) wel bestaat ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1970 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 24 en 25 mei 2000 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 25 en 26 mei 2000, hebben respectievelijk de voorzitter van het Vlaams Parlement, Paleis der Natie, Natieplein 2, 1011 Brussel, en de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van : - de organisatieafdeling 11, programma 3, basisallocatie 33.05, en artikel 1, in zoverre het betrekking heeft op die basisallocatie, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 juli 1998 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 november 1999, tweede uitgave), en - de organisatieafdeling 11, programma 3, basisallocatie 33.05, en de artikelen 1 en 37, in zoverre zij betrekking hebben op die basisallocatie, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 juli 1998 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 1999 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 januari 2000, eerste uitgave), wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.

Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1971 en 1972 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beslissing van 23 mei 2000 in zake M. Bal, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 mei 2000, heeft de Commissie van beroep ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 141 in samenhang gelezen met artikel 146 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorgingen en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 samengelezen met artikel 156 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorgingen en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet op zichzelf gezien, samengelezen met eendeels arttikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en anderdeels artikel 14.1 van het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten, in de mate dat deze artikelen zouden inhouden dat eendeels een betwisting omtrent een verbod tot tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige verstrekkingen door de in artikelen 142 en 156 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 bij het RIZIV bedoelde Beperkte Kamer en Commissie van Beroep worden behandeld, en anderdeels het onderzoek naar en bevindingen omtrent een verbod tot tegemoetkoming in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen plaatsvindt door de overeenkomstig artikel 146 in dienst en in opdracht van de Dienst voor geneeskundige controle handelende ambtenaren terwijl iedere betwisting tussen de verzekerde (of in voorkomend geval zorgverlener) en het RIZIV zelf aan de gewone rechtbanken en daar verleende waarborgen, o.a. middels de tussenkomst van een onafhankelijk en ondeelbaar auditoraat worden onderworpen, bedoeld in artikelen 580, 581 en 583 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 167 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorgingen en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en artikelen 138, 140, 145, 152 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1975 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^