gepubliceerd op 13 mei 2000
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij elk van de arresten nrs. 85.654, 85.655 en 85.656 van 29 februari 2000 in zake M. Baetsle en de stad Tielt tegen het Vlaamse Gewest, waarvan d « 1. Schendt artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 [houdende sociale bepalingen] de artikelen 10 (...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij elk van de arresten nrs. 85.654, 85.655 en 85.656 van 29 februari    2000 in zake M. Baetsle en de stad Tielt tegen het Vlaamse Gewest,    waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen    op 31 maart en 3 april 2000, heeft de Raad van State de volgende    prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schendt artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 [houdende sociale    bepalingen] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door, ter uitvoering    van artikel 11 van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's    lands concurrentievermogen, het koninklijk besluit van 24 december    1993 te bekrachtigen ook in zoverre dat besluit een loonmatiging    oplegt aan het in artikel 1, § 2, 5°, bedoelde overheidspersoneel    wanneer aldus een regeling wordt ingesteld waarbij twee verschillende    categorieën van personen gelijk worden behandeld, te weten de personen    ten opzichte van wie de Koning overeenkomstig de wet van 6 januari    1989 wel degelijk een loonmatiging mocht opleggen en de personen ten    opzichte waarvan Hij krachtens de wet van 6 januari 1989 niet regelend    mocht optreden ? 2. Schendt artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 de artikelen 10 en    11 van de Grondwet door, ter uitvoering van artikel 11 van de wet van    6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, het    koninklijk besluit van 24 december 1993 te bekrachtigen wanneer    daarmee aan een bepaalde categorie van personen, met name het    overheidspersoneel, het recht wordt ontnomen om zich voor de bevoegde    rechter overeenkomstig artikel 159 van de Grondwet te beroepen op de    onwettigheid van het koninklijk besluit van 24 december 1993 teneinde    aldus te beletten dat een vóór de inwerkingtreding van de wet van 30    maart 1994 ingevoerde regeling door de toezichthoudende overheid    vernietigd wordt wegens schending van een wet waaraan retroactieve    uitwerking is verleend ? »    Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1931, 1932 en 1936 van de    rol van het Hof en werden samengevoegd.   De griffier,    L. Potoms.