gepubliceerd op 16 mei 2000
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 maart 2000 in zake E. Lambert en C. Belaire tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is in 1. Het fiscale voordeel kan maar aan één enkele belastingplichtige worden toegekend, zodat aan de a(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 maart 2000 in zake E. Lambert en C. Belaire tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 maart 2000, heeft het Hof van Beroep te Luik « de [prejudiciële] vraag gesteld naar de bestaanbaarheid van artikel 140 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vanuit volgende benaderingen : 1. Het fiscale voordeel kan maar aan één enkele belastingplichtige worden toegekend, zodat aan de andere elk persoonlijk recht op dat fiscale voordeel wordt ontzegd, al zij het gedeeltelijk, terwijl het evenwel gaat om gemeenschappelijke kinderen en het wettelijke criterium voor het bepalen van de begunstigde van het voordeel in se door beide belastingplichtigen kan worden vervuld.2. Kan de aanwijzing van de begunstigde van het fiscale voordeel redelijkerwijs voortvloeien uit een criterium dat, enerzijds, betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer van het paar en een inmenging daarin inhoudt vanwege de bewijslast en de jurisdictionele controle die daarmee gepaard gaan, en dat, anderzijds, ofwel een keuze oplegt en dus een noodzakelijke ongelijkheid op dit gebied, ofwel niet de mogelijkheid biedt gevolgen te trekken uit een bevestiging of een vaststelling van gelijkheid ? 3.De regeling die van toepassing is op de ongehuwd samenwonenden verschilt van de regeling voor gehuwde belastingplichtigen, die elk beschikken over een objectief en abstract criterium voor het bepalen van de begunstigde van het fiscale voordeel, waarbij geenszins het domein van hun persoonlijke levenssfeer wordt betreden, in casu het bedrag van de inkomsten, en die de automatische overdracht van het overschot van het voordeel naar de inkomsten van het andere lid van het paar genieten, terwijl voor de ongehuwd samenwonenden die overdracht facultatief is en alleen geldt voor de belastingplichtige die het fiscale voordeel geniet (cf. de artikelen 140, tweede lid, en 134, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 1910 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 14 maart 2000 in zake C. Gallet tegen de Franse Gemeenschap, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 22 maart 2000, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet doordat die bepaling voorziet in een bijzondere verjaringstermijn ten aanzien van de particulieren die met toepassing van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek houder zijn van een schuldvordering tot schadevergoeding ten gevolge van een fout van de Staat of van de Gemeenschap die hem is opgevolgd, ten opzichte van de particulieren die houder zijn van een soortgelijke schuldvordering ten gevolge van een fout van een andere particulier ? » 2.« Schendt artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet doordat die bepaling voorziet in een verschillende verjaringstermijn voor de bestuurden die met toepassing van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek houder zijn van een schuldvordering tot schadevergoeding ten gevolge van een foutieve handeling die door de Raad van State nietig werd verklaard, naargelang de nietig verklaarde handeling uitgaat, enerzijds, van de Staat of van de Gemeenschap die hem is opgevolgd of, anderzijds, van een andere administratieve overheid ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1915 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 april 2000 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 april 2000, is beroep tot vernietiging en een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 3.1, 3.4, 8, 27, 34, 36, 39, 44, 45, 54 en 62 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1999), wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en gewesten, en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door de n.v. Tony Rus Activities, met maatschappelijke zetel te 3660 Opglabbeek, Weg naar Meeuwen 46, de n.v. Lerus Centers, met maatschappelijke zetel te 3660 Opglabbeek, Weg naar Meeuwen 46, de n.v. Lerus Centers Hasselt, met maatschappelijke zetel te 3500 Hasselt, Maastrichterstraat 49, bus 22, de n.v. Lerus Centers Sint-Truiden, met maatschappelijke zetel te 3800 Sint-Truiden, Diesterstraat 44, de b.v.b.a. Royal Diamond, met maatschappelijke zetel te 3970 Leopoldsburg, Stationsstraat 66, de b.v.b.a. Royal Ascot, met maatschappelijke zetel te 3600 Genk, Hoevenzavellaan 28, en de b.v.b.a. Royal Crown, met maatschappelijke zetel te 3290 Diest, Grote Markt 30.
Die zaak is ingeschreven onder nummer 1941 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.