Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 27 april 1999

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 78.707 van 11 februari 1999 in zake N. Demelenne tegen de gemeente Neupré en het Waalse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie va « Zijn de indertijd geldende bepalingen van artikel 42bis juncto artikel 45, § 2, van het Waal(...)

bron
arbitragehof
numac
1999021201
pub.
27/04/1999
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 78.707 van 11 februari 1999 in zake N. Demelenne tegen de gemeente Neupré en het Waalse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 maart 1999, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Zijn de indertijd geldende bepalingen van artikel 42bis juncto artikel 45, § 2, van het Waals Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen of in samenhang met artikel 1 van het eerste aanvullend protocol bij het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, voor zover die voorschrijven dat, in de omstandigheden die ze bepalen, een bouwvergunning die door een gemeente wordt aangevraagd, wordt afgegeven door het college van burgemeester en schepenen, een orgaan van de gemeente, terwijl bouwvergunningen die in andere omstandigheden door gemeenten worden aangevraagd en bouwvergunningen aangevraagd door andere publiekrechtelijke rechtspersonen, worden afgegeven door een andere overheid dan die welke ze heeft aangevraagd, net zoals uiteraard bouwvergunningen die door privé-personen worden aangevraagd ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1637 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 16 maart 1999 in zake R. Lumay tegen R. Cremers, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 maart 1999, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 1 juli 1974, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het een verschil in behandeling instelt tussen de schuldenaar van een uitkering tot onderhoud die werd toegestaan krachtens de artikelen 306 en 307 van het Burgerlijk Wetboek, uitkering die hoger kan zijn dan een derde van de inkomsten van de onderhoudsplichtige, en de schuldenaar van een uitkering tot onderhoud toegestaan op grond van artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek, uitkering die met toepassing van paragraaf 4 ervan niet meer mag bedragen dan een derde van de inkomsten van de tot uitkering gehouden echtgenoot ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1646 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^