gepubliceerd op 10 juli 1997
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 66.425 van 28 mei 1997 in zake D. Verelst tegen de Vlaamse Autonome Hogeschool Antwerpen en de Vlaamse Gemeenschap, waarvan de expe 1. « Schendt artikel 317 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse (...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 66.425 van 28 mei 1997 in zake D. Verelst tegen de Vlaamse Autonome Hogeschool Antwerpen en de Vlaamse Gemeenschap, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 9 juni 1997, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 317 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, zoals aangevuld bij artikel 133 van het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII, artikel 24, 5, van de Grondwet doordat het aan de Vlaamse regering en aan de hogeschoolbesturen normatieve bevoegdheden toekent met betrekking tot de inrichting van het onderwijs ? » Voor het geval dat het antwoord op de eerste vraag negatief is wordt een tweede vraag gesteld : 2.« Schenden de artikelen 133 en 148, 5°, van voornoemd decreet van 8 juli 1996 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet of de artikelen 146 en 160 van de Grondwet in zoverre zij met uitwerking op 1 januari 1996 artikel 317 van bovengenoemd decreet van 13 juli 1994 aanvullen terwijl de Raad van State [een] onder meer op het nog niet aangevulde artikel 317 gesteunde vordering tot schorsing heeft toegewezen bij zijn arrest nr. 60.977, Verelst, van 15 juli 1996, en terwijl het desbetreffende geding over de grond van de zaak bij de Raad van State hangende is ? » Voor het geval dat het antwoord op de eerste en de tweede vraag negatief is wordt een derde vraag gesteld : 3. « Schendt artikel 323, 2, van voornoemd decreet van 13 juli 1994 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het voor personeelsleden belast met artistiekgebonden onderwijsactiviteiten bepaalt dat zij hun vroegere salarisschaal behouden, terwijl voor de overige personeelsleden het behoud van het vroegere salaris wordt gegarandeerd en voor de lesgevers door artikel 326bis, 3, van het decreet eveneens wordt bepaald dat zij het behoud van hun bezoldiging per 30 juni 1995 gewaarborgd krijgen, en terwijl artikel 323, 2, voormeld, deel uitmaakt van de overgangsbepalingen die op grond van het vertrouwensbeginsel zouden moeten voorzien in het behoud van de verkregen rechten van alle personeelsleden zonder onderscheid ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1099 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.