gepubliceerd op 04 mei 2010
Besluit inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgas-emissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto
22 APRIL 2010. - Besluit inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgas-emissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het
koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
08/03/1989
pub.
07/11/2014
numac
2014031896
bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer
sluiten tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1989, artikel 3, § 3;
Gelet op de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto, artikel 19, § 2 en artikel 20, § 2;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 8 april 2009;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 23 april 2009;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 januari 2010;
Gelet op het advies 47.796/3 van de Raad van State, gegeven op 3 maart 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het Samenwerkingsakkoord van 19 februari 2007 tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het protocol van Kyoto goedgekeurd door de ordonnantie van 31 januari 2008 houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het protocol van Kyoto voorziet in de bevoegdheidsverdeling tussen de deelstaten wat betreft de verzoeken tot goedkeuring aangaande projectactiviteiten.
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu en Energie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « ordonnantie » : de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto;2° « permanent secretariaat » : het permanent secretariaat van de Nationale klimaatcommissie; 3° « beslissing 3/CMP.1 » : beslissing 3/CMP.1 inzake modaliteiten en procedures voor een mechanisme voor schone ontwikkeling zoals gedefinieerd in artikel 12 van het Protocol van Kyoto; 4° « beslissing 9/CMP.1 » : beslissing 9/CMP.1 inzake richtsnoeren voor de implementatie van artikel 6 van het Protocol van Kyoto; 5° « ontwerpdocument » : document dat het voorstel van een projectactiviteit herneemt, zoals gepubliceerd door het secretariaat van het RVNKV, en bedoeld : - in het geval van een CDM- projectactiviteit, in punt 5, (m), van de bijlage bij de beslissing 3/CMP.1; - in het geval van een JI-projectactiviteit, in punt 3, e) van de bijlage bij de beslissing 9/CMP.1; 6° « first track JI-projectactiviteit » : JI-projectactiviteit waarop de procedure, bedoeld in afdeling E van de bijlage bij de beslissing 9/CMP.1, niet van toepassing is; 7° « second track JI-projectactiviteit » : JI-projectactiviteit waarop de procedure, vermeld in sectie E van de bijlage bij de beslissing 9/CMP.1, van toepassing is. HOOFDSTUK II. - Flexibiliteitsmechanismen Gebruik en beheer van Kyoto-eenheden
Art. 2.Het Instituut is belast met het beheer en het gebruik van de Kyoto-eenheden.
Het beheer en gebruik omvat onder meer de beslissingen inzake de aankoop of verkoop van Kyoto-eenheden. Vooraleer het Instituut zulke beslissing neemt, vraagt het de toestemming aan de Regering.
Goedkeuring van projectactiviteiten
Art. 3.Het Instituut is belast met de goedkeuring van projectactiviteiten, JI en CDM. Het controleert de selectiecriteria, vermeld in artikel 5, en is belast met de procedure van goedkeuring, zoals vermeld in artikel 6.
Selectiecriteria
Art. 4.Het Instituut keurt geen enkele in artikel 4 bedoelde projectactiviteit goed die niet aan de onderstaande criteria voldoet : 1° De projectactiviteit levert een reële bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen op vlak van duurzame ontwikkeling van het beoogde gastland;2° De projectactiviteit mag niet, in het voordeel ervan, leiden tot een onttrekking van de van overheidswege geleverde ontwikkelingshulp overeenkomstig de werken van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling besproken werden en overeenkomstig de beslissingen van de Raad van bestuur krachtens artikel 12 van het Protocol van Kyoto en het Comité van toezicht krachtens artikel 6 van datzelfde Protocol;3° De deelname van personen aan een projectactiviteit is verenigbaar met de overeenkomstig het RVNKV of het Protocol van Kyoto relevante en goedgekeurde oriëntaties, modaliteiten en procedures om hulp te bieden aan de ontwikkelingslanden en aan de landen met een overgangseconomie waar projectactiviteiten worden georganiseerd om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te halen;4° De beoogde projectactiviteit doet geen afbreuk aan het vermogen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om zijn in het kader van andere internationale overeenkomsten aangegane verplichtingen na te komen, met name met betrekking tot het behoud van de biodiversiteit, de strijd tegen woestijnvorming en de afbraak van de ozonlaag;5° De beoogde projectactiviteit berokkent noch direct, noch indirect ernstige schade aan het leefmilieu of de gezondheid van de bevolking van een andere Staat dan degene waarin de uitvoering van de activiteit in kwestie beoogd wordt;6° De beoogde projectactiviteit doet geen afbreuk aan de belangen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot zijn externe relaties;7° Voor elke JI-projectactiviteit worden het referentieniveau en het plan van toezicht overeenkomstig de richtlijnen van de beslissingen opgesteld, die op basis van het RVNKV of het Protocol van Kyoto genomen werden, zoals gepreciseerd in artikel 11ter, 1.van de Richtlijn 2004/101/CE van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgas-emissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectgebonden mechanismen van het Protocol van Kyoto. 8° Voor een projectactiviteit in verband met de productie van waterkrachtelektriciteit met een productiecapaciteit van meer dan 20 MW, respecteert de beoogde projectactiviteit de relevante internationale normen en richtlijnen, met inbegrip van die die in het eindrapport van 2000 met als titel : " Dams and Development- A new Framework for Decision-Making " van de Wereldcommissie voor stuwdammen opgenomen werden, om vast te stellen of de projecten inzake de productie van waterkrachtelektriciteit een negatieve invloed hebben op het leefmilieu of op sociaal vlak. Procedure voor goedkeuring van projectactiviteiten
Art. 5.§ 1. Eenieder die een projectactiviteit onderneemt, die valt onder de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dient een verzoek tot goedkeuring in bij het Instituut, op papier of in elektronisch formaat. § 2. De behandeling van het verzoek tot goedkeuring verloopt de volgende wijze : 1° Het Instituut bevestigt de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring en deelt de aanvrager de behandelingstermijnen mee;2° Het Instituut brengt het permanent secretariaat op de hoogte van de ontvangst van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit;3° Het Instituut gaat na of het dossier van het verzoek tot goedkeuring volledig is.Wanneer het van oordeel is dat het dossier alle elementen bevat, die nodig zijn om een beslissing te kunnen nemen, brengt het de aanvrager hiervan op de hoogte en onderzoekt het dossier. Indien het dit nuttig acht, kan het Instituut de aanvrager te allen tijd om aanvullende informatie of documenten vragen, die nodig zijn voor het onderzoek van het dossier. § 3. Het Instituut spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden, die ingaat vanaf de kennisgeving zoals bedoeld in paragraaf 2, 1°.
Indien het dit nodig acht, kan het Instituut om aanvullende informatie over de projectactiviteit vragen, waarbij, in voorkomend geval, een bijkomende termijn van een maand van toepassing is. § 4. Wanneer het Instituut beslist om een projectactiviteit goed te keuren, brengt het de aanvrager van zijn beslissing op de hoogte door middel van een aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst en het permanent secretariaat door middel van een in naam van het Instituut ondertekende brief. § 5. Wanneer het Instituut weigert om een projectactiviteit goed te keuren, brengt het de aanvrager van deze beslissing op de hoogte door middel van een aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst. § 6. Als het Instituut een herziening wil maken verrichten van een goedgekeurde projectactiviteit ter uitvoering van de beslissing 3/CMP.1 of de beslissing 9/CMP.1, brengt het Instituut de Voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie hiervan schriftelijk op de hoogte.
Regels voor de indiening van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit
Art. 6.§ 1. Een verzoek tot goedkeuring van een CDM- projectactiviteit wordt opgesteld overeenkomstig het modelformulier dat in bijlage 1 van dit besluit is opgenomen. § 2. Een verzoek tot goedkeuring van een first track JI-projectactiviteit wordt opgesteld overeenkomstig het modelformulier dat in bijlage 2 van dit besluit is opgenomen. § 3. Een verzoek tot goedkeuring van een second track JI-projectactiviteit wordt opgesteld overeenkomstig het modelformulier dat in bijlage 3 van dit besluit is opgenomen. § 4. De formulieren worden door het Instituut op zijn website ter beschikking gesteld.
Verslag aan de Regering
Art. 7.Het Instituut stelt jaarlijks een verslag op over het gebruik en het beheer van de Kyoto-eenheden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals over de goedkeuring van de JI- en de CDM-projectactiviteiten. Dat verslag wordt overgemaakt aan de Minister, die het aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering meedeelt. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Inwerkingtreding
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Uitvoering
Art. 9.De minister bevoegd voor Leefmilieu en Energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 april 2010. voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto.
Brussel, 22 april 2010.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. HUYTEBROECK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto.
Brussel, 22 april 2010.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. HUYTEBROECK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto.
Brussel, 22 april 2010.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. HUYTEBROECK