gepubliceerd op 11 december 2020
Besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het politiebesluit van 4 november 2020 dat uithuiszettingen tijdelijk verbiedt
11 DECEMBER 2020. - Besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het politiebesluit van 4 november 2020 dat uithuiszettingen tijdelijk verbiedt
De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op artikel 166, § 2 van de Grondwet;
Gelet op artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014;
Gelet op artikel 128 van de provincie wet van 30 april 1836Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1836 pub. 07/12/2000 numac 2000000913 bron ministerie van binnenlandse zaken Provinciewet. - Duitse vertaling sluiten;
Gelet op artikel 11 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, zoals vervangen door de wet van 7 december 1998;
Gelet op artikel 4, § 2quater, 1° van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, zoals gewijzigd door de wet van 6 januari 2014;
Gelet op het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis door het coronavirus COVID-19;
Gelet op het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 28 november 2020, en meer bepaald op artikel 27, § 1, tweede lid waarin bepaald is dat "wanneer de burgemeester of de gouverneur door het gezondheidsorganisme van de betrokken gefedereerde entiteit wordt ingelicht over een plaatselijke toename van de epidemie op diens grondgebied, of wanneer hij dit vaststelt, hij bijkomende maatregelen moet nemen vereist door de situatie";
Gelet op onze politiebesluiten van 26 oktober 2020 tot bepaling van bijkomende maatregelen naast degene die bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en tot uitvaardiging van een avondklok van 22 tot 6 uur op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gewijzigd bij de politiebesluiten van respectievelijk 3 november 2020 en 17 november 2020;
Gelet op het voorafgaande overleg met het nationaal Crisiscentrum en de coronacommissaris die door de federale staat is aangesteld voor de beheersing van de COVID-19-crisis;
Gelet op de epidemiologische rapporten opgesteld door Sciensano;
Overwegende artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarbij het voorzorgsbeginsel in het kader van de internationale gezondheidscrisis en de actieve voorbereiding op de mogelijkheid van dergelijke crisissen tot regel wordt verheven; overwegende dat dit beginsel inhoudt dat wanneer een ernstig risico zich zeer waarschijnlijk zal voordoen, de overheid dringende en voorlopige maatregelen dient te nemen;
Overwegende de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied, en in België; dat na een afname van het aantal besmettingen die zich in mei inzette, er vanaf oktober een tweede besmettingsgolf op gang kwam;
Overwegende dat ons land op nationaal niveau in alarmniveau 4 (zeer hoge alertheid) blijft;
Overwegende dat het dagelijks gemiddelde van nieuwe besmettingen met het coronavirus COVID-19 in België over de laatste zeven dagen is gestegen tot 2.163 bevestigde positieve gevallen op 6 december 2020;
Overwegende dat deze evolutie tot gevolg heeft dat de bezettingsgraad van de ziekenhuizen, in het bijzonder van de diensten van de intensieve zorg, kritiek blijft; dat op 6 december 2020 in totaal 3.213 patiënten waren opgenomen in de Belgische ziekenhuizen; dat op diezelfde datum in totaal 739 patiënten waren opgenomen op de diensten van de intensieve zorg; dat de druk op de ziekenhuizen en op de continuïteit van de niet-COVID-19-zorg nog zeer hoog blijft en dat dit een aanzienlijk effect kan hebben op de volksgezondheid; dat de ziekenhuizen blijven kampen met personeelsuitval wegens ziekte en dat dit leidt tot een tekort aan personeel in de zorgsector; dat de opvang van patiënten op het grondgebied onder druk blijft staan;
Overwegende dat de epidemiologische situatie nog steeds zeer ernstig en precair is; dat de incidentie nog 278 op 100.000 inwoners bedraagt; dat de druk op de ziekenhuizen en andere zorgverleners hoog blijft; dat een verdere daling van de cijfers noodzakelijk is om uit deze gevaarlijke epidemiologische situatie te geraken; dat verregaande en ingrijpende maatregelen noodzakelijk blijven om de situatie onder controle te houden;
Overwegende dat hoewel begin december een lichte daling van het aantal besmettingen werd vastgesteld, die trend sinds enkele dagen blijkt te stagneren en er zich sinds 8 december zelfs opnieuw een stijging aftekent;
Overwegende dat iedere versoepelingsmaatregel gekoppeld moet worden aan de voorwaarde dat gedurende drie weken een stabiele verbetering van de gezondheidssituatie wordt vastgesteld; dat die vaststelling nog niet gemaakt kan worden;
Overwegende dat moet worden verzekerd dat een dalende trend aangehouden blijft en dat de inspanningen die door de gehele bevolking en alle getroffen sectoren, waaronder de economische en de zorgsector, zijn verricht, niet teniet worden gedaan; dat enkel zeer strikte maatregelen ervoor kunnen zorgen dat de situatie opnieuw onder controle komt;
Overwegende dat het gevaar zich nog steeds uitstrekt over het gehele gewestelijke grondgebied; dat het van belang is dat er een maximale coherentie bestaat bij het nemen van maatregelen voor de handhaving van de openbare orde, teneinde de efficiëntie ervan te maximaliseren;
Overwegende dat het noodzakelijk is om bijzondere aandacht te besteden aan situaties die een aanzienlijk risico op verspreiding van het virus met zich meebrengen en om situaties te blijven verbieden die gelet op de huidige omstandigheden te nauwe contacten tussen individuen impliceren en/of de opvang van besmette personen bemoeilijken;
Overwegende dat de bijzondere situatie van de Brusselse huurmarkt in vergelijking met de andere gewesten vereist dat er specifieke maatregelen worden genomen; dat het percentage huurders en personen onder de armoederisicodrempel in Brussel aanzienlijk hoger ligt dan in de andere gewesten;
Overwegende dat de bijzonder kwetsbare situatie van bewoners zonder recht of titel, die in Brussel talrijker zijn dan in de andere gewesten, eveneens rechtvaardigt dat er specifieke maatregelen worden genomen;
Overwegende dat de situatie begin januari opnieuw zal worden geëvalueerd;
Overwegende dat de verlenging van het verbod op uithuiszettingen tot 15 januari 2021 zal bijdragen tot het beperken van het aantal verplaatsingen, contacten en opvangen in een periode die vanuit sanitair oogpunt nog altijd zeer delicaat is;
Overwegende dat de verlenging tot 15 januari in het licht van de maatregelen die door de minister van Binnenlandse Zaken zijn genomen, gerechtvaardigd is; dat de nationale maatregelen om het virus te bestrijden van toepassing zijn tot 15 januari aanstaande, de dag waarop de gezondheidssituatie en de relevantie van de genomen maatregelen opnieuw zullen worden onderzocht; dat het aangewezen is om voor onderhavige maatregel diezelfde deadline aan te houden;
Overwegende dat de voorziene maatregelen van dien aard zijn om, enerzijds, het aantal acute besmettingen te verminderen en de ziekenhuizen en de diensten van de intensieve zorg te ontlasten, en om, anderzijds, meer tijd te geven aan de wetenschappers om efficiënte behandelingen en vaccins te ontwikkelen; dat deze maatregelen eveneens de contact tracing kunnen vergemakkelijken;
Overwegende dat de aldus vastgelegde verbodsmaatregel beperkt en proportioneel is, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat uithuiszettingen tijdelijk verbiedt, worden de woorden "13 december 2020" vervangen door de woorden "15 januari 2021"
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Overeenkomstig artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan een beroep tot nietigverklaring van dit besluit worden ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State, wegens schending van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht. Het verzoek tot nietigverklaring moet, op straffe van onontvankelijkheid, worden ingediend binnen de 60 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het verzoekschrift wordt ofwel per post aangetekend verzonden naar de griffie van de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, ofwel wordt het ingediend volgens de elektronische procedure met behulp van de identiteitskaart op de beveiligde website van de Raad van State http://eproadmin.raadvst-consetat.be. Er kan tevens een vordering tot schorsing van het besluit worden ingediend, conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State.
Brussel, 11 december 2020.
R. VERVOORT