Etaamb.openjustice.be
Arrest van 01 maart 2002
gepubliceerd op 09 augustus 2002

Besluit betreffende het budgettair, financieel, en boekhoudkundig beheer van het Mediacentrum, dienst met autonoom beheer

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2002033036
pub.
09/08/2002
prom.
01/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/01/2002033036/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 MAART 2002. - Besluit betreffende het budgettair, financieel, en boekhoudkundig beheer van het Mediacentrum, dienst met autonoom beheer


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op het programmadecreet van 7 januari 2002, inzonderheid op de artikelen 24 en 25;

Gelet op het akkoord van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 januari 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 28 februari 2002;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de werkwijze van de dienst met autonoom beheer onverwijld moet worden geregeld ten einde het programmadecreet van 7 januari 2002, dat op 1 januari 2002 uitwerking heeft, te kunnen omzetten en dat het decreet van 3 december 2001 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002 in de budgettaire scheiding voorziet;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Administratieve Organisatie, Begroting, Media, Bibliotheken en Verhuring van materieel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voorliggend besluit regelt het budgettair, financieel en boekhoudkundig bestuur van het Mediacentrum, dienst met autonoom beheer, hierna « Centrum » genoemd.

Behoudens afwijkende bepalingen van voorliggend besluit zijn de bepalingen van titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, van toepassing op het Centrum.

Art. 2.Het Centrum maakt jaarlijks een activiteitenverslag en een begroting met alle ontvangsten en uitgaven op overeenkomstig de aanwijzingen van de Minister die voor het Centrum bevoegd is.

Art. 3.De begroting omvat 3 afdelingen : - de lopende verrichtingen; - de kapitaalverrichtingen; - de verrichtingen voor derden.

Het Centrum maakt de Minister bevoegd inzake Financiën de begrotingstabel en elke wijziging ter goedkeuring over.

Art. 4.De ontvangsten omvatten de tijdens het betrokken begrotingsjaar ontstaande rechten van allerhande aard en de eventuele subsidies en dotaties.

Art. 5.Wordt de begroting van de Duitstalige Gemeenschap niet vóór het begin van het bedoelde begrotingsjaar goedgekeurd, dan mogen vanaf 1 januari dezelfde verrichtingen uitgevoerd worden als die die in de voorafgaande begrotingen goedgekeurd waren.

Art. 6.Op het einde van elk jaar maakt het Centrum een rekening over de kasverrichtingen, een rekening van uitvoering van de begroting en een rekening over de bezittingen op. Bovendien worden een resultatenrekening en een balans opgemaakt.

De voormelde rekeningen worden de algemene rekening van de Duitstalige Gemeenschap bijgevoegd.

De dienst maakt deze documenten aan de Minister bevoegd inzake Financiën vóór 31 maart van het volgend jaar over. De Minister stelt ze ten laatste op 30 april ter beschikking van het Rekenhof.

Art. 7.De uitgaven mogen niet hoger liggen dan de ontvangsten.

Art. 8.Op het einde van het boekjaar wordt het batig saldo : 1° wat de kapitaalverrichtingen betreft : aan de kapitaalontvangsten van het volgende begrotingsjaar toegevoegd;2° wat de lopende verrichtingen betreft : geheel of gedeeltelijk, ofwel aan de ontvangsten van de lopende verrichtingen ofwel aan de ontvangsten van de kapitaalverrichtingen van het volgende begrotingsjaar toegevoegd.

Art. 9.De op het einde van het jaar beschikbare saldi mogen vanaf het begin van het volgende jaar gebruikt worden.

Art. 10.De door de bevoegde minister aangewezen en vóór het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige van het Centrum is belast met : 1° de aanwending en de bewaring van de geldmiddelen en van het goederenkapitaal;2° de opmaking en de bewaring van de documenten bedoeld in artikel 6;3° de boekhouding van de bezittingen;4° de regelmatige jaarlijkse opmaking van een « vermogensinventaris ».

Art. 11.Het houden van een kassa is toegelaten. De liquiditeiten mogen het bedrag van euro 2.500 niet overschrijden.

Art. 12.De directeur van het Centrum wordt als ordonnateur aangewezen.

Art. 13.De inschrijvingen worden door de Thesaurie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap gecontroleerd.

Art. 14.De uitgaven worden rechtstreeks, zonder visum van het Rekenhof, door het Centrum gedaan.

Art. 15.Het Rekenhof kan een controle ter plaatse uitvoeren. Het kan zich te allen tijde alle bewijsstukken, ramingen, inlichtingen en uitleggingen over de ontvangsten, uitgaven, bezittingen en schulden laten verschaffen.

Art. 16.Het Centrum wordt door een adviesraad bijgestaan.

De adviesraad heeft als opdracht : 1° de leiding van het Centrum te adviseren; 2° de Regering over elk vraagstuk m.b.t. het Centrum te adviseren; 3° een advies uit te brengen over het activiteitenverslag, de rekening en verantwoording, de resultatenrekening en de balans. De adviesraad is samengesteld uit : 1° de ministers of hun afgevaardigden;2° één vertegenwoordiger per fractie van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;3° twee vertegenwoordigers van de adviesraad voor de openbare bibliotheken;4° één vertegenwoordiger van de Afdeling « Culturele Aangelegenheden » van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;5° één vertegenwoordiger van de Afdeling « Onderwijs » van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;6° vertegenwoordigers van de gebruikers van het Mediacentrum, één voor de sector Bibliotheken, één voor de sector Mediatheken en één voor de sector Animatie.De Regering wijst deze vertegenwoordigers aan onder de kandidaten die aan de openbare oproep gevolg hebben gegeven.

Het voorzitterschap van de adviesraad wordt door de Minister bevoegd inzake Media of zijn afgevaardigde waargenomen. De directeur van het Centrum woont de zittingen van de adviesraad bij en stelt de proces-verbalen op.

De adviesraad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat door de Regering goedgekeurd wordt.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2002.

Art. 18.De Minister bevoegd inzake Administratieve Organisatie, Begroting, Media, Bibliotheken en Verhuring van materieel, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 1 maart 2002.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^