← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 8 février
2011 en cause de Laurence Bastin contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la
Cour le 17 février 2011, le Tribunal du travail d « L'article 7, § 3, de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes
handic(...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 8 février 2011 en cause de Laurence Bastin contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 17 février 2011, le Tribunal du travail d « L'article 7, § 3, de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handic(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 februari 2011 in zake Laurence Bastin tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 februari 2011, heeft « Schendt artikel 7, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan (...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
Par jugement du 8 février 2011 en cause de Laurence Bastin contre | januari 1989 Bij vonnis van 8 februari 2011 in zake Laurence Bastin tegen de |
l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
17 février 2011, le Tribunal du travail de Charleroi a posé la | ingekomen op 17 februari 2011, heeft de Arbeidsrechtbank te Charleroi |
question préjudicielle suivante : | de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 7, § 3, de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées en ce qu'il définit la notion de ménage comme 'toute cohabitation de deux personnes qui ne sont pas parentes ou alliées au 1er, 2e ou 3e degré' viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il instaure une différence de traitement entre, d'une part, une personne handicapée qui cohabite avec sa mère ou sa grand-mère et qui se voit attribuer une allocation de remplacement de revenus, catégorie A, et une allocation d'intégration, sans prendre en compte les revenus de l'ascendant, et d'autre part, une personne handicapée qui cohabite avec une dame avec laquelle elle présente des liens affectifs comparables à une mère d'accueil mais qui ne peut adopter la première en l'absence d'écart d'âge suffisant, et qui se voit attribuer une catégorie C avec prise en compte des revenus du cohabitant, avec comme conséquence que l'allocation est supprimée du fait de la prise en compte des revenus du cohabitant ? ». Cette affaire, inscrite sous le numéro 5106 du rôle de la Cour, a été jointe à l'affaire portant le numéro 5065 du rôle. Le greffier, | « Schendt artikel 7, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, in zoverre het het begrip 'huishouden' definieert als 'elke samenwoning van twee personen die geen bloed- of aanverwant zijn in de eerste, tweede of derde graad', de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het een verschil in behandeling invoert tussen, enerzijds, een persoon met een handicap die met zijn moeder of grootmoeder samenwoont en aan wie een inkomensvervangende tegemoetkoming van categorie A en een integratietegemoetkoming worden toegekend zonder de inkomsten van de bloedverwant in de opgaande lijn in aanmerking te nemen en, anderzijds, een persoon met een handicap die samenwoont met een dame met wie hij een met de moederband vergelijkbare affectieve band heeft maar die de eerstgenoemde niet kan adopteren wegens een te klein leeftijdsverschil, en aan wie een tegemoetkoming van categorie C wordt toegekend waarbij de inkomsten van de samenwonende in aanmerking worden genomen, met als gevolg dat de tegemoetkoming wordt ingetrokken wegens het in aanmerking nemen van de inkomsten van de samenwonende ? ». Die zaak, ingeschreven onder nummer 5106 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 5065. De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |