gepubliceerd op 18 mei 2022
Wet tot uitvoering van Verordening 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (1)
1 APRIL 2022. - Wet tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. Deze wet beoogt de uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden. § 2. Voor de toepassing van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder: 1° de Verordening: de Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden;2° de FOD Economie: de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;3° de overtreder: de "Unie-importeur" in de zin van artikel 2, l), van de Verordening, die een inbreuk pleegt op de bepalingen van de Verordening. De definities vermeld in artikel 2 van de Verordening zijn van toepassing op deze wet.
Art. 3.§ 1. De FOD Economie is de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 10, lid 1, eerste alinea, van de Verordening. § 2. De door de Koning aangestelde ambtenaren van de FOD Economie houden toezicht op de naleving van de bepalingen van de Verordening.
Voor de uitoefening van dit toezicht beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken bedoeld in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1 en de artikelen XV.32 tot en met XV.34 van het Wetboek van economisch recht.
Art. 4.De Koning kan de door de Verordening opgelegde verplichtingen waaraan de audits als bedoeld in artikel 6 van de Verordening moeten voldoen, verder uitwerken. De Koning kan ook de wijze en het tijdstip bepalen waarop de onafhankelijke derde bedoeld in artikel 6, lid 1, eerste alinea, van de Verordening dient aan te tonen dat hij de beginselen bedoeld in artikel 6, lid 1, tweede alinea, d), van de Verordening respecteert.
Art. 5.§ 1. Indien de in artikel 3, § 2, eerste lid, bedoelde ambtenaren een inbreuk vaststellen op de bepalingen van de Verordening, kunnen ze een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetten van deze handeling wordt aangemaand of, in voorkomend geval, waarbij die wordt aangemaand om de vereiste maatregelen bedoeld in het vierde lid, 3° of 4°, te nemen.
De waarschuwing wordt ter kennis gebracht van de overtreder binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van de vaststelling van de inbreuk, bij aangetekende zending met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van de waarschuwing. De waarschuwing kan ook per elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de waarschuwing per elektronische post binnen de vijf dagen volgend op de verzending, wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd ten laatste vijftien dagen na de elektronische verzending.
Wanneer de overtreder niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk, begint de termijn van dertig dagen, bedoeld in het tweede lid, te lopen op de dag waarop de ambtenaren bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, de vermoedelijke overtreder aan wie de inbreuk toegerekend kan worden met zekerheid konden identificeren.
De waarschuwing vermeldt: 1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden bepaling of bepalingen van de Verordening;2° dat de voormelde inbreuken dienen te worden stopgezet;3° in voorkomend geval, dat een actieplan opgesteld dient te worden, waarin onder meer concrete acties opgenomen moeten worden om zich in overeenstemming te stellen met de Verordening en waarin bepaald moet worden tegen welke datums of binnen welke termijnen elk van de acties uitgevoerd zal worden;4° in voorkomend geval, dat de overtreder een nieuwe audit bedoeld in artikel 6, lid 1, van de Verordening moet laten uitvoeren, of de informatie bedoeld in artikel 4, a), artikel 5, lid 2, en artikel 7 van de Verordening moet openbaar maken, meedelen of ter beschikking stellen;5° wanneer er gebruik wordt gemaakt van de in de bepalingen onder 3° of 4° geboden mogelijkheid, dat de overtreder zijn verdediging mondeling of schriftelijk kan toelichten evenals welke procedure daarbij moet worden gevolgd om zijn verdediging toe te lichten en zijn actieplan voor te leggen. § 2. Wanneer de waarschuwing de uitvoering van de in paragraaf 1, vierde lid, 3° of 4°, bedoelde maatregelen voorschrijft, beschikt de overtreder over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de waarschuwing om zijn verdediging mondeling of schriftelijk voor te leggen aan één van de in paragraaf 3 bedoelde ambtenaren, die, rekening houdend met alle elementen van het dossier, de overtreder meedeelt of hij al dan niet verplicht is de maatregelen uit te voeren.
Indien de overtreder de verplichting tot het opstellen van een actieplan niet betwist of die verplichting overeenkomstig het eerste lid werd bevestigd, dan wordt het actieplan bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, 3°, door de overtreder ter goedkeuring voorgelegd aan één van de ambtenaren bedoeld in paragraaf 3 binnen dertig dagen na de kennisgeving van de waarschuwing of van de beslissing bedoeld in het eerste lid. § 3. Het actieplan wordt beoordeeld door één van de door de Koning aangestelde ambtenaren van de FOD Economie met minstens de klasse A3 bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 14/11/2013 numac 2013002052 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
Indien de ambtenaar bedoeld in het eerste lid van oordeel is dat het actieplan onvoldoende garanties biedt op het zich tijdig in orde stellen met de vereisten van de Verordening, beslist hij om: 1° ofwel de overtreder de verplichting op te leggen om hem, binnen een termijn die hij vaststelt, een nieuw actieplan voor te leggen;2° ofwel zelf het actieplan te wijzigen door er één of meerdere acties aan toe te voegen, acties te wijzigen en/of datums of termijnen aan te passen. De beoordeling wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het actieplan bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, ter kennis gebracht van de overtreder bij aangetekende zending met ontvangstmelding. De beoordeling kan ook per elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de notificatie per elektronische post binnen de vijf dagen volgend op de verzending, wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd ten laatste vijftien dagen na de elektronische verzending. § 4. Het door de ambtenaar bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, goedgekeurde of door hem gewijzigde actieplan, wordt uitgevoerd door de overtreder binnen de termijnen en tegen de datums vastgelegd in dat actieplan.
Tijdens de uitvoering van het actieplan mag de ambtenaar bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, op gemotiveerde vraag van de overtreder, de in het actieplan opgenomen termijnen en datums wijzigen. § 5. Indien een inbreuk op de Verordening wordt vastgesteld, kan de ambtenaar bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, onverminderd de acties die voorzien zijn in het in paragraaf 4, eerste lid, bedoelde actieplan, de overtreder opleggen om een nieuwe audit bedoeld in artikel 6, lid 1, van de Verordening te laten uitvoeren of de informatie bedoeld in artikel 4, a), artikel 5, lid 2, en artikel 7 van de Verordening openbaar te maken, mee te delen of ter beschikking te stellen binnen een door dezelfde ambtenaar vastgestelde termijn.
De nieuwe audit bedoeld in het eerste lid kan onder andere betrekking hebben op activiteiten, processen en systemen aangehaald in de waarschuwing bedoeld in paragraaf 1 en aangehaald in het actieplan bedoeld in paragraaf 4, eerste lid.
Art. 6.§ 1. Onverminderd andere bij wettelijke of reglementaire bepalingen voorgeschreven maatregelen, leggen de door de Koning aangestelde ambtenaren een administratieve geldboete op aan de overtreders die: 1° geen gevolg geven aan de in artikel 5, § 1, bedoelde waarschuwing;2° het in artikel 5 bedoelde actieplan niet opstellen, voorleggen of naleven;3° de in artikel 5, § 5, bedoelde verplichting niet nakomen om een nieuwe audit te laten uitvoeren of om informatie mee te delen;4° de uitoefening van de functies van de ambtenaren bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, verhinderen of belemmeren. § 2. De in artikel 3, § 2, eerste lid, bedoelde ambtenaren stellen een proces-verbaal op tot vaststelling van de inbreuken, houdende het relaas van de feiten. Dit proces-verbaal wordt, samen met een kopie van de in artikel 5, § 1, bedoelde waarschuwing, in voorkomend geval, het in artikel 5 bedoelde actieplan en alle andere relevante informatie, door die ambtenaren voorgelegd aan de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren. § 3. De in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren beoordelen de gegrondheid en inhoud van: 1° de in artikel 5, § 1, bedoelde waarschuwing;2° in voorkomend geval, het in artikel 5 bedoelde actieplan;3° in voorkomend geval, de verplichting om een nieuwe audit te laten uitvoeren zoals bedoeld in artikel 5, § 5;4° in voorkomend geval, de verplichting om informatie ter beschikking te stellen zoals bedoeld in artikel 5, § 5. Op basis van die beoordeling wordt de beslissing genomen om een administratieve geldboete op te leggen of om het dossier te klasseren zonder gevolg. § 4. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, die aangesteld zijn om de administratieve geldboeten op te leggen, oefenen die bevoegdheid uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Deze ambtenaren mogen geen beslissing nemen in een dossier waarin ze reeds zijn opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure. § 5. De in paragraaf 1 bedoelde administratieve geldboete bedraagt minimum 250 euro en maximum 50 000 euro. § 6. Het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde administratieve geldboete wordt vastgesteld rekening houdende met alle relevante omstandigheden, en met name met: 1° de ernst en de duur van de inbreuken;2° de financiële draagkracht van de betrokkene, zoals die met name blijkt, wat rechtspersonen betreft, uit de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, of, wat natuurlijke personen betreft, uit het jaarinkomen;3° de mate van medewerking van de betrokkene met de bevoegde autoriteiten, waaronder, in voorkomend geval, de mate waarin gevolg is gegeven aan het in artikel 5 bedoelde actieplan;4° eventuele vroegere inbreuken die gepleegd zijn door de betrokkene. § 7. De bepalingen van de artikelen XV.60/6 tot XV.60/11, XV.60/12, met uitzondering van de bepaling onder 6°, XV.60/13 en XV.60/14, XV.60/16 tot XV.60/19 en XV.60/21 van het Wetboek van economisch recht, en van titel 2, hoofdstuk 1/1 van boek XV van hetzelfde Wetboek zijn mutatis mutandis van toepassing op de administratieve geldboeten die worden opgelegd met toepassing van paragraaf 1.
Voor de toepassing van het eerste lid moeten de woorden "de ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4" en "de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4" in de bepalingen bedoeld in het eerste lid, gelezen worden als "de ambtenaren bedoeld in paragraaf 1".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 1 april 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 55-2379 (2021/2022).
Integraal Verslag : 30 en 31 maart 2022.