Etaamb.openjustice.be
Wet
gepubliceerd op 04 september 2006

Technische aanvulling bij de Richtlijnen voor het gebruik van een meetpoort voor de detectie van radioactieve stoffen in de niet-nucleaire sector Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, Gelet op de richtlijn 2003/122/Euratom van de Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu(...)

bron
federaal agentschap voor nucleaire controle
numac
2006000582
pub.
04/09/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR NUCLEAIRE CONTROLE


Technische aanvulling bij de Richtlijnen voor het gebruik van een meetpoort voor de detectie van radioactieve stoffen in de niet-nucleaire sector Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, Gelet op de richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde bronnen en weesbronnen, inzonderheid op artikel 8.2;

Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen inzonderheid de artikelen 66bis, 66ter, 72bis 72ter en 74.6 : Besluit : A. Toepassingsgebied Deze richtlijnen zijn bestemd voor de erkende deskundigen en vormen een aanvulling bij de richtlijnen voor het gebruik van een meetpoort voor de detectie van radioactieve stoffen in de niet-nucleaire sector.

Deel B herinnert aan het algemeen reglementair kader van deze richtlijnen.

Deel C stelt de maatregelen vast die moeten worden getroffen bij dringende interventies.

Deel D geeft de drempelwaarden voor de totale activiteit en voor de activiteits-concentratie die door de erkende deskundigen als referentieniveaus moeten worden gebruikt bij de karakterisering van de radioactieve stoffen die door de meetpoorten worden gedetecteerd, overeenkomstig de richtlijnen die in het hoofddocument wordt beschreven.

B. Reglementair kader Het vinden van radioactieve stoffen op de site van een bedrijf dat, gezien haar activiteiten, niet over een oprichtings- en exploitatievergunning dient te beschikken, wordt beschouwd als een interventiesituatie volgens artikel 72bis van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

De personeelsleden van de in deze richtlijnen bedoelde uitbaters worden beschouwd als personen van het publiek (volgens bovenvermeld koninklijk besluit) die niet-beroepshalve aan ioniserende stralingen zijn blootgesteld. De aanwezigheid van een meetpoort of de tijdelijke opslag van radioactieve stoffen op de site van de uitbater in het kader van deze richtlijnen vereisen op zich geen oprichtings- en exploitatievergunning met toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

Als personen van het publiek is de dosislimiet voor de uitbaters en hun personeel 1 mSv/jaar.

De richtlijnen van het FANC beogen enerzijds de praktijken van de verschillende uitbaters te uniformeren door duidelijk aan te geven tot op welk moment ze mogen interveniëren. De blootstellingsdrempels aan het personeel gedefinieerd in de richtlijnen werden zodanig bepaald dat de blootstellingslimiet voor personen van het publiek (1 mSv/jaar) niet wordt over-schreden.

De inrichtingen waarvoor deze richtlijnen bedoeld zijn, zijn geen ingedeelde inrichtingen en zijn dus niet onderworpen aan de reglementaire maatregelen die eigen zijn aan de ingedeelde inrichtingen. Zo wordt er door de richtlijnen niet opgelegd om het waarschuwingsteken voor ioniserende stralingen op de buitenwanden van het tijdelijke opslaglokaal aan te brengen : hiermee wil men een eventuele paniekreactie van de buurtbewoners of van het personeel van de installatie vermijden. Het waarschuwingsteken voor ioniserende stralingen dient wel binnen in het opslaglokaal zichtbaar te zijn.

C. Dringende interventie Wanneer de limieten van het dosistempo die in de punten a.6 en b.2 van deel 5.2 van de richtlijnen voor de uitbaters worden vermeld, worden overschreden, zal er door de uitbater een beroep worden gedaan op de erkende deskundige. Het is dan aan de erkende deskundige om te zoeken naar en de afzondering van de radioactieve bron te coördineren.

Wanneer het kortlevende radionucliden betreft, kan de bron in het algemeen op de site blijven in afwachting van het bijna volledige verval van zijn activiteit. De tijdelijke opslag van deze bron moet gebeuren met naleving van de voorwaarden vermeld in de richtlijnen (punt b.4).

Wanneer het langlevende radionucliden betreft, zal de bron gekarakteriseerd worden. Wanneer de omstandigheden het toelaten, zullen de andere bronnen die eventueel reeds op de site opgeslagen zijn, eveneens gekarakteriseerd worden (cf. punt b.8 van de richtlijnen).

D. Drempels voor totale activiteit en activiteitsconcentratie De drempels die in dit deel worden gegeven, zijn enkel geldig indien de gedetecteerde radioactieve stoffen niet afkomstig zijn van een ingedeelde inrichting. In dit laatste geval zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 met betrekking tot het radioactief afval van toepassing. 1. Geval « Gelokaliseerde bron » De ingekapselde bronnen worden systematisch naar NIRAS verstuurd. Voor de andere types van radioactieve stoffen, bepaalt de erkende deskundige de totale activiteit of de activiteitsconcentratie van elk radionuclide.

De bestemming van het voorwerp hangt af van de gemeten activiteitsniveaus of van de activiteitsconcentratie, van de halveringstijd van de radionucliden en van de oorsprong van het voorwerp. De gebruikte referentieniveaus zijn de vrijgaveniveaus in het geval van kunstmatige radionucliden, en de vrijstellingsniveaus in het geval van natuurlijke radionucliden, die respectievelijk gedefinieerd zijn in bijlage IB (Tabel A) en bijlage IA (Tabel A, 2e kolom « Hoeveelheid ») bij het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

Over de eindbestemming van het radioactieve voorwerp wordt, in sommige gevallen, beslist in overleg met het FANC, waarbij het hieronder vermelde schema wordt nageleefd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld N geeft de activiteitsconcentratie of (voor de vrijstellingsniveaus) de totale activiteit weer.

De in het schema vermelde decontaminatie wordt door een gespecialiseerde instelling uitgevoerd.

Het verslag van de karakterisering wordt bij de vervoersdocumenten gevoegd, indien de stoffen naar een andere site worden overgebracht.

Het verslag van de karakterisering wordt systematisch aan het FANC overgemaakt via het vervolledigde formulier waarvan het model is opgenomen in bijlage 1. Dit verslag vermeldt, voor elke gekarakteriseerde stof, het volgnummer van de stof, zoals het in het register van de uitbater voorkomt. 2. Geval van homogeniteit In geval van een lading die een homogene verspreiding van radioactiviteit vertoont (« homogene » module in de richtlijnen), is het de activiteitsconcentratie die in alle gevallen gebruikt wordt als criterium.Verschillende drempels worden gebruikt voor natuurlijke en kunstmatige radionucliden. 2.1 Natuurlijke radionucliden : Indien de activiteitsconcentratie die wordt gemeten lager ligt dan 1 Bq/g, kunnen de stoffen door de uitbater op de site worden aanvaard zonder beperkingen vanuit het standpunt van radioactiviteit. Ingeval deze waarde wordt overschreden, beslist het FANC over de bestemming van deze stoffen. 2.2 Kunstmatige radionucliden : de drempelwaarden voor de activiteitsconcentratie voor de kunstmatige radionucliden zijn de vrijgaveniveaus gedefinieerd in bijlage IB (Tabel A) bij het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. Indien de activiteitsconcentratie die wordt gemeten lager ligt dan de vrijgaveniveaus, dan kunnen de stoffen door de uitbater op de site worden aanvaard zonder beperkingen vanuit het standpunt van radioactiviteit. 2.3 Specifieke problemen : indien de bepaling van de activiteitsconcentratie praktische problemen stelt (bv. : hoe wordt de activiteitsconcentratie bepaald indien de besmetting beperkt is tot de « scaling » van een metalen voorwerp?), neemt de erkende deskundige contact op met het FANC om de meest gepaste oplossing te bepalen.

Brussel, 7 augustus 2006.

De Directeur-generaal, W. DE ROOVERE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij de technische aanvulling bij de richtlijnen van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle voor het gebruik van een meetpoort voor de detectie van radioactieve stoffen in de niet-nucleaire sector.

Brussel, 7 augustus 2006.

W. DE ROOVERE, Directeur-generaal

^