gepubliceerd op 17 maart 2004
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Interpretatieregel Op voorstel van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen van 16 december 2003 en in uitvoering van artikel 22, 4°bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering v Interpretatieregel aangaande de nieuwe regelgeving inzake de vetverlagende geneesmiddelen (§ 2(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Interpretatieregel Op voorstel van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen van 16 december 2003 en in uitvoering van artikel 22, 4°bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, heeft het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 26 januari 2004 de hiernagaande interpretatieregel vastgesteld : Interpretatieregel aangaande de nieuwe regelgeving inzake de vetverlagende geneesmiddelen (§ 272 tot 284, van hoofdstuk IV van de lijst van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten).
Vraag : In hoeverre gelden de voorwaarden « nuchter gemeten tijdens minstens twee afnames met 1 tot 8 weken tussentijd, in een stabiele toestand, onder een aangepast dieet » voor patiënten die reeds een vetverlagend geneesmiddel terugbetaald kregen vóór 1 december 2003 ter behandeling van een hypercholesterolemie vastgesteld op basis van de oude bepalingen ? Antwoord : « In paragraaf 272 tot 284, zowel in de bepalingen betreffende de terugbetaling in categorie A als in deze betreffende categorie B, staat de vermelding « nuchter gemeten tijdens minstens twee afnames met 1 tot 8 weken tussentijd, in een stabiele toestand, onder een aangepast dieet ». Deze vermelding, meer bepaald het feit dat er minstens twee metingen moeten gebeuren, dient om de voorwaarden te definiëren die de Commissie optimaal achtte voor het uitvoeren van de bloedonderzoeken om de diagnose van een dyslipidemie te stellen. Met de termen « in een stabiele toestand » wil men vermijden dat intercurrente gebeurtenissen (acute aandoeningen, inname van bepaalde geneesmiddelen, enz. ...) zouden interfereren met de lipidenbalans.
Met de periode, « 1 tot 8 weken », zou men patiënten met een zeer hoog risico snel moeten kunnen behandelen (termijn beperkt tot 1 week) en deze periode zou het minste risico inhouden dat diegenen met een "aangepast dieet " dit niet zouden volgen (termijn van 8 weken). De Commissie bevestigt dus haar advies inzake de relevantie van deze vermelding in de huidige regelgeving. Voor patiënten die reeds een vetverlagend geneesmiddel terugbetaald kregen vóór 1 december 2003 ter behandeling van een hypercholesterolemie vastgesteld op basis van oude bepalingen, meer bepaald « een periode onder een aangepast dieet van minstens drie maanden », meent de Commissie dat het medisch niet aangewezen is te eisen dat deze patiënten hun behandeling stoppen om deze twee bloedonderzoeken te kunnen laten uitvoeren met een tussentijd van 1 tot 8 weken. De Commissie meent dus dat men, voor deze patiënten, moet stellen dat aan deze welbepaalde voorwaarde inzake het interval tussen twee bloedonderzoeken voldaan is op basis van het feit dat de periode vastgesteld in de oude bepalingen werd nageleefd. » De voornoemde interpretatieregel heeft uitwerking vanaf 1 december 2003.
De wnd. Leidend ambtenaar, G. VEREECKE. De Voorzitter, D. SAUER.