gepubliceerd op 22 oktober 2021
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Servië betreffende de politiesamenwerking, opgesteld te Belgrado op 7 februari 2017 (2)
31 AUGUSTUS 2021. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Servië betreffende de politiesamenwerking, opgesteld te Belgrado op 7 februari 2017 (1) (2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Servië betreffende de politiesamenwerking, opgesteld te Belgrado op 7 februari 2017, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 31 augustus 2021.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, S. WILMES De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 55-2015.
Integraal verslag: 30/06/2021. (2) Datum inwerkingtreding: 01/11/2021
VERDRAG TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REPUBLIEK SERVIE BETREFFENDE DE POLITIESAMENWERKING HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REPUBLIEK SERVIE HIERNA TE NOEMEN DE "VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN", ERNAAR STREVEND om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen, en in het bijzonder de gezamenlijke wil tot versterking van de politiesamenwerking tussen beiden in aanmerking te nemen; ZICH BEWUST ZIJNDE van het feit dat de internationale georganiseerde criminaliteit en het terrorisme een ernstige bedreiging vormen voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen alsook voor hun openbare veiligheid;
OVERWEGENDE dat de bestrijding van het illegaal reizen naar en vanuit het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen en van de onregelmatige migratie, alsook de eliminatie van de georganiseerde netwerken die betrokken zijn bij deze onwettige handelingen deel uitmaken van de taken van de Regeringen en Parlementen van de Verdragsluitende Partijen;
ERVAN OVERTUIGD dat een effectieve bilaterale samenwerking de doelstellingen inzake de bestrijding van criminaliteit bepaald door de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen helpt bereiken;
WENSENDE een mechanisme voor bilaterale politiesamenwerking te ontwikkelen, alsook de specifieke maatregelen die worden gebruikt voor dat doel;
GELEID door de principes van gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel;
GELEID door het geldende recht op het grondgebied van de respectievelijke Verdragsluitende Partijen en in overeenstemming met de internationale verplichtingen van hun Regeringen en Instellingen, in het bijzonder het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en zijn Protocollen alsook het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (ETS 108) en het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa van 8 november 2001 tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens inzake toezichthoudende autoriteiten en grensoverschrijdende gegevensstromen (ETS 181);
ZIJN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT: DEFINITIES ARTIKEL 1 In het kader van dit Verdrag, verstaat men onder: 1) bevoegde autoriteit: een openbare autoriteit van een Verdragsluitende Partij aan wie bepaalde taken zijn toevertrouwd betreffende de bestrijding van criminaliteit en die door die Verdragsluitende Partij is aangesteld om de bepalingen van dit Verdrag uit te voeren zoals bepaald in artikel 5 van dit Verdrag;2) functionaris: een vertegenwoordiger van een bevoegde autoriteit;3) verbindingsofficier: een functionaris van een van de Verdragsluitende Partijen die is aangesteld om zijn of haar land te vertegenwoordigen bij de andere Verdragsluitende Partij;4) informatie: alle gegevens over natuurlijke personen of rechtspersonen, informatie over gebeurtenissen, omstandigheden en kenmerken alsook alle andere gegevens die nodig zijn om dit Verdrag uit te voeren;5) persoonsgegevens: alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare persoon;6) verwerking van persoonsgegevens: elke operatie of elk geheel van operaties uitgevoerd op persoonsgegevens, al dan niet met behulp van geautomatiseerde procédés;7) mensenhandel: de misdrijven, opgesomd in artikel 3, paragraaf (a) van het Aanvullend Protocol van de Verenigde Naties van 15 november 2000 inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad;8) mensensmokkel: de misdrijven, opgesomd in artikel 3 van het Aanvullend Protocol van de Verenigde Naties van 15 november 2000 tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad;9) seksuele exploitatie van kinderen: de misdrijven, opgesomd in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 20 november 1989 inzake de Rechten van het Kind, in het bijzonder de productie, verkoop en distributie van of enige andere vorm van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit materiaal voor persoonlijk gebruik;10) criminaliteit in verband met nucleair en radioactief materiaal: de misdrijven, opgesomd in artikel 7, paragraaf 1 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 3 maart 1980 inzake de fysieke bescherming van nucleair materiaal, ondertekend in Wenen en in New York;11) witwassen van geld: de misdrijven, opgesomd in artikel 9, paragrafen 1 tot 3 van het Verdrag van de Raad van Europa van 16 mei 2005 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en terrorismefinanciering, ondertekend in Warschau;12) georganiseerde criminaliteit: elk misdrijf dat valt onder transnationale georganiseerde misdaad zoals bepaald in het Verdrag van de Verenigde Naties van 15 november 2000 tegen transnationale georganiseerde misdaad;13) verdovende middelen: alle substanties, zowel plantaardige als synthetische, die voorkomen in Tabel I en Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, opgemaakt te New York, of die voorkomen in de toepasselijke bepalingen van enig navolgend verdrag dat de lijst van verdovende middelen uitbreidt en waartoe de Verdragsluitende Partijen toetreden;14) psychotrope stoffen: alle substanties, zowel plantaardige als synthetische, of alle natuurlijk producten vermeld in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag van de Verenigde Naties van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen, opgemaakt in Wenen, of die voorkomen in de toepasselijke bepalingen van enig navolgend verdrag dat de lijst van psychotrope stoffen uitbreidt en waartoe de Verdragsluitende Partijen toetreden;15) illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen: de teelt en de vervaardiging van of de handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen die strijdig zijn met de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, het Verdrag van de Verenigde Naties van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen, of het Verdrag van de Verenigde Naties van 19 december 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;16) cybercriminaliteit: elk misdrijf dat valt onder cybercriminaliteit zoals bepaald in het Verdrag van de Raad van Europa van 23 november 2001 inzake cybercriminaliteit, ondertekend in Boedapest;17) corruptie: de misdrijven, beschreven in de artikelen 2 tot 15 van het Verdrag van de Raad van Europa van 27 januari 1999 inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie, gedaan te Straatsburg;18) terrorisme: de opzettelijke gedragingen bedoeld onder (a) tot en met (i) hieronder, die overeenkomstig het nationale recht van de Verdragsluitende Partijen als strafbare feiten zijn gekwalificeerd, en die door hun aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden, indien de dader deze feiten pleegt met het oogmerk om: - een bevolking ernstig vrees aan te jagen, of - een overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, dan wel - de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen, worden beschouwd als terroristische misdrijven: (a) aanslag op het leven van een persoon, die de dood ten gevolge kan hebben;(b) ernstige schending van de lichamelijke integriteit van een persoon;(c) ontvoering of gijzeling;(d) het veroorzaken van grootschalige vernieling van staats- of regeringsvoorzieningen, vervoersystemen of infrastructurele voorzieningen, met inbegrip van informaticasystemen, een vast platform op het continentale plat, openbare plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke terreinen, waardoor mensenlevens in gevaar kunnen worden gebracht of grote economische schade kan worden aangericht;(e) het kapen van een luchtvaartuig, vaartuig of ander transportmiddel voor het vervoer van groepen van personen of goederen;(f) het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, leveren of gebruiken van vuurwapens, springstoffen, kernwapens, biologische en chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek en het ontwikkelen van biologische en chemische wapens;(g) het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen of het veroorzaken van brand, overstroming of ontploffing, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;(h) het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of een andere essentiële natuurlijke hulpbron, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;(i) het bedreigen met een van de onder (a) tot en met (h) bedoelde gedragingen. DOMEINEN VAN SAMENWERKING ARTIKEL 2 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe om elkaar een zo ruim mogelijke samenwerking te bieden wat betreft de politionele samenwerking, in overeenstemming met de regels en voorwaarden vastgelegd in dit Verdrag.2. De Verdragsluitende Partijen werken samen op het vlak van de preventie en repressie van en het onderzoek naar zware misdrijven die onder georganiseerde criminaliteit vallen, in het bijzonder: - misdrijven tegen het leven, de gezondheid en de fysieke integriteit van personen; - illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen of precursoren; - onregelmatige migratie en mensensmokkel; - mensenhandel; - kinderpornografie en seksueel misbruik van kinderen; - terrorisme, terrorismefinanciering en andere misdrijven in verband met terrorisme; - afpersing; - diefstal en illegale productie van, en trafiek en illegale handel in wapens, geneutraliseerde wapens met het oog op het ongedaan maken van de neutralisering, munitie, explosieven, chemische, biologische en radioactieve stoffen, nucleaire stoffen en andere gevaarlijke stoffen; - vervalsing van geld en andere betaalmiddelen, waardepapieren en andere financiële documenten, de uitgifte of het gebruik hiervan als waren zij onvervalst; - vervalsing van een officieel document, de uitgifte of het gebruik hiervan als was het onvervalst; - illegale financiële transacties en andere misdrijven tegen het financieel systeem; - georganiseerde eigendomsdelicten, zoals roof, inbraak en diefstal of winkeldiefstal gepleegd door (rondtrekkende) georganiseerde misdaadgroepen; - heling van gestolen goederen; - witwassen van geld; - misdrijven tegen het cultureel erfgoed; - corruptie en misdrijven in verband met corruptie; - cybercriminaliteit en andere misdrijven tegen de beveiliging van elektronische gegevens en informatiesystemen. 3. Over de zware misdrijven in het kader van de georganiseerde criminaliteit die niet worden gedefinieerd in artikel 1, oordelen de bevoegde autoriteiten volgens het nationale recht van de Staten waartoe zij behoren. ARTIKEL 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal eveneens betrekking hebben op: - de opsporing van vermiste personen en de hulp bij de identificatie van personen en niet- geïdentificeerde lijken; - de opsporing van personen die het voorwerp uitmaken van een internationale signalering; - het doorzoeken van het eigen grondgebied om verdwenen en verloren voorwerpen en voorwerpen gerelateerd aan misdrijven te vinden; - het bieden van wederzijdse hulp door de uitwisseling van goede praktijken, opleiding en andere expertise op het vlak van de handhaving van de openbare orde en veiligheid tijdens massaevenementen, in het bijzonder sportevenementen, die plaatsvinden op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.
VORMEN VAN SAMENWERKING ARTIKEL 4 De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen werken samen op de onder artikelen 2 en 3 vermelde vlakken via: - uitwisseling van informatie over materies die onder hun bevoegdheid vallen; - technische en wetenschappelijke ondersteuning, technische kennis en gespecialiseerd technisch materiaal; - uitwisseling van ervaringen; - bijstand op het vlak van de beroepsopleiding, met inachtneming van de hieronder vermelde voorwaarden.
BEVOEGDE AUTORITEITEN ARTIKEL 5 1. Voor de uitvoering van dit Verdrag, stellen de Verdragsluitende Partijen als bevoegde autoriteiten aan: - voor het Koninkrijk België: de Belgische Geïntegreerde Politie, gestructureerd op twee niveaus; - voor de Republiek Servië: het Algemeen Politiedirectoraat en andere organisatorische eenheden binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van politietaken. 2. De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk via diplomatieke kanalen en onverwijld in kennis van elke wijziging van de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten.3. Ter uitvoering van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen, elk binnen hun bevoegdheden, aanvullende technische protocollen sluiten binnen bepaalde domeinen of voor bepaalde vormen van samenwerking. INFORMATIE-UITWISSELING ARTIKEL 6 De Verdragsluitende Partijen bieden elkaar bijstand en staan in voor een nauwe en permanente samenwerking. Om die reden wisselen zij alle relevante en belangrijke informatie uit.
Deze samenwerking kan worden bereikt door middel van een permanent contact via te benoemen verbindingsofficieren.
ARTIKEL 7 1. De Verdragsluitende Partijen staan ervoor in dat hun bevoegde autoriteiten elkaar, met inachtneming van het nationale recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, bijstand verlenen met het oog op de preventie en repressie van en het onderzoek naar strafbare feiten, alsook de handhaving van de openbare orde en veiligheid, tenzij het nationale recht bepaalt dat de informatie moet worden uitgewisseld via de gerechtelijke autoriteiten.2. In specifieke gevallen heeft iedere Verdragsluitende Partij het recht om op eigen initiatief, en met inachtneming van het nationale recht, informatie te verstrekken aan de andere Verdragsluitende Partij wanneer deze informatie nuttig wordt geacht voor de andere Verdragsluitende Partij met het oog op de preventie en repressie van misdrijven waarnaar wordt verwezen in artikel 2 van dit Verdrag of om bedreigingen ten opzichte van de openbare orde en veiligheid, zoals beschreven in het nationale recht van de verzendende Verdragsluitende Partij, te voorkomen. VRAGEN OM BIJSTAND ARTIKEL 8 1. De bevoegde autoriteiten sturen informatie door en vervullen andere vormen van samenwerking zoals voorzien in artikel 4 van dit Verdrag door de ontvangen vragen om bijstand te beantwoorden per post, per koerier of door middel van elektronische communicatie, op voorwaarde dat de veiligheid gegarandeerd is.Een dergelijke samenwerking kan ook plaatsvinden via verbindingsofficieren, indien er zijn. 2 Een vraag om bijstand moet de informatie bevatten die noodzakelijk is voor de uitvoering ervan. Aan een vraag om bijstand kunnen documenten met betrekking tot de inhoud ervan of kopieën daarvan worden toegevoegd. 3. De aangezochte bevoegde autoriteit voert een vraag om bijstand zo snel mogelijk uit.Ze mag bijkomende informatie vragen aan de verzoekende bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij wanneer dit nodig blijkt voor de uitvoering van de vraag of wanneer dit de uitvoering van de vraag kan vergemakkelijken. 4. Als de vraag betrekking heeft op misdrijven van politieke of militaire aard of als de aangezochte bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat het verzoek, indien ingewilligd, de nationale soevereiniteit of veiligheid zou kunnen schaden of strijdig zou zijn met het nationale recht, internationale verbintenissen of andere essentiële nationale belangen, dan kan deze autoriteit de uitvoering van de vraag geheel of gedeeltelijk weigeren of voorwaarden opleggen voor de uitvoering ervan.Een vraag om bijstand kan ook geweigerd worden als de gedraging die aanleiding gaf tot de vraag om bijstand niet wordt beschouwd als een misdrijf door het geldende nationale recht in de Staat van de aangezochte bevoegde autoriteit. Bij weigering moet de aangezochte bevoegde autoriteit de verzoekende bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij daarvan onmiddellijk schriftelijk op de hoogte stellen en de redenen voor de weigering opgeven.
ARTIKEL 9 Geen informatie die door de aangezochte Verdragsluitende Partij wordt verstrekt kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden gebruikt dan na een verzoek om wederzijdse rechtshulp in overeenstemming met de geldende internationale bepalingen.
ARTIKEL 10 1. Vragen om bijstand en antwoorden op deze vragen worden uitgewisseld tussen de centrale organen die door iedere Verdragsluitende Partij worden belast met de internationale politiesamenwerking.Indien het onmogelijk is om de vraag via de voornoemde weg tijdig te stellen, kan op uitzonderlijke wijze en slechts bij dringendheid de bevoegde autoriteit van de verzoekende Verdragsluitende Partij de vraag rechtstreeks aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Verdragsluitende Partij stellen. Deze laatste kan dan rechtstreeks antwoorden. In dergelijke uitzonderlijke gevallen brengt de verzoekende bevoegde autoriteit zo vlug mogelijk het bevoegde centrale orgaan in de aangezochte Verdragsluitende Partij op de hoogte van de rechtstreekse vraag en motiveert zij het dringende karakter hiervan. 2. De bevoegde autoriteiten duiden de centrale organen aan belast met de internationale samenwerking. VERBINDINGSOFFICIEREN ARTIKEL 11 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen, in onderlinge overeenstemming, verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij voor bepaalde of onbepaalde tijd bij de andere Verdragsluitende Partij aanstellen.2. Het aanstellen van verbindingsofficieren voor bepaalde of onbepaalde tijd is erop gericht de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen, in het bijzonder door: a) de uitwisseling van informatie voor de doelstellingen bepaald in artikel 7;b) de ondersteuning bij de opdrachten van de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de grenzen en de immigratie;c) de ondersteuning bij de opdrachten van de autoriteiten die belast zijn met het voorkomen van bedreigingen voor de openbare orde;d) de uitvoering van andere taken voorzien in hun nationale recht.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies te verstrekken en ondersteuning te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Ze verstrekken informatie en voeren andere taken uit op basis van instructies die hen werden gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan ze afkomstig zijn en ze kunnen, binnen hun bevoegdheden, reageren op de vragen om bijstand die zij ontvangen van de Verdragsluitende Partij waarbij ze aangesteld zijn. Bij de uitvoering van hun taken respecteren de verbindingsofficieren het recht dat van kracht is op het nationale grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarbij ze aangesteld zijn. 4. De aanstellende Verdragsluitende Partij is aansprakelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door haar verbindingsofficieren tijdens de uitvoering van de taken opgesomd in paragraaf 2 van dit artikel, in overeenstemming met het nationale recht van de Verdragsluitende Partij waarbij ze aangesteld zijn.De Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de schade zich heeft voorgedaan, vergoedt deze schade onder de voorwaarden die van toepassing zijn op schade die wordt veroorzaakt door haar eigen functionarissen en de aanstellende Verdragsluitende Partij betaalt aan de laatstgenoemde alle bedragen betaald aan de slachtoffers of andere gerechtigde personen terug. 5. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij die aangesteld zijn bij derde Staten eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS ARTIKEL 12 De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit Verdrag door de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen is onderworpen aan de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (ETS 108) en van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa van 8 november 2001 tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens inzake toezichthoudende autoriteiten en grensoverschrijdende gegevensstromen (ETS 181), alsook aan het geldende recht op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen en aan de volgende bepalingen: 1) De bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Partij die de persoonsgegevens overmaakt, ziet erop toe dat deze gegevens nauwkeurig, volledig en juist zijn en dat ze alleen worden overgemaakt voor zover dit nodig is voor de doeleinden van dit Verdrag;2) De bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Partij waarvoor de persoonsgegevens bestemd zijn, mag de gegevens alleen gebruiken voor de doeleinden waarvoor ze werden overgemaakt, in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag en de voorwaarden die werden opgelegd door de bevoegde autoriteit van de verzendende Verdragsluitende Partij.Het gebruik van de gegevens voor andere doeleinden voorzien in dit Verdrag is alleen mogelijk na voorafgaande toestemming van de verzendende bevoegde autoriteit; 3) Enkel de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen vermeld in artikel 5 van dit Verdrag mogen de persoonsgegevens gebruiken die worden uitgewisseld op basis van dit Verdrag.Deze gegevens mogen alleen worden meegedeeld aan andere organen na voorafgaande toestemming van de verzendende bevoegde autoriteit, tenzij dit verplicht is door het nationale recht van de ontvangende Verdragsluitende Partij; 4) De bevoegde autoriteit van de ontvangende Verdragsluitende Partij, deelt desgewenst mee aan de bevoegde autoriteit van de verzendende Verdragsluitende Partij waarvoor de persoonsgegevens werden gebruikt en welke resultaten de overgebrachte gegevens opleverden;5) Indien de verzendende bevoegde autoriteit vaststelt dat de verstrekte persoonsgegevens onjuist of onnauwkeurig zijn of niet overgemaakt mochten worden conform het geldende recht op het grondgebied van de Staat van deze bevoegde autoriteit, moet zij de ontvangende bevoegde autoriteit daar onmiddellijk van op de hoogte brengen.De laatstgenoemde dient de gegevens onverwijld te corrigeren of te vernietigen en ieder ander orgaan dat deze gegevens ontving op basis van paragraaf 3 van dit artikel daar onmiddellijk van op de hoogte te brengen; 6) Een Verdragsluitende Partij mag zich niet beroepen op het feit dat een andere Verdragsluitende Partij onnauwkeurige gegevens zou hebben overgemaakt om zich te ontdoen van haar aansprakelijkheid op basis van haar nationale recht ten aanzien van een benadeelde partij;7) Op verzoek van de persoon wiens gegevens werden overgemaakt, bezorgt de betrokken Verdragsluitende Partij hem of haar de vereiste informatie in overeenstemming met haar nationale recht.Aan personen van wie de gegevens werden overgemaakt kan de uitoefening van deze rechten worden geweigerd als dit nodig is om de nationale veiligheid, defensie, openbare orde, misdaadpreventie, opheldering en opsporing van misdrijven en aanzienlijke nationale economische en financiële belangen van een Verdragsluitende Partij te garanderen; 8) De overgemaakte persoonsgegevens zullen worden vernietigd door de ontvangende Verdragsluitende Partij in overeenstemming met haar nationale recht;9) De bevoegde autoriteiten van de verzendende Verdragsluitende Partij en van de ontvangende Verdragsluitende Partij registreren de overmaking, ontvangst, vernietiging en weigering tot overmaking van persoonsgegevens.De Verdragsluitende Partijen wisselen de lijst van autoriteiten uit die de toestemming hebben om de registraties te raadplegen; 10) De bevoegde autoriteiten van de verzendende Verdragsluitende Partij en van de ontvangende Verdragsluitende Partij beschermen de overgemaakte gegevens op correcte wijze tegen onwettige toegang, wijziging zonder de toestemming van de bevoegde autoriteit die de gegevens overgemaakt heeft, toevallige of onwettige vernietiging, openbaarmaking of tegen enige andere onwettige verwerking. BESCHERMING VAN GECLASSIFICEERDE INFORMATIE ARTIKEL 13 De verzoekende bevoegde autoriteit waarborgt de graad van vertrouwelijkheid die de aangezochte bevoegde autoriteit aan de informatie heeft toegekend. De daarbij gebruikte veiligheidsgraden zijn deze die gebruikt worden door Europol.
ARTIKEL 14 Indien persoonsgegevens worden overgemaakt via een verbindingsofficier, zoals voorzien in artikel 11, worden de bepalingen van dit Verdrag enkel van toepassing wanneer deze verbindingsofficier de gegevens overmaakt aan de Verdragsluitende Partij waarbij hij werd aangesteld.
TAAL VAN DE SAMENWERKING EN GELDIGHEID VAN DOCUMENTEN ARTIKEL 15 1. Vragen om bijstand en andere documenten die worden overgemaakt op basis van dit Verdrag dienen opgesteld te worden in een officiële taal van de ontvangende Verdragsluitende Partij of in het Engels.2. De bevoegde autoriteit van de ontvangende Verdragsluitende Partij aanvaardt de geldigheid van begeleidende documenten, zoals voorzien in artikel 8, paragraaf 2, die zij ontvangt van de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij, zonder een bijkomende certificering of echtverklaring te eisen. OVERLEG ARTIKEL 16 1. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten die belast zijn met het bestuderen van gemeenschappelijke problemen omtrent de opsporing en de preventie van de criminaliteitsfenomenen voorzien in artikel 2 van dit Verdrag en de domeinen van samenwerking voorzien in artikel 3 van dit Verdrag en, indien nodig, met de uitwerking van voorstellen om de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.2. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen richten een evaluatiecommissie op die om de drie jaar verslag zal uitbrengen aan de ministers. REGELING VAN DE GESCHILLEN ARTIKEL 17 Alle geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de interpretatie of de toepassing van dit Verdrag worden beslecht door onderhandelingen of overleg.
ANDERE INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN ARTIKEL 18 Dit Verdrag laat de verplichtingen die voortkomen uit andere bilaterale of multilaterale verdragen die werden ondertekend door een van de Verdragsluitende Partijen onverlet.
KOSTEN ARTIKEL 19 Binnen de grenzen van de toegekende budgetten van de betrokken instellingen, dragen de Verdragsluitende Partijen zelf de kosten die worden gemaakt in het kader van de uitvoering van dit Verdrag, tenzij anders overeengekomen.
SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 20 De bepalingen van dit Verdrag kunnen enkel worden toegepast wanneer ze verenigbaar zijn met het nationale recht.
Op de uitvoering van dit Verdrag wordt toegezien overeenkomstig het nationale recht van elke Verdragsluitende Partij.
ARTIKEL 21 De Verdragsluitende Partijen informeren elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg over de voltooiing van de wettelijke procedures, vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.
Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste bekendmaking wordt ontvangen.
Dit Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte tijd. Elke Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door de andere Verdragsluitende Partij hiertoe langs diplomatieke weg aan te schrijven. De opzegging wordt effectief na zes maanden volgend op de datum van de aanschrijving.
ARTIKEL 22 Elke Verdragsluitende Partij kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen doen toekomen die een wijziging van dit Verdrag beogen. De wijzigingen aan dit Verdrag worden door de Verdragsluitende Partijen in onderlinge overeenstemming besloten.
TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
OPGESTELD te Belgrado op 7 februari 2017 in tweevoud, in het Frans, Nederlands, Engels en Servisch, de vier teksten zijnde gelijkelijk authentiek. In geval van uiteenlopende interpretaties van de bepalingen in dit Verdrag, zal de Engelse tekst beslissend zijn.