Etaamb.openjustice.be
Wet van 29 februari 2024
gepubliceerd op 14 maart 2024

Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1997 tot instelling van een Ombudsdienst Pensioenen met toepassing van artikel 15, 5°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2024201439
pub.
14/03/2024
prom.
29/02/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 FEBRUARI 2024. - Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1997 tot instelling van een Ombudsdienst Pensioenen met toepassing van artikel 15, 5°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1997 tot instelling van een Ombudsdienst Pensioenen met toepassing van artikel 15, 5°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

Art. 2.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 april 1997 tot instelling van een Ombudsdienst Pensioenen met toepassing van artikel 15, 5°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° klachten te onderzoeken die betrekking hebben op de handeling of de werking van de pensioendiensten belast met het toekennen en uitbetalen van wettelijke pensioenen, het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en de inkomensgarantie voor ouderen;".

Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste en het tweede lid worden vijf leden, die het tweede tot en met het zesde lid worden, ingevoegd luidende: "Het mandaat van het lid van de Ombudsdienst mag evenwel slechts eenmaal worden hernieuwd. De hernieuwing van het mandaat is afhankelijk van een positieve evaluatie door een onafhankelijke instelling, aangesteld door de minister die de pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, uitgevoerd zes maanden voor het einde van het mandaat.

Deze evaluatie gebeurt onder meer op basis van de resultaten van de jaarverslagen, bedoeld in artikel 17, welke de leden van de Ombudsdienst jaarlijks overhandigen aan de minister die de pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, over de werking van hun Ombudsdienst met betrekking tot het voorgaande jaar en of op behoorlijke wijze werd uitvoering gegeven aan de opdrachten bedoeld in artikel 3. Na het tweede mandaat dient er steeds een nieuwe selectieprocedure opgestart te worden, ook al wordt de ombudsman goed geëvalueerd.

De minister, bevoegd voor pensioenen, stelt de procedure van de evaluatie vast.

Wanneer het mandaat van het lid van de Ombudsdienst niet hernieuwd wordt, blijft deze zijn functie uitoefenen tot er een opvolger is benoemd."; 2° het vroegere tweede lid, dat het zevende lid wordt, wordt vervangen als volgt: "Een vacaturebericht, met vaststelling van de voorwaarden tot indiening van de kandidaturen, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad bij een niet-hernieuwing van het mandaat, een negatieve evaluatie, na afloop van de twee opeenvolgende mandaten, pen-sionering, ontslag of overlijden van het lid van de Ombudsdienst."

Art. 4.In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "ter plaatse" opgeheven.

Art. 5.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt: "Het onderzoek van een klacht en de bemiddeling worden voortgezet wanneer omtrent dezelfde feiten een beroep bij de rechtbank wordt ingesteld, uiterlijk tot het vonnis van de bevoegde rechtbank of het arrest van het bevoegde hof in kracht van gewijsde is getreden.

Onder een "beroep ingesteld bij de rechtbank" in de zin van het eerste lid wordt beschouwd: 1° elk beroep tegen een beslissing betreffende een pensioen als werknemer of zelfstandige, tegen een beslissing betreffende een inkomensgarantie voor ouderen of tegen een pensioenbeslissing van de Directie Overzeese Sociale Zekerheid van het Rijksinstituut voor Sociale Zekerheid bij de arbeidsrechtbank en, voor ambtenaren, bij de rechtbank van Eerste Aanleg;2° elke vordering tot schadevergoeding in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek voor een fout begaan door een pensioendienst. De beroepen en/of vorderingen op grond van het Strafwetboek vallen hier niet onder.

Onder "beslissing betreffende pensioenen" in de zin van het vorige lid, wordt beschouwd een beslissing inzake toekenning en betaling van pensioensuitkering.

De administratieve overheid stelt de leden van de ombudsdienst onverwijld in kennis van het ingestelde beroep en van het vonnis van de bevoegde rechtbank of het arrest van het bevoegde hof zodra het in kracht van gewijsde is getreden.

Wanneer het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden, brengen de leden van de Ombudsdienst de klager onverwijld op de hoogte van de beëindiging van de behandeling van zijn klacht." HOOFDSTUK III. - Overgangsbepaling

Art. 6.Het mandaat dat bij de inwerkingtreding van deze wet lopende is, wordt in geval van een hernieuwing van het mandaat niet in aanmerking genomen voor wat betreft de beperking tot een eenmalige hernieuwing.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 februari 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 55K3741

^