Etaamb.openjustice.be
Wet van 28 februari 1999
gepubliceerd op 16 maart 1999

Wet tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht met het oog op de instelling van een college van arbiters

bron
ministerie van financien
numac
1999003141
pub.
16/03/1999
prom.
28/02/1999
ELI
eli/wet/1999/02/28/1999003141/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 1999. - Wet tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht met het oog op de instelling van een college van arbiters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 19 van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 19.§ 1. Een college van arbiters is geroepen om uitspraak te doen in geval van geschil over de heffingsgrondslag van de belasting van de tot de drankgelegenheid behorende plaatsen en lokaliteiten. Dit college wordt opgericht in alle gemeenten waar een kantoor der accijnzen bestaat. Het bestaat uit twee deskundigen : de eerste wordt aangewezen door de belastingplichtige, de tweede is de bevoegde ambtenaar van de administratie van het kadaster. § 2. Ingeval de verzoeker het hem betekende kadastraal inkomen niet aanvaardt, moet hij in het ingediende bezwaarschrift tevens de schatting vragen van het onroerende goed of van het gedeelte van het onroerende goed dat hij bestemt voor de exploitatie van zijn drankgelegenheid en de door hem gekozen deskundige in onroerende goederen aanwijzen.

Zo de verzoeker in gebreke blijft zijn deskundige aan te wijzen binnen een termijn van een maand na de betekening, wordt zijn bezwaarschrift als onbestaande beschouwd.

Indien de deskundigen niet tot een akkoord komen betreffende de vaststelling van de heffingsgrondslag die moet dienen tot basis voor de berekening van het vergunningsrecht, wordt het geschil onderworpen aan een derde arbiter, gekozen onder de leden van het Beroepsinstituut van gezworen Landmeters-Experten (BIL) en aangewezen door de vrederechter van het gebied van de te schatten drankgelegenheid op aanvraag van de bevoegde ambtenaar van de administratie van het kadaster.

De derde arbiter hoort de deskundigen vooraleer zijn beslissing te treffen. § 3. De deskundigen en de derde arbiter worden gekozen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 828, 829, 830 en 966 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij moeten gedomicilieerd zijn in het gebied van de rechtbank waar het te schatten goed is gelegen. § 4. Vooraleer hun ambt uit te oefenen, leggen de deskundigen en de derde arbiter de volgende eed af in handen van de vrederechter van de rechtbank bedoeld in § 3 : « Ik zweer in volle geweten over de mij voorgelegde zaken uitspraak te doen, zonder aanzien van persoon en volgens de bepalingen van de wet, en het geheim te bewaren van al de bevindingen in verband met de geschillen. ».

De eed is geldig voor alle schattingen die binnen twaalf maanden na de eedaflegging worden verricht. § 5. De deskundigen en eventueel de derde arbiter, die optreden bij de schatting van de heffingsgrondslag van de belasting van de plaatsen en lokaliteiten bestemd voor de exploitatie van een drankgelegenheid, hebben recht op een bezoldiging waarvan de Koning het bedrag vaststelt, en, in voorkomend geval, op de verplaatsingsvergoeding berekend overeenkomstig het burgerlijk tarief.

De schattingskosten met inbegrip van de verplaatsingskosten zijn ten laste van : 1° de belastingplichtige, indien de bij het deskundigenonderzoek vastgestelde heffingsgrondslag van de belasting gelijk is aan of hoger is dan deze door de bevoegde ambtenaar van de administratie van het kadaster bepaald;2° de Schatkist, indien de bij het deskundigenonderzoek vastgestelde heffingsgrondslag van de belasting niet hoger is dan deze door de belastingplichtige vermeld;3° beide belanghebbende partijen die elk de helft ervan dragen, indien de bij het deskundigenonderzoek vastgestelde heffingsgrondslag van de belasting ligt tussen deze door de belastingplichtige vermeld en deze door de bevoegde ambtenaar van de administratie van het kadaster bepaald. § 6. De deskundigen moeten hun beslissing treffen binnen dertig dagen te rekenen vanaf de datum van samenstelling van het college.

In geval van meningsverschil tussen de deskundigen, treft de aangewezen derde arbiter zijn beslissing binnen zestig dagen te rekenen vanaf dezelfde datum.

Art. 3.Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 28 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Zitting 1997-1998 Kamer van volksvertegenwoordigers Gedr.St. - 1639 : - Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nr. 2 : Amendement. - Nr. 3 : Verslag van de heer Meureau. - Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie (artikel 78 van de Grondwet). - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie (artikel 77 van de Grondwet). - Nrs. 6 tot 8 : Amendementen. - Nr. 9 : Artikelen aangenomen in plenaire vergadering. - Nr. 10 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Zitting 1998-1999 Kamer van volksvertegenwoordigers Gedr. St. - 1825 : - Nr. 1 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen. - 18 en 19 november 1998.

Senaat Gedr. St. - 1-1160 : - Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegen-woordigers. - Nr. 2 : Verslag. - Nr. 3 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen. - 3 en 4 februari 1999.

^