Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 mei 2000
gepubliceerd op 11 mei 2004

Wet houdende instemming met het Statuut van Rome van het Internationaal Strafgerechtshof, gedaan te Rome, op 17 juli 1998. - Addendum

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004009287
pub.
11/05/2004
prom.
25/05/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING


25 MEI 2000. - Wet houdende instemming met het Statuut van Rome van het Internationaal Strafgerechtshof, gedaan te Rome, op 17 juli 1998. - Addendum


In het Belgisch Staatsblad van 1 december 2000, blz. 40367, moet de bijlage die hier volgt bijgevoegd worden.

Reglement voor de proces- en bewijsvoering van het Internationaal Strafgerechtshof Toelichtende noot : Het reglement voor de proces- en bewijsvoering is een instrument voor de toepassing van het Statuut van het Internationaal Strafgerechtshof (Statuut van Rome), waaraan het altijd ondergeschikt is. Bij de uitwerking van het reglement is erop toegezien dat de bepalingen van het Statuut niet worden geparafraseerd en indien mogelijk niet worden herhaald. Het reglement verwijst in voorkomend geval expliciet naar het Statuut teneinde het bestaande verband tussen beide teksten te onderstrepen, zulks overeenkomstig artikel 51, inzonderheid het vierde en vijfde punt ervan.

Het reglement moet in ieder geval worden gelezen rekening houdend met de bepalingen van het Statuut waaraan het ondergeschikt is.

Het reglement voor de proces- en bewijsvoering doet geenszins afbreuk aan de procedureregels die iedere rechtbank of ieder nationaal rechtsstelsel in het kader van de nationale vervolgingen toepast.

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Regel 1. - Gebruik van de termen In dit document : wordt onder « artikel » de artikelen van het Statuut van Rome verstaan; wordt onder « kamer » de kamers van het Hof verstaan; wordt onder « hoofdstuk » de hoofdstukken van het Statuut van Rome verstaan; wordt onder « rechter-voorzitter » de rechter die een kamer voorzit, verstaan; wordt onder « voorzitter » de voorzitter van het Hof verstaan; wordt onder « reglement van het Hof » het reglement van het Hof verstaan; wordt onder « reglement » het reglement voor de proces- en bewijsvoering verstaan.

Regel 2 Authentieke teksten Het reglement is goedgekeurd in de officiële talen van het Hof zoals die zijn opgesomd in artikel 50, § 1. Alle teksten zijn gelijkelijk authentiek.

Regel 3 Wijzigingen 1. De wijzigingen die overeenkomstig artikel 51, tweede punt, worden voorgesteld om in het reglement te worden aangebracht, worden gericht aan de voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn.2. De voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn, ziet erop toe dat alle ontwerp-wijzigingen worden vertaald in de officiële talen van het Hof en aan de Staten die Partij zijn, worden bezorgd.3. De procedure bedoeld in voornoemd eerste en tweede punt is eveneens van toepassing op de voorlopige regels waarin artikel 51, derde punt, voorziet. HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en dagelijks bestuur van het Hof Afdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende de samenstelling en het dagelijks bestuur van het Hof Regel 4 Voltallige zittingen 1. De rechters vergaderen ten laatste twee maanden na hun verkiezing in voltallige zitting.Tijdens die eerste zitting, na de in regel 5 plechtige gelofte te hebben afgelegd, gaan de rechters over tot : a) de verkiezing van de voorzitter en van de ondervoorzitters;b) de toevoeging van de rechters aan de afdelingen.2. Vervolgens vergaderen de rechters ten minste een maal per jaar in voltallige zitting om de functies uit te oefenen waarmee zij krachtens het Statuut, het reglement en het reglement van het Hof zijn belast, en in buitengewone voltallige zitting die de voorzitter indien nodig op eigen initiatief of op verzoek van de helft van de rechters bijeenroept.3. Het Hof kan in voltallige zitting geldig beraadslagen ingeval twee derde van de rechters aanwezig zijn.4. Voor zover in het Statuut en het reglement niet anders is bepaald, spreekt het Hof zich uit in voltallige zitting bij meerderheid van de aanwezige rechters.Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van de rechter die het Voorzitterschap waarneemt, doorslaggevend. 5. Het reglement van het Hof wordt zo spoedig mogelijk in voltallige zitting goedgekeurd. Regel 5 De in artikel 45 bedoelde plechtige gelofte 1. Overeenkomstig hetgeen in artikel 45 is bepaald en voordat de rechters hun taken krachtens dit Statuut aanvaarden, a) leggen zij de volgende plechtige gelofte af : « Ik verklaar plechtig dat ik mijn taken zal vervullen en mijn functie als rechter bij het Internationaal Strafgerechtshof eervol en met toewijding, onpartijdig en gewetensvol zal uitoefenen en dat ik het vertrouwelijke karakter van de onderzoeken en van de vervolgingen en het geheim van de beraadslagingen zal naleven.»; b) leggen de aanklager, de substituut-aanklagers, de griffier en de substituut-griffier de volgende plechtige gelofte af : « Ik verklaar plechtig dat ik mijn taken zal vervullen en mijn functie als (titel) bij het Internationaal Strafgerechtshof eervol en met toewijding, onpartijdig en gewetensvol zal uitoefenen en dat ik het vertrouwelijke karakter van de onderzoeken en van de vervolgingen zal naleven.» 2. De tekst van de gelofte, die wordt ondertekend door de betrokken persoon in aanwezigheid van de voorzitter of van een ondervoorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn, wordt bij de griffie ondergebracht en toegevoegd aan het archief van het Hof. Regel 6 Plechtige gelofte van het personeel van de diensten van de aanklager, het griffiepersoneel, de tolken en vertalers 1. Elk personeelslid van het diensten van de aanklager of van de griffie legt vooraleer de functie aan te vangen, de volgende gelofte af : « Ik verklaar plechtig dat ik mijn taken zal vervullen en mijn functie van (titel) bij het Internationaal Strafgerechtshof eervol en met toewijding, onpartijdig en gewetensvol zal uitoefenen en dat ik het vertrouwelijke karakter van de onderzoeken en van de vervolgingen zal naleven.» De tekst van de gelofte, die wordt ondertekend door de betrokken persoon in aanwezigheid van, naargelang het geval, de aanklager, de substituut-aanklager, de griffier of de substituut-griffier wordt bij de griffie ondergebracht en toegevoegd aan het archief van het Hof. 2. Elke tolk en elke vertaler legt vooraleer de functie aan te vangen, de volgende gelofte af : « Ik verklaar plechtig dat ik mijn taken met toewijding, onpartijdig en met volledige inachtneming van het beroepsgeheim zal uitoefenen.» De tekst van de gelofte, die wordt ondertekend door de betrokken persoon in aanwezigheid van de voorzitter of van zijn vertegenwoordiger, wordt bij de griffie ondergebracht en toegevoegd aan het archief van het Hof.

Regel 7 Aanwijzing van een enkele rechter op grond van artikel 39, tweede punt, b), iii) 1. Wanneer de Kamer van vooronderzoek op grond van artikel 39, tweede punt, b), iii), een rechter als alleen zetelend rechter aanwijst, neemt zij hierbij de vooropgestelde objectieve criteria in acht.2. De aangewezen rechter neemt de beslissingen die aangepast zijn aan de omstandigheden in de domeinen waarvoor in het Statuut of in het reglement niet expliciet is bepaald dat de Kamer van vooronderzoek zich daarover in voltallige zitting moet uitspreken.3. De Kamer van vooronderzoek kan ambtshalve of op verzoek van een partij beslissen zelf in voltallige zitting de functie van alleen zetelend rechter waar te nemen. Regel 8 Professionele gedragscode 1. De voorzitter werkt op voorstel van de griffier een ontwerp van professionele gedragscode voor de raden uit na het advies van de aanklager te hebben ingewonnen.De griffier houdt bij de voorbereiding van zijn ontwerp raadplegingen, zulks overeenkomstig hetgeen in regel 20, derde punt, is bepaald. 2. Het ontwerp van gedragscode wordt overeenkomstig artikel 112, zevende punt, meegedeeld aan de Vergadering van Staten die Partij zijn met het oog op de goedkeuring ervan.3. De procedure tot wijziging van de gedragscode wordt daarin omschreven. Afdeling II. - Diensten van de aanklager Regel 9 Werking van de diensten van de aanklager De aanklager stelt in het kader van de hem toegewezen taken inzake de leiding en het dagelijks bestuur van zijn diensten het reglement op waarin de werking ervan wordt geregeld. Bij de uitwerking of wijziging van het reglement, wint de aanklager het advies van de griffier in omtrent ieder probleem dat de werking van de griffie kan aantasten.

Regel 10 Bewaring van de gegevens en van het bewijsmateriaal De aanklager is belast met de bewaring, de bewaking en de veiligheid van de gegevens en van de overtuigingsstukken die zijn verzameld tijdens het onderzoek gevoerd door zijn diensten.

Regel 11 Delegatie van de functie van aanklager De aanklager of een substituut-aanklager kan de leden van de diensten van de aanklager met uitzondering van die bedoeld in artikel 44, vierde punt, machtigen hem te vertegenwoordigen in de uitoefening van zijn taken, met uitzondering van die welke hem op grond van het Statuut eigen zijn, te weten onder meer die omschreven in de artikelen 15 en 53 van het Statuut.

Afdeling III. - Griffie Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende de griffie Regel 12 Kwalificaties en verkiezing van de griffier en van de substituut-griffier 1. Zodra het Voorzitterschap is verkozen, stelt het een lijst van kandidaten op die beantwoorden aan de criteria vermeld in artikel 43, derde punt, en deelt het de lijst mee aan de Vergadering van Staten die Partij zijn, waarbij het aan de Vergadering om aanbevelingen verzoekt.2. Zodra de voorzitter de eventuele aanbevelingen van de Vergadering van Staten die Partij zijn, heeft ontvangen, bezorgt hij de lijst en de aanbevelingen onverwijld aan het Hof dat in voltallige zitting vergadert.3. Overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 43, vierde punt, kiest het Hof dat voltallig zetelt, zo spoedig mogelijk de griffier bij absolute meerderheid en houdt het daarbij rekening met de eventuele aanbevelingen van de Vergadering van Staten die Partij zijn.Indien geen enkele kandidaat in de eerste ronde de absolute meerderheid behaalt, wordt overgegaan tot een nieuwe stemmingsronde tot wanneer een kandidaat de absolute meerderheid behaalt. 4. Ingeval een substituut-griffier nodig is, kan de griffier daartoe bij de voorzitter een aanbeveling doen.De voorzitter roept een voltallige zitting samen om daarover te oordelen. Ingeval het aldus zetelend Hof bij absolute meerderheid beslist dat een substituut-griffier moet worden verkozen, legt de griffier het een lijst van kandidaten voor. 5. De substituut-griffier wordt net zoals de griffier door het voltallig zetelend Hof verkozen. Regel 13 Taken van de griffier 1. Onverminderd de bevoegdheden die krachtens het Statuut zijn verleend aan de diensten van de aanklager inzake ontvangst, verkrijging en verspreiding van gegevens en de daartoe gebruikte wijzen van kennisgeving, is de griffier belast met alle mededelingen uitgaande van het Hof of bestemd voor het Hof.2. De griffier is in overleg met de voorzitter en de aanklager, evenals met de Gaststaat belast met de interne veiligheid van het Hof. Regel 14 Werking van de griffie 1. De griffier stelt in het kader van de hem toegewezen taken inzake beheer en dagelijks bestuur van de griffie het reglement op waarin de werking ervan wordt geregeld.Bij de uitwerking of wijziging van dat reglement wint de griffier het advies van de aanklager in omtrent ieder probleem dat de werking van zijn diensten kan aantasten. Het reglement van de griffie wordt door het Voorzitterschap goedgekeurd. 2. Het reglement van de griffie moet erin voorzien dat de raadslui van de verdediging een beroep kunnen doen op administratieve bijstand van de griffie binnen redelijke perken en op de aan de omstandigheden aangepaste wijze. Regel 15 Wijzigingen 1. De griffier houdt een gegevensbank met alle gegevens betreffende iedere zaak die bij het Hof aanhangig is gemaakt, zulks onder voorbehoud van de beschikkingen tot niet-bekendmaking die een rechter of een kamer ten opzichte van een bepaald document of van bepaalde gegevens kan geven en mits bescherming van delicate persoonlijke inlichtingen.Het publiek heeft toegang tot de gegevens die in de gegevensbank zijn opgenomen in de werktalen van het Hof. 2. De griffier houdt eveneens de andere dossiers van het Hof bij. Onderafdeling 2. - Taken van de griffie ten aanzien van de slachtoffers en van de getuigen Regel 16 Taken van de griffier ten aanzien van de slachtoffers en van de getuigen 1. Met betrekking tot de slachtoffers oefent de griffier overeenkomstig het Statuut en het reglement de volgende taken uit : a) berichten en kennisgevingen doen toekomen aan de slachtoffers of aan hun wettelijke vertegenwoordigers;b) hen helpen juridisch advies te bekomen en zich te laten vertegenwoordigen, alsook aan hun wettelijke vertegenwoordigers bijstand, ondersteuning en de adequate gegevens verstrekken, daaronder begrepen de apparatuur die zij nodig kunnen hebben om hun taken rechtstreeks uit te oefenen, teneinde hun rechten overeenkomstig de regels 89 tot 91 in alle stadia van de procedure te beschermen;c) hen overeenkomstig de regels 89 tot 91 helpen bij hun deelname aan de verschillende stadia van de procedure;d) in geval van slachtoffers van seksueel geweld, de specifieke maatregelen nemen om hun deelname aan alle stadia van de procedure te vergemakkelijken.2. In verband met de slachtoffers, de getuigen en anderen die in gevaar zijn vanwege door dergelijke getuigen afgelegde getuigenverklaringen vervult de griffier overeenkomstig het Statuut en het reglement de volgende taken : a) hen in kennis stellen van de rechten die hen op grond van het Statuut en het reglement worden erkend en van het bestaan, de taken en de beschikbaarheid van de Afdeling Hulp aan Slachtoffers en Getuigen;b) ervoor zorgen dat zij te gepasten tijde op de hoogte worden gebracht van de beslissingen van het Hof die hun belangen kunnen aantasten, zulks onverminderd de regels inzake vertrouwelijkheid.3. Met het oog op de vervulling van die taken kan de griffier een bijzonder register houden van de slachtoffers die de wens hebben geuit deel te nemen aan de procedure betreffende een bepaalde zaak.4. De griffier kan in naam van het Hof met de Staten onderhandelen over overeenkomsten inzake de nieuwe vestiging en de ondersteuning op het grondgebied van een Staat van getraumatiseerde of bedreigde personen, ongeacht of het gaat om slachtoffers, getuigen of andere personen die in gevaar zijn vanwege door dergelijke getuigen afgelegde getuigenverklaringen.Die overeenkomsten kunnen vertrouwelijk zijn.

Regel 17 Taken van de Afdeling 1. De Afdeling voor Slachtoffers en Getuigen oefent haar taken uit overeenkomstig artikel 43, zesde punt.2. De Afdeling oefent overeenkomstig het Statuut en het reglement en in voorkomend geval in overleg met de Kamer, de aanklager en de verdediging de volgende taken uit : a) ten aanzien van alle getuigen en slachtoffers die voor het Hof verschijnen en van anderen die in gevaar zijn vanwege door dergelijke getuigen afgelegde getuigenverklaringen, alsook rekening houdend met hun eigen noden en met hun bijzondere situatie : i) hen bescherming en veiligheid bieden door adequate maatregelen en beschermingsplannen op korte en lange termijn uitwerken; ii) aan de organen van het Hof aanbevelingen doen met het oog op de goedkeuring van beschermingsmaatregelen en de betrokken Staten daarvan in kennis stellen; iii) hen helpen medische, psychologische en andere zorgen die zij nodig hebben, te verkrijgen; iv) aan het Hof en aan de partijen de mogelijkheid bieden tot vorming inzake trauma's, seksueel geweld, veiligheid en vertrouwelijkheid; v) in overleg met de diensten van de aanklager aanbevelingen doen voor de uitwerking van een gedragscode waarin de nadruk wordt gelegd op het essentieel belang van de veiligheid en van het beroepsgeheim ten behoeve van het onderzoeksteam van het Hof en van de verdediging, en van alle intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties die in voorkomend geval in naam van het Hof optreden; vi) indien nodig met de Staten samenwerken om de in deze regel bedoelde maatregelen te nemen; b) In geval van getuigen : i) hen bijstaan over de wijze waarop juridisch advies kan worden verkregen met het oog op de bescherming van hun rechten, inzonderheid naar aanleiding van hun getuigenverklaring; ii) hen bijstaan wanneer zij worden opgeroepen om voor het Hof te getuigen; iii) in geval van slachtoffers van seksueel geweld, de specifieke maatregelen nemen om hun getuigenverklaring in alle stadia van de procedure te vergemakkelijken. 3. De Afdeling besteedt bij de uitoefening van haar taken voldoende aandacht aan de bijzondere noden van kinderen, bejaarden en gehandicapte personen.Teneinde de deelname van kinderen die getuigen te vergemakkelijken en hen bescherming te waarborgen, wijst de Afdeling in voorkomend geval en met instemming van de ouders of van de wettelijke voogd, een begeleider aan die het kind in alle stadia van de procedure bijstaat.

Regel 18 Taken van de Afdeling Opdat de Afdeling voor Hulp aan Slachtoffers en Getuigen haar taken nuttig en doeltreffend kan uitoefenen : a) ziet zij erop toe dat haar personeel in alle omstandigheden het beroepsgeheim in acht neemt;b) neemt zij, rekening houdend met de belangen eigen aan de diensten van de Aanklager, van de verdediging en van de getuigen, de belangen van de getuigen in acht, eventueel door een onderscheid te maken tussen getuigen à charge en getuigen à décharge, treedt zij onpartijdig op in het kader van haar samenwerking met alle partijen, zulks overeenkomstig de beslissingen genomen door de kamers;c) stelt zij gedurende alle stadia van de procedure en binnen redelijke perken administratieve en technische hulp ter beschikking van de getuigen, van de slachtoffers die voor het Hof verschijnen en van anderen die in gevaar zijn vanwege door dergelijke getuigen afgelegde getuigenverklaringen;d) zorgt zij voor opleiding van haar personeel in de materies betreffende de veiligheid, de integriteit en de waardigheid van de slachtoffers en van de getuigen, daaronder begrepen de specifieke maatregelen bij seksuele strafbare feiten en de culturele kenmerken;e) werkt zij in voorkomend geval samen met de intergouvernementele en de niet-gouvernementele organisaties. Regel 19 Specialisten die aan de Afdeling zijn verbonden Naast het personeel omschreven in artikel 43, zesde punt, en onder voorbehoud van artikel 44 kan de Afdeling voor Hulp aan Slachtoffers en Getuigen inzonderheid, indien nodig, over deskundigen beschikken op het vlak van : a) bescherming en veiligheid van getuigen;b) juridische en administratieve problemen, daaronder begrepen de aspecten betreffende het humanitaire recht en het strafrecht;c) logistiek;d) psychologische aspecten van de strafrechtelijke procedure;e) specifieke deskundigheid inzake seksueel geweld en culturele diversiteit;f) kinderen, inzonderheid getraumatiseerde kinderen;g) bejaarde personen, inzonderheid die welke het slachtoffer zijn van een trauma in verband met oorlog en verbanning;h) gehandicapte personen;i) sociale bijstand;j) medische zorgen;k) tolken en vertalen. Onderafdeling 3. - Raad van de verdediging Regel 20 Taken van de griffier in verband met de rechten van de verdediging 1. De griffier organiseert overeenkomstig artikel 43, eerste punt, het werk van de griffie op zodanige wijze dat de rechten van de verdediging overeenkomstig het in het Statuut vastgestelde beginsel inzake een eerlijk proces, worden gewaarborgd.Daartoe vervult hij inzonderheid de volgende taken : a) de bescherming van de vertrouwelijkheid vergemakkelijken zoals omschreven in artikel 67, eerste punt, b) ;b) hulp en bijstand verstrekken, alsook inlichtingen aan alle raadslui van de verdediging die voor het Hof verschijnen en indien nodig steun verlenen wanneer beroepsspeurders nodig zijn voor een effectieve en doeltreffend verloop van de verdediging;c) hulp verstrekken aan de aangehouden personen, aan de personen op wie de bepalingen van artikel 55, tweede punt, van toepassing zijn evenals aan de verdachten om juridisch advies en bijstand van een raadsman te verkrijgen;d) indien nodig advies verstrekken aan de aanklager en de kamers betreffende problemen inzake de verdediging;e) de apparatuur die de verdediging nodig kan hebben om rechtstreeks haar taken uit te oefenen, haar ter beschikking stellen;f) de verspreiding van gegevens en van de rechtspraak van het Hof onder de raadslui van de verdediging vergemakkelijken en in voorkomend geval samenwerken met de nationale ordes van advocaten of met iedere onafhankelijke instantie die advocatenverenigingen of de in het derde punt hierboven bedoelde raadslui vertegenwoordigen teneinde de juristen aan te moedigen zich in het recht van het Statuut en van het reglement te vervolmaken en te specialiseren.2. De griffier oefent de in het eerste punt hierboven omschreven taken uit, daaronder begrepen de taken inzake het financieel bestuur van de griffie teneinde de professionele onafhankelijkheid van de raadslui van de verdediging te waarborgen.3. Met het oog op de organisatie en de rechtsbijstand overeenkomstig regel 21 en de uitwerking van een professionele gedragscode overeenkomstig regel 8 wint de griffier indien nodig het advies in van iedere onafhankelijke instantie die advocatenverenigingen of raadslui vertegenwoordigt, inzonderheid van iedere instantie waarvan de oprichting door de Vergadering van Staten die Partij zijn, kan worden vergemakkelijkt. Regel 21 Ambtshalve toewijzing van een raadsman 1. Onder voorbehoud van artikel 55, tweede punt, c), en van artikel 67, eerste punt, worden de criteria en de procedures voor de ambtshalve aanwijzing van een raadsman aan behoeftige personen vastgelegd in het reglement van het Hof, op voordracht, voorgesteld door de griffie na raadpleging van elke onafhankelijke instantie die advocatenverenigingen of raadslui vertegenwoordigt waarvan gewag wordt gemaakt in regel 20, derde punt.2. De griffier gaat over tot de opstelling en de bijwerking van een lijst met raadslui die beantwoorden aan de criteria omschreven in regel 22 en in het reglement van het Hof.De betrokken persoon kiest zijn raadsman vrij uit die lijst of een andere raadsman die beantwoordt aan de bedoelde criteria en die aanvaardt in die lijst te worden ingeschreven. 3. Ingeval de ambtshalve aanwijzing van een raadsman wordt geweigerd, kan de betrokken persoon dit probleem voorleggen aan het Voorzitterschap dat een definitieve beslissing neemt.Ingeval het verzoek wordt verworpen, kan de betrokken persoon een ander verzoek richten tot de griffier ingeval hij bewijst dat er nieuwe omstandigheden zijn. 4. De persoon die ervoor kiest zichzelf te vertegenwoordigen, stelt de griffier hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.5. Ingeval blijkt dat een zogenaamd behoeftig persoon dat niet is, kan de kamer die op dat tijdstip de zaak behandelt, een beschikking geven tot deelname in de kosten om de kosten van de ambtshalve aanwijzing te dekken. Regel 22 Benoeming en hoedanigheid van de raadsman van de verdediging 1. De raadsman van de verdediging moet over een erkende kennis inzake internationaal recht of strafrecht en inzake procedures bezitten en de vereiste kennis hebben verworven omtrent de strafrechtelijke procedure door de uitoefening van de functie van rechter, aanklager, advocaat of van een analoge functie.Hij moet een uitstekende kennis bezitten van ten minste een van de werktalen van het Hof en die vlot spreken. Hij kan zich laten bijstaan door andere personen met nuttige gespecialiseerde kennis ter zake, inzonderheid door professoren in de rechten. 2. De raadsman van de verdediging die is gekozen door een persoon welke gebruik maakt van het recht dat hem op grond van het Statuut is toegekend om een beroep te doen op een raadsman van zijn keuze, laat zo spoedig mogelijk zijn volmacht door de griffier optekenen.3. De raadslui van de verdediging zijn bij de vervulling van hun taken onderworpen aan de bepalingen van het Statuut, van het reglement, van het reglement van het Hof, van de professionele gedragscode voor de raadslui die overeenkomstig regel 8 is goedgekeurd en van ieder ander door het Hof goedgekeurd instrument dat verband houdt met hun functie. Afdeling IV. - Situaties die de werking van het Hof kunnen schaden Onderafdeling 1. - Afzetting en tuchtsancties Regel 23 Algemeen beginsel De rechters, de aanklager, de substituut-aanklagers, de griffier en de substituut-griffier worden uit hun functie ontzet of gesanctioneerd met tuchtmaatregelen in de gevallen bedoeld in en onder voorbehoud van de waarborgen omschreven in het Statuut en in dit reglement.

Regel 24 Definitie van ernstige fout en ernstig plichtsverzuim 1. Overeenkomstig artikel 46, eerste punt, a), wordt onder « ernstige fout » het volgende verstaan : a) het gedrag dat in het kader van de uitoefening van een officiële functie onverenigbaar is met die functie en de goede rechtsbedeling bij het Hof of de goede interne werking ervan, ernstig schaadt of kan schaden, bijvoorbeeld : i) de bekendmaking van feiten of gegevens waarvan de betrokken persoon bij de uitoefening van zijn functie kennis heeft gekregen en die een hangend probleem betreffen, wanneer die bekendmaking de gerechtelijke procedures of enig persoon ernstig schaadt; ii) de verzwijging van gegevens of omstandigheden die dermate belangrijk zijn dat hij daardoor niet in zijn functie kon worden aangewezen; iii) het misbruik van zijn gerechtelijke functie om op onrechtmatige wijze voordelen te bekomen van officiële of professionele instanties; of b) gedrag buiten het kader van de uitoefening van de officiële functie dat dermate ernstig is dat het aanzien van het Hof daardoor ernstig wordt geschaad of kan worden geschaad.2. Overeenkomstig artikel 46, eerste punt, a), is sprake van « schuldig plichtsverzuim » ingeval de betrokken persoon zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim bij de uitoefening van zijn functie of bewust in strijd met de plichten die zijn functie meebrengt, heeft gehandeld.Dat kunnen onder meer situaties zijn waarin de betrokken persoon : a) niet de verplichting nakomt te vragen dat de zaak hem wordt onttrokken terwijl hij weet dat er redenen bestaan om een dergelijk verzoek te richten;b) herhaaldelijk zorgt voor onverantwoorde vertraging bij de instelling van het onderzoek, bij het voeren van de vervolging of van de procedure of bij de uitoefening van de gerechtelijke taken. Regel 25 Definitie van een fout van minder ernstige aard 1. Overeenkomstig artikel 47 moet onder « fout van minder ernstige aard » worden verstaan : a) het gedrag dat in het kader van de uitoefening van een officiële functie de correcte rechtsbedeling bij het Hof of de correcte interne werking ervan, schaadt of kan schaden, bijvoorbeeld : i) de inmenging in de uitoefening van de functie van een in artikel 47 bedoeld persoon; ii) de niet-uitvoering of het herhaaldelijk negeren van de verzoeken geformuleerd door de rechter-voorzitter of door het Voorzitterschap bij de uitoefening van hun wettelijke bevoegdheden; iii) het niet-toepassen van de tuchtmaatregelen die kunnen worden aangewend ten aanzien van de griffier, de substituut-griffier of de andere ambtenaren van het Hof terwijl een rechter weet of zou moeten weten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim; b) gedrag buiten het kader van de uitoefening van de officiële functie dat het aanzien van het Hof schaadt of kan schaden.2. Niets in deze regel belet dat het gedrag bedoeld in het eerste punt, a), « een ernstige fout » of « ernstig plichtsverzuim » overeenkomstig artikel 46, eerste punt, a), van het Statuut vormt. Regel 26 Ontvangst van de klachten 1. Overeenkomstig de artikelen 46 en 47, eerste punt, betreffende de gedragingen bedoeld in de regels 24 en 25 moet in iedere klacht de redenen worden aangegeven waarop zij is gegrond, alsook de identiteit van de klager en elk beschikbaar bewijselement worden voorgelegd.De klachten blijven vertrouwelijk. 2. Alle klachten worden bezorgd aan het Voorzitterschap dat ambtshalve kan optreden en overeenkomstig het reglement van het Hof de anonieme of kennelijk ongegronde klachten verwerpt en de andere klachten aan het bevoegde orgaan overzendt.Het Voorzitterschap wordt in die taak bijgestaan door een of meer rechters volgens een automatische toerbeurt, zulks overeenkomstig het reglement van het Hof.

Regel 27 Gemeenschappelijke bepalingen inzake de rechten van de verdediging 1. Ingeval wordt overwogen een persoon overeenkomstig artikel 46 uit zijn functie te ontzetten of overeenkomstig artikel 47 ten aanzien van hem tuchtmaatregelen te nemen, wordt de betrokken persoon daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht.2. De betrokken persoon beschikt over alle mogelijke vrijheid om bewijselementen voor te leggen en te ontvangen, zijn argumenten te doen gelden en de vragen te beantwoorden die hem worden gesteld.3. Hij kan tijdens de procedure die overeenkomstig deze regel wordt ingesteld, door een raadsman worden vertegenwoordigd. Regel 28 Schorsing Ingeval de beweringen die worden geuit ten aanzien van een persoon op wie een klacht betrekking heeft, voldoende ernstig zijn, kan de betrokken persoon uit zijn functie worden geschorst in afwachting dat het bevoegde orgaan daarover een uitspraak doet.

Regel 29 Procedure in geval van verzoek tot afzetting 1. Over het verzoek tot afzetting van een rechter, griffier of substituut-griffier wordt in voltallige zitting gestemd.2. Het Voorzitterschap stelt de voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn schriftelijk in kennis van iedere aanbeveling die wordt goedgekeurd ingeval het een rechter betreft en van iedere beslissing die wordt genomen ingeval het een griffier of een substituut-griffier betreft.3. De aanklager stelt de voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn schriftelijk in kennis van de aanbeveling die hij ten aanzien van een substituut-aanklager doet.4. Ingeval blijkt dat de bedoelde gedragingen geen ernstige fout noch een ernstig plichtsverzuim inhouden, kan overeenkomstig artikel 47 worden besloten dat de betrokken persoon een fout van minder ernstige aard heeft begaan en kan dan een tuchtsanctie worden uitgesproken. Regel 30 Procedure in geval van tuchtmaatregelen 1. Ingeval het een rechter, griffier of substituut-griffier betreft, wordt de beslissing tot het opleggen van een tuchtmaatregel door het Voorzitterschap genomen.2. Ingeval het de aanklager betreft, wordt de beslissing tot het opleggen van een tuchtmaatregel met absolute meerderheid genomen door het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn.3. Ingeval het een substituut-procureur betreft : a) wordt de beslissing tot het uitspreken van een blaam door de aanklager genomen;b) de beslissing tot het opleggen van een geldboete wordt op aanbeveling van de aanklager met absolute meerderheid genomen door het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn.4. De blaam wordt schriftelijk opgetekend en bezorgd aan de voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn. Regel 31 Afzetting De afzetting heeft onmiddellijk gevolgen zodra die beslissing is uitgesproken. De betrokken persoon maakt niet langer deel uit van het Hof, ook niet voor de lopende zaken waaraan hij meewerkt.

Regel 32 Tuchtmaatregelen De volgende tuchtmaatregelen kunnen worden opgelegd : a) de blaam;of b) de geldboete voor een maximumbedrag dat overeenstemt met zes maanden bezoldiging die door het Hof aan de betrokken persoon wordt gestort. Onderafdeling 2. - Ontheffing, wraking, overlijden en ontslag Regel 33 Ontheffing van de rechters, van de aanklager of van de substituut-aanklagers 1. Ingeval een rechter, de aanklager of een substituut-aanklager uit zijn functie wenst te worden ontheven, richt hij daartoe schriftelijk een verzoek tot het Voorzitterschap waarin hij de redenen aangeeft waarvoor hij uit zijn functie moet worden ontheven.2. Het Voorzitterschap beschouwt het verzoek als vertrouwelijk en maakt de redenen van zijn beslissing niet openbaar zonder de instemming van de betrokken persoon. Regel 34 Wraking van de rechters, van de aanklager of van de substituut-aanklagers 1. Naast de redenen bedoeld in artikel 41, tweede punt, en artikel 42, zevende punt, zijn de redenen tot wraking van een rechter, van de aanklager of van een substituut-aanklager inzonderheid de volgende : a) het bestaan van een persoonlijk belang in de betreffende zaak, inzonderheid het gegeven dat het gaat om de partner, de vader of de moeder van een van de partijen of dat met een van hen nauwe familiale, professionele banden of een ondergeschikte relatie worden onderhouden;b) de privé-deelname aan enige rechtsvordering ingesteld vooraleer de persoon bij de zaak wordt betrokken of die deze laatste instelt terwijl hij reeds betrokken is bij de zaak waarin de persoon op wie een onderzoek of vervolging betrekking heeft, een tegenpartij was of is;c) het gegeven dat de persoon, vooraleer de functie bij het Hof op te nemen, taken heeft gehad waaruit kan worden afgeleid dat die persoon zich over de zaak, de partijen of hun wettelijke vertegenwoordigers een oordeel heeft gevormd waardoor de onpartijdigheid waartoe hij is gehouden, objectief kan worden geschaad;d) de uiting via informatieorganen, geschriften of openbare handelingen van meningen die objectief in tegenspraak kunnen zijn met de onpartijdigheid waartoe hij is gehouden.2. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 41, tweede punt, en artikel 42, achtste punt, worden verzoeken tot wraking voorgelegd zodra de redenen waarop zij zijn gegrond, zijn gekend;die verzoekschriften bevatten de aangevoerde redenen en gaan vergezeld van alle relevante bewijselementen. Zij worden meegedeeld aan de betrokken persoon die zijn opmerkingen schriftelijk kan voorleggen. 3. Over iedere vraag betreffende de wraking van de aanklager of van een substituut-aanklager wordt bij absolute meerderheid door de rechters van de Kamer van beroep beslist. Regel 35 Verplichting van de rechters, van de aanklager of van de substituut-aanklagers om hun ontheffing te vragen.

Ingeval een rechter, de aanklager of een substituut-aanklager redenen heeft te geloven dat in zijn geval een reden tot wraking bestaat, vraagt hij te worden ontheven uit zijn functie zonder te wachten dat daartoe op grond van artikel 41, tweede punt, van artikel 42, zevende punt, en van regel 34 een verzoek wordt gedaan. Hij dient zijn verzoek tot ontheffing in dat door het Voorzitterschap wordt onderzocht, zulks overeenkomstig regel 33.

Regel 36 Overlijden van een rechter, van de aanklager, van een substituut-aanklager, van de griffier of van een substituut-griffier.

Ingeval een rechter, de aanklager, een substituut-aanklager, de griffier of een substituut-griffier overlijdt, stelt het Voorzitterschap de voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn, daarvan schriftelijk in kennis.

Regel 37 Ontslag van een rechter, van de aanklager, van een substituut-aanklager, van de griffier of van een substituut-griffier 1. Ingeval een rechter, de aanklager, een substituut-aanklager, de griffier of een substituut-griffier beslist ontslag te nemen, stelt hij het Voorzitterschap daarvan schriftelijk in kennis.Het Voorzitterschap stelt de voorzitter van het Bureau van de Vergadering van Staten die Partij zijn, daarvan schriftelijk in kennis. 2. De ontslagnemend rechter, aanklager, substituut-aanklager, griffier of substituut-griffier probeert een vooropzeg van ten minste zes maanden na te leven.Vooraleer het ontslag van een rechter gevolgen heeft, levert de betrokken persoon alle inspanningen om de taken waarvan hij zich nog moet kwijten, tot een goed einde te brengen.

Onderafdeling 3. - Vervangingen en plaatsvervangend rechter Regel 38 Vervangingen 1. Een rechter kan om objectieve en gerechtvaardigde redenen worden vervangen, te weten : a) ontslag;b) ontheffing;c) wraking;d) afzetting;e) overlijden.2. De vervangingsprocedure wordt geregeld bij het Statuut, het reglement en het reglement van het Hof. Regel 39 Plaatsvervangend rechter De vervangend rechter die overeenkomstig artikel 74, eerste punt, door het Voorzitterschap aangewezen is om zitting te hebben in een Kamer van eerste aanleg moet in elk stadium van de procedure en tijdens de beraadslagingen aanwezig zijn, maar mag niet eraan deelnemen en oefent geen enkele van de functies uit van de leden van de Kamer waarbij de zaak aanhangig is, zolang hij niet is opgeroepen om een van deze leden dat verhinderd is om te zetelen, te vervangen. De plaatsvervangend rechter wordt aangewezen overeenkomstig een vooraf door het Hof vastgestelde procedure.

Afdeling V. - Bekendmakingen, talen, vertalingen Regel 40 Bekendmaking van de beslissingen in de officiële talen van het Hof 1. Voor de toepassing van artikel 50, eerste punt, worden de hierna volgende beslissingen als beslissingen ten gronde beschouwd : a) alle beslissingen van de Afdeling beroep;b) alle krachtens de artikelen 17, 18, 19 en 20 genomen beslissingen van het Hof betreffende de rechtsmacht of de ontvankelijkheid van een zaak;c) alle krachtens de artikelen 74, 75 of 76 genomen beslissingen van een Kamer van eerste aanleg inzake de schuld of onschuld, de straf en het herstel dat moet worden toegekend aan de slachtoffers;d) alle beslissingen die een Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 57, derde punt, d), heef genomen.2. Alle krachtens artikel 61, zevende punt, genomen beslissingen inzake de bevestiging van de ten laste gelegde feiten, of de krachtens artikel 70, derde punt, genomen beslissingen inzake misdrijven tegen de rechtsbedeling worden bekendgemaakt in alle officiële talen van het Hof indien zij volgens het advies van het Voorzitterschap beslissingen ten gronde zijn.3. Het Voorzitterschap kan ertoe beslissen andere beslissingen in alle officiële talen bekend te maken, indien zij betrekking hebben op belangrijke vragen inzake de interpretatie of de toepassing van het Statuut of op belangrijke vragen van algemeen belang. Regel 41 Werktalen van het Hof 1. Het Voorzitterschap verleent voor de toepassing van artikel 50, tweede punt, toestemming voor het gebruik van een officiële taal als werktaal : a) indien deze taal wordt begrepen en gesproken door de meerderheid van de betrokken personen in een zaak die bij het Hof aanhangig is en indien een van de partijen in het geding erom verzoekt;of b) indien de aanklager en de verdediging erom verzoeken.2. Het Voorzitterschap kan de toestemming verlenen voor het gebruik van een officiële taal van het Hof als werktaal indien zulks volgens het Voorzitterschap de doeltreffendheid van het geding ten goede komt. Regel 42 Vertaal- en tolkdiensten Het Hof verzekert zich van de nodige vertaal- en tolkdiensten om de tenuitvoerlegging van zijn krachtens het Statuut en het reglement opgelegde verplichtingen te waarborgen.

Regel 43 Te volgen procedure voor de bekendmaking van documenten van het Hof Het Hof waakt erover dat in alle documenten die krachtens het Statuut en het reglement moeten worden bekendgemaakt, de vertrouwelijkheid van de procedure, alsook de veiligheid van de slachtoffers en van de getuigen worden beschermd.

HOOFDSTUK 3. - Rechtsmacht en ontvankelijkheid Afdeling 1. - Verklaringen en verwijzingen betreffende de artikelen 11, 12, 13 en 14 Regel 44 Verklaring bedoeld in artikel 12, derde punt 1. De griffier kan, op verzoek van de aanklager, vertrouwelijk inlichtingen inwinnen bij een Staat die geen Partij is bij het Statuut of die Partij is geworden bij het Statuut na de inwerkingtreding ervan, indien deze Staat voornemens is de in artikel 12, derde punt, bedoelde verklaring neer te leggen.2. Indien een Staat bij een griffier de verklaring neerlegt of hem laat weten dat hij voornemens is de verklaring bedoeld in artikel 12, derde punt, neer te leggen of indien de griffier handelt volgens bovenstaand eerste punt, brengt de griffier de betrokken Staat ervan op de hoogte dat diens verklaring de rechtsmacht van het Hof ten aanzien van de misdaden bedoeld in artikel 5 waarnaar de betrokken situatie verwijst, aanvaardt, en dat de bepalingen van hoofdstuk IX van het Statuut, alsook alle regels die eruit voortvloeien met betrekking tot de Staten die Partij zijn, op die Staat van toepassing zijn. Regel 45 Verwijzing van een situatie naar de aanklager De verwijzing van een situatie naar de aanklager gebeurt schriftelijk.

Afdeling II. - Instelling van de onderzoeken volgens artikel 15 Regel 46 Informatie verstrekt aan de aanklager uit hoofde van artikel 15, eerste en tweede punt Indien de informatie wordt verstrekt krachtens artikel 15, eerste punt, of indien de schriftelijke of mondelinge getuigenverklaringen in ontvangst worden genomen op de zetel van het Hof, zoals bepaald in het tweede punt van voornoemd artikel, beschermt de aanklager de vertrouwelijkheid van deze inlichtingen en getuigenverklaringen of neemt hij enige andere noodzakelijke maatregel tot uitvoering van zijn verplichtingen krachtens het Statuut.

Regel 47 Getuigenverklaringen volgens artikel 15, tweede punt 1. De regels 111 en 112 zijn mutatis mutandis van toepassing op de getuigenverklaringen die de aanklager volgens artikel 15, tweede punt, in ontvangst heeft genomen.2. Indien de aanklager van oordeel is dat het waarschijnlijk onmogelijk zal zijn om later een getuigenverklaring in ontvangst te nemen, kan hij de Kamer van vooronderzoek erom verzoeken alle nuttige maatregelen te nemen om de doeltreffendheid en de integriteit van de procedures te waarborgen en inzonderheid een raadsman of een rechter van de Kamer van vooronderzoek aan te wijzen die aanwezig zal zijn tijdens de getuigenverklaring om te waken over de rechten van de verdediging.Ingeval de getuigenverklaring vervolgens tijdens de procedure wordt overgelegd, wordt de ontvankelijkheid ervan geregeld bij artikel 69, vierde punt, en de waarde is die welke wordt toegekend door de bevoegde kamer.

Regel 48 Bepaling van het bestaan van een redelijke grond voor het instellen van een onderzoek volgens artikel 15, derde punt Om te bepalen of een redelijke grond bestaat om een onderzoek in te stellen overeenkomstig artikel 15, derde punt, baseert de aanklager zich op de overwegingen bedoeld in artikel 53, eerste punt, a) tot c).

Regel 49 Beslissing en kennisgeving volgens artikel 15, zesde punt 1. Indien een beslissing wordt genomen overeenkomstig artikel 15, zesde punt, maakt de aanklager die onmiddellijk kenbaar, alsook de redenen ter motivering, op een wijze die geen afbreuk doet aan de veiligheid, het welzijn of de persoonlijke levenssfeer van degenen die hem de informatie hebben verstrekt overeenkomstig artikel 15, eerste en tweede punt, noch aan de integriteit van de onderzoeken of de procedures.2. De kennisgeving moet vermelden dat het mogelijk is met betrekking tot dezelfde situatie in het licht van nieuwe feiten of bewijsmateriaal nieuwe informatie voor te leggen. Regel 50 Procedure waarmee de Kamer van vooronderzoek de toestemming verleent voor het instellen van een onderzoek krachtens artikel 15 1. Indien de aanklager voornemens is overeenkomstig artikel 15, derde punt, de Kamer van vooronderzoek te verzoeken een onderzoek te mogen instellen, brengt hij de slachtoffers die hij kent of die gekend zijn bij Afdeling Hulp aan Slachtoffers en Getuigen of hun wettelijke vertegenwoordigers, daarvan op de hoogte, tenzij hij vaststelt dat hij daardoor de integriteit van het onderzoek of het leven of het welzijn van de slachtoffers of de getuigen in gevaar zou brengen.De aanklager kan ook zijn voornemen bekendmaken via de algemene distributiekanalen teneinde slachtoffergroepen te bereiken indien hij meent dat in dit geval noch de integriteit en de doeltreffendheid van het onderzoek, noch de veiligheid en het welzijn van de slachtoffers of van de getuigen worden geschaad. Daartoe kan de aanklager indien nodig de bijstand van de Afdeling Hulp aan Slachtoffers en Getuigen inroepen. 2. De aanklager legt schriftelijk het verzoek om machtiging voor.3. De slachtoffers die overeenkomstig bovenstaand eerste punt op de hoogte zijn gebracht, kunnen schriftelijk hun bedenkingen kenbaar maken bij de Kamer van vooronderzoek binnen de termijn vastgesteld in het reglement van het Hof.4. De Kamer van vooronderzoek die beslist over de te volgen procedure, kan om meer inlichtingen verzoeken bij de aanklager en bij de slachtoffers die hun bedenkingen kenbaar hebben gemaakt, en kan ook een zitting houden indien zij dat nodig acht.5. De Kamer van vooronderzoek maakt haar met redenen omklede beslissing bekend om al dan niet de machtiging te geven om een onderzoek in te stellen volgens artikel 15, vierde punt, inzake het geheel of een gedeelte van het verzoek van de aanklager.Zij deelt deze beslissing mee aan de slachtoffers die hun mening kenbaar hebben gemaakt. 6. De bovenstaande procedure is eveneens van toepassing op ieder nieuw verzoek dat aan de Kamer van vooronderzoek overeenkomstig artikel 15, vijfde punt, wordt voorgelegd. Afdeling III. - Uitzonderingen en prejudiciële beslissingen bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19 Regel 51 Informatie verstrekt uit hoofde van artikel 17 Ingeval het Hof de vragen bedoeld in artikel 17, tweede punt, onderzoekt, kan het, gelet op de omstandigheden ter zake, onder meer rekening houden met de informatie waarop de in artikel 17, eerste punt, bedoelde Staat de aandacht van het Hof zou hebben kunnen gevestigd om te bewijzen dat zijn rechtbanken voldoen aan de internationale normen inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de vervolgingen in geval van gelijkaardige gedragingen, of met de bevestiging die de Staat schriftelijk aan de aanklager heeft gericht, dat over de betreffende zaak een onderzoek is ingesteld of dat vervolgingen zijn ingesteld.

Regel 52 Kennisgeving bedoeld in artikel 18, eerste punt 1. Onder voorbehoud van de beperkingen bepaald in artikel 18, eerste punt, bevat de kennisgeving de informatie betreffende de handelingen die misdaden kunnen opleveren welke zijn omschreven in artikel 5 en die relevant zijn met het oog op de toepassing van artikel 18, tweede punt.2. Een Staat kan aan de aanklager nadere informatie vragen om hem te helpen bij de toepassing van artikel 18, tweede punt.Op dit verzoek is de termijn van een maand, zoals bepaald in artikel 18, tweede punt, niet van toepassing. De aanklager antwoordt hierop zo snel mogelijk.

Regel 53 Terugtreding krachtens artikel 18, tweede punt De Staat die krachtens artikel 18, tweede punt, om een terugtreding verzoekt, doet zulks schriftelijk en verstrekt informatie over het onderzoek dat hij voert, zulks rekening houdend met dit punt. De aanklager kan de Staat om nadere informatie verzoeken.

Regel 54 Verzoek voorgelegd door de aanklager krachtens artikel 18, tweede punt 1. Het verzoek dat de aanklager krachtens artikel 18, tweede punt, aan de Kamer van vooronderzoek voorlegt, wordt schriftelijk gedaan en is met redenen omkleed.De aanklager deelt overeenkomstig regel 53 aan de Kamer van vooronderzoek de door de Staat verstrekte informatie mee. 2. De aanklager brengt de Staat schriftelijk met een beknopte motivering ervan op de hoogte dat hij krachtens artikel 18, tweede punt, een verzoek heeft gedaan aan de Kamer van vooronderzoek. Regel 55 Procedure betreffende artikel 18, tweede punt 1. De Kamer van vooronderzoek bepaalt de te volgen procedure en kan de maatregelen nemen die nodig zijn voor een goed verloop van het geding. Zij kan een zitting houden. 2. De Kamer van vooronderzoek onderzoekt het verzoek van de aanklager, alsook de eventuele opmerkingen van de Staat die overeenkomstig artikel 18, tweede punt, gevraagd heeft dat de aanklager terugtreedt ten behoeve van het onderzoek van de Staat.Zij houdt rekening met de omstandigheden omschreven in artikel 17 om te beslissen al dan niet machtiging te verlenen voor het onderzoek. 3. De beslissing van de Kamer van vooronderzoek en de overwegingen worden zo snel mogelijk meegedeeld aan de aanklager en aan de Staat die gevraagd heeft dat de aanklager terugtreedt ten behoeve van het onderzoek van de Staat. Regel 56 Verzoek neergelegd door de aanklager na de herziening bedoeld in artikel 18, derde punt 1. Na de herziening bepaald in artikel 18, derde punt, kan de aanklager aan de Kamer van vooronderzoek om de in het tweede punt van dat artikel bedoelde machtiging verzoeken.Zijn verzoek wordt schriftelijk voorgelegd en is met redenen omkleed. 2. De aanklager bezorgt overeenkomstig artikel 18, vijfde punt, aan de Kamer van vooronderzoek alle door de Staat verstrekte aanvullende informatie.3. Het geding wordt geleid krachtens regel 54, tweede punt, en regel 55. Regel 57 Bewarende maatregelen bedoeld in artikel 18, zesde punt De Kamer van vooronderzoek onderzoekt ex parte en met gesloten deuren de verzoeken die de aanklager haar voorlegt in de gevallen bedoeld in artikel 18, zesde punt. Zij neemt haar beslissing volgens een versnelde procedure.

Regel 58 Procedure uit hoofde van artikel 19 1. De verzoeken of aanvragen bedoeld in artikel 19 worden schriftelijk voorgelegd en zijn met redenen omkleed.2. Indien een kamer van het Hof een verzoek of een aanvraag behandelt met een betwisting of een vraag betreffende de rechtsmacht of de ontvankelijkheid van een zaak uit hoofde van artikel 19, tweede of derde punt, of indien zij ambtshalve handelt zoals omschreven in het eerste punt van voornoemd artikel, bepaalt zij de te volgen procedure en kan zij de maatregelen nemen die nuttig zijn voor een vlot verloop van het geding.Zij kan een zitting houden. Zij kan de betwisting of de vraag onderzoeken tijdens een zitting voor de bevestiging van de tenlastelegging of tijdens een procedure, op voorwaarde dat hieruit geen buitensporige vertraging voortvloeit. In dit geval verhoort zij en doet zij eerst uitspraak over de betwisting of de vraag. 3. Het Hof zendt verzoeken of aanvragen die krachtens het tweede punt zijn voorgelegd, aan de aanklager over alsook aan de persoon bedoeld in artikel 19, tweede punt, indien deze persoon overgebracht is naar het Hof of vrijwillig of op dagvaarding voor het Hof is verschenen, en machtigt hen binnen de termijn die de kamer vaststelt, schriftelijke opmerkingen betreffende het verzoek of de aanvraag voor te leggen.4. Het Hof doet eerst uitspraak over iedere betwisting of vraag betreffende zijn rechtsmacht en vervolgens over iedere betwisting of vraag betreffende de ontvankelijkheid. Regel 59 Deelname aan de procedures volgens artikel 19, derde punt 1. Voor de toepassing van artikel 19, derde punt, brengt de griffier over iedere vraag of betwisting omschreven in artikel 19, eerste, tweede en derde punt, betreffende de rechtsmacht of de ontvankelijkheid de volgende personen op de hoogte : a) de personen die overeenkomstig artikel 13 een situatie hebben verwezen;b) de slachtoffers die met het Hof reeds hebben gecommuniceerd naar aanleiding van de betreffende zaak of hun wettelijke vertegenwoordigers.2. De griffier bezorgt aan alle personen bedoeld in voornoemd eerste punt, een samenvatting van de motieven waarom de rechtsmacht van het Hof of de ontvankelijkheid van de zaak wordt betwist, zulks volgens de voorwaarden verenigbaar met de verplichting van het Hof om de gegevens vertrouwelijk te houden, de personen te beschermen en de bewijzen veilig te stellen.3. Alle personen die overeenkomstig voornoemd eerste punt op de hoogte zijn gebracht, kunnen schriftelijk hun mening kenbaar maken bij de bevoegde kamer binnen de door haar vastgestelde termijn. Regel 60 Bevoegd orgaan inzake betwistingen De betwistingen van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid die worden opgeworpen na de bevestiging van de tenlasteleggingen maar vóór de samenstelling of de aanwijzing van de Kamer van eerste aanleg, worden aan het Voorzitterschap gericht, die ze verwijst naar de Kamer van eerste aanleg zodra deze overeenkomstig regel 130 is samengesteld of aangewezen.

Regel 61 Bewarende maatregelen uit hoofde van artikel 19, achtste punt Regel 57 is van toepassing op de aanvragen die de aanklager overeenkomstig artikel 19, achtste punt, tot de bevoegde kamer richt.

Regel 62 Procedure uit hoofde van artikel 19, tiende punt 1. Ingeval de aanklager de aanvraag bedoeld in artikel 19, tiende punt, indient, richt hij deze aan de kamer die de meest recente beslissing inzake de ontvankelijkheid heeft genomen.De regels 58, 59 en 61 zijn van toepassing. 2. De Staat of de Staten waarvan de betwisting van de ontvankelijkheid van een zaak overeenkomstig artikel 19, tweede punt, geleid heeft tot de beslissing van niet-ontvankelijkheid bedoeld in artikel 19, tiende punt, worden op de hoogte gebracht van de aanvraag van de aanklager en er wordt hen een termijn toegekend om hun opmerkingen voor te leggen. HOOFDSTUK 4. - Bepalingen van toepassing op diverse stadia van de procedure Afdeling 1. - Bewijs Regel 63 Algemene bepalingen inzake de bewijsvoering 1. De regels voor de bewijsvoering, die in dit hoofdstuk worden opgesomd, alsook in artikel 69, zijn van toepassing op de procedures voor alle kamers.2. De kamers zijn op grond van de discretionaire bevoegdheid bedoeld in artikel 64, negende punt, gemachtigd om vrij over alle overgelegde bewijselementen te oordelen teneinde de relevantie of de ontvankelijkheid ervan te bepalen, zoals bepaald in artikel 69.3. De kamers doen overeenkomstig artikel 64, negende punt, a), uitspraak inzake de ontvankelijkheid op verzoek van een partij of ambtshalve, indien het verzoek gegrond is op de motieven bepaald in artikel 69, zevende punt.4. Onverminderd artikel 66, derde punt, leggen de kamers niet de juridische verplichting op om het bewijs van de misdaden die tot de bevoegdheid van het Hof behoren, inzonderheid misdaden met seksueel geweld, te staven.5. De kamers passen de regels van het nationaal recht die de bewijsvoering regelen enkel in de zin van artikel 21 toe. Regel 64 Procedure inzake de relevantie of de ontvankelijkheid van de bewijzen 1. Iedere vraag betreffende de relevantie of de ontvankelijkheid van de bewijzen moet worden aangevoerd bij de overlegging van de bewijzen aan een kamer.Uitzonderlijk kan een vraag die bij die overlegging niet was gekend, worden gesteld zodra zij is gekend. De betrokken kamer kan daartoe een schriftelijk verzoek eisen. Het Hof zendt het schriftelijk verzoek over aan iedereen die deelneemt aan de procedure, behalve indien het hierover anders beslist. 2. De beslissingen van de kamers inzake de bewijsvoering worden met redenen omkleed.De motieven worden in het proces-verbaal opgenomen, indien zulks niet was gebeurd gedurende de procedure, overeenkomstig artikel 64, tiende punt, en regel 137, eerste punt. 3. De bewijselementen die niet relevant of niet-ontvankelijk zijn verklaard, worden door de kamers niet in aanmerking genomen. Regel 65 Verplichting om een getuigenverklaring af te leggen 1. Een getuige die voor het Hof verschijnt, kan door het Hof worden verplicht om, behoudens andersluidend beding van het Statuut of het reglement, inzonderheid de regels 73, 74 en 75, een getuigenverklaring af te leggen.2. Regel 171 is van toepassing op de getuigen die voor het Hof verschijnen en door het Hof verplicht kunnen worden om overeenkomstig het bovenstaande eerste punt een getuigenverklaring af te leggen. Regel 66 Plechtige gelofte 1. Onder voorbehoud van het bovenstaande tweede punt, leggen de getuigen, alvorens zij een getuigenverklaring afleggen, overeenkomstig artikel 69, eerste punt, de volgende plechtige gelofte af : « Ik verklaar plechtig dat ik de waarheid, de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal spreken.» 2. Iedere persoon die jonger is dan 18 jaar of wiens onderscheidingsvermogen is aangetast en die volgens de kamer de betekenis van een plechtige gelofte niet begrijpt, kan worden gemachtigd om te getuigen zonder plechtige gelofte, indien de kamer hem bekwaam acht om de feiten te omschrijven waarvan hij kennis heeft en om de zin te begrijpen van de verplichting de waarheid te spreken.3. Alvorens de getuige een getuigenverklaring aflegt, wordt zijn aandacht gevestigd op het strafbare feit omschreven in artikel 70, eerste punt, a). Regel 67 Getuigenissen rechtstreeks afgelegd via audio- of videoverbinding 1. Overeenkomstig artikel 69, tweede punt, kunnen de kamers van het Hof toestaan dat een getuige een mondelinge verklaring aflegt via audio- of videoverbinding, voor zover de aangewende techniek de aanklager, de verdediging, alsook de kamer zelf de mogelijkheid biedt de getuige te ondervragen tijdens zijn getuigenverklaring.2. De in deze regel beoogde ondervraging van de getuigen vindt plaats volgens de relevante bepalingen van dit hoofdstuk.3. De kamer vergewist zich met de medewerking van de griffie ervan dat de gekozen plaats voor het afleggen van een getuigenis via audio- of videoverbinding zich leent tot een open en eerlijke getuigenverklaring, alsook tot de naleving van de veiligheid, van het fysieke en psychologisch welzijn, van de waardigheid en van de persoonlijke levenssfeer van de getuige. Regel 68 Vooraf opgenomen getuigenissen Indien de Kamer van vooronderzoek niet de in artikel 56 bedoelde maatregelen heeft genomen, kan de Kamer van eerste aanleg in overeenstemming met artikel 69, tweede punt, reeds op audio- of videodrager opgenomen getuigenissen, alsook transcripties of andere schriftelijke bewijzen van deze getuigenissen toestaan voorzover : a) de aanklager en de verdediging de mogelijkheid hebben gehad om de getuige wiens getuigenis is opgenomen en die niet persoonlijk voor de Kamer van eerste aanleg verschijnt, hebben kunnen ondervragen tijdens de opname;of b) indien de getuige wiens getuigenis is opgenomen, persoonlijk voor de Kamer van eerste aanleg verschijnt, zich niet verzet tegen de overlegging van zijn opgenomen getuigenis en indien de aanklager, de verdediging en de kamer zelf de mogelijkheid hebben gehad de getuige te ondervragen tijdens de procedure. Regel 69 Overeenkomsten inzake bewijzen De aanklager en de verdediging kunnen overeenkomen dat de in de tenlastelegging opgeworpen feiten, de exacte inhoud van een document, de verwachte getuigenis van een getuige of andere bewijselementen niet worden betwist. De kamers kunnen dan de aangevoerde feiten als bewezen beschouwen, tenzij zij van oordeel zijn dat de feiten uitvoeriger moeten worden uiteengezet in het belang van het recht, en inzonderheid in het belang van de slachtoffers.

Regel 70 Beginselen van toepassing op de bewijsvoering inzake seksueel geweld Bij misdaden met seksueel geweld volgt het Hof de volgende beginselen en past ze in voorkomend geval toe : a) de instemming mag in geen geval worden afgeleid uit de woorden of uit gedragingen van een slachtoffer ingeval diens vermogen om vrij een echte instemming te geven, aangetast is door het gebruik van geweld, bedreiging of dwang, of door toedoen van een dwingende omgeving;b) de instemming mag in geen geval worden afgeleid uit de woorden of gedragingen van een slachtoffer ingeval het onbekwaam is om een echte instemming te geven;c) de instemming mag in geen geval worden afgeleid uit de stilte of het gebrek aan weerstand van het slachtoffer van het vermoedelijke seksueel geweld;d) de geloofwaardigheid, achtbaarheid of de seksuele beschikbaarheid van een slachtoffer of van een getuige mag in geen geval worden afgeleid uit hun vroeger of later seksueel gedrag. Regel 71 Bewijzen van het seksueel gedrag van een slachtoffer of van een getuige Gelet op de definitie en de aard van de misdaden die onder de bevoegdheid van het Hof vallen en onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 69, vierde punt, aanvaarden de kamers geen enkel bewijs betreffende het vroegere of latere seksueel gedrag van een slachtoffer of van een getuige.

Regel 72 Onderzoek met gesloten deuren inzake de relevantie en de ontvankelijkheid van bewijselementen 1. Indien bewijselementen moeten worden overgelegd of verkregen, ook via ondervraging van het slachtoffer of de getuige om de werkelijke instemming van het slachtoffer van het vermoedelijke seksueel geweld te achterhalen of om de woorden, het gedrag, de stilte of het gebrek aan weerstand van het slachtoffer of van de getuige te bewijzen, moet, rekening houdend met de beginselen a) tot d) van regel 70, een kennisgeving worden gericht aan het Hof waarin de aard van deze bewijselementen zijn opgenomen en de relevantie ervan ter zake zijn uitgelegd.2. Ingeval de kamers zich uitspreken over de relevantie of de ontvankelijkheid van de in het bovenstaande punt bedoelde bewijzen, verhoren zij met gesloten deuren de aanklager, de verdediging, de getuige, het slachtoffer, of in voorkomend geval, diens wettelijke vertegenwoordiger;vergewissen zij zich ervan dat de overgelegde elementen voldoende bewijskracht hebben ten aanzien van de onderzochte vraag en houden zij rekening met het nadeel dat zij kunnen veroorzaken, zoals is bepaald in artikel 69, vierde punt. Daartoe nemen de kamers artikel 21, derde punt, alsook de artikelen 67 en 68 in overweging, en worden zij geleid door de beginselen a) tot d) van regel 70, inzonderheid wat de voorgestelde ondervraging van de slachtoffers betreft. 3. Indien de kamers de ontvankelijkheid van de bewijselementen bedoeld in bovenstaande tweede punt, bepalen, vermelden zij in het proces-verbaal voor de precieze doelstellingen waarvoor zij ontvankelijk zijn.Om de bewijselementen te beoordelen, passen de kamers de beginselen a) tot d) van regel 70 toe.

Regel 73 Vertrouwelijkheid 1. Onverminderd artikel 67, eerste punt, b), is de communicatie tussen een persoon en zijn raadsman gedekt door het beroepsgeheim;bijgevolg kan de verspreiding van de inhoud ervan enkel worden bevolen indien : a) de betrokkene schriftelijk ermee instemt, of indien b) de betrokkene vrijwillig de inhoud heeft bekendgemaakt aan een derde die het later bekendmaakt.2. Rekening houdend met regel 63, vijfde punt, wordt de communicatie in het kader van een bepaalde categorie van professionele relaties of andere vertrouwelijke relaties beschouwd als gedekt te zijn door het beroepsgeheim, en kan bijgevolg slechts worden verspreid onder dezelfde voorwaarden als die bepaald in het bovenstaande eerste punt, a) en 1 b), indien een van de kamers bepaalt dat : a) deze communicatie behoort tot een bepaalde categorie van professionele relaties en behoort tot de vertrouwelijke relaties waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat zij privaat blijven en niet bekend worden gemaakt;b) de vertrouwelijkheid een wezenlijk aspect is van de aard en hoedanigheid van de betrekkingen tussen de betrokkene en de persoon die de betrokkene in vertrouwen heeft genomen;en c) de erkenning van het geheim van deze communicatie de doeleinden van het Statuut en het reglement zou dienen.3. Indien het Hof overgaat tot deze vaststelling, schenkt het bijzondere aandacht eraan dat het beroepsgeheim wordt uitgebreid tot de communicatie die behoort tot de professionele relaties tussen een persoon en zijn arts, zijn psychiater, zijn psycholoog of zijn raadsman, in het bijzonder indien de communicatie slachtoffers betreft of zij daarbij zijn betrokken;of tussen een persoon en een lid van de geestelijkheid. In dit laatste geval is volgens het Hof de informatie die is bekendgemaakt tijdens een religieuze biecht gedekt door het beroepsgeheim, indien deze biecht noodzakelijk deel uitmaakt van de riten van de betrokken religie. 4. Volgens het Hof zijn alle informatie, documenten of ander bewijsmateriaal die in het bezit zouden zijn gekomen van het Internationaal Comité van het Rode Kruis bij de uitoefening of ingevolge de functies die dit Comité overeenkomstig de Statuten van de Internationale beweging van het Rode Kruis uitoefent, gedekt door het beroepsgeheim.Zij mogen dan ook niet worden verspreid, ook niet in het kader van de getuigenis van een persoon die werkt of gewerkt heeft als vertegenwoordiger of bediende voor het Internationaal Comité van het Rode Kruis, tenzij : a) het Comité na de raadplegingen zoals bepaald in het onderstaande zesde punt, schriftelijk heeft aangegeven dat het zich niet zal verzetten tegen de verspreiding ervan of op enige andere wijze van dit geheim heeft afgezien;of b) deze informatie, documenten of andere bewijselementen niet voorkomen in de verklaringen of reeds openbaar gemaakte documenten van het Comité.5. Het bovenstaande vierde punt heeft geen enkele invloed op de ontvankelijkheid van gelijkaardige bewijselementen verkregen via andere bronnen dan het Internationaal Comité van het Rode Kruis, zijn vertegenwoordigers of bedienden, ingeval deze elementen verzameld zijn door deze bronnen, onafhankelijk van het Comité, van zijn vertegenwoordigers en van zijn bedienden.6. Indien het Hof bepaalt dat bepaalde inlichtingen, documenten of bewijselementen uitgaande van het Internationaal Comité van het Rode Kruis van groot belang zijn in een bijzonder geval, raadpleegt het Hof het Comité om de vraag via overleg op te lossen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de zaak, met de relevantie van het gevraagde bewijselement, met de beschikbaarheid van dit bewijselement bij een andere bron, met het belang van de justitie en met dat van de slachtoffers, alsook met de uitoefening door het Hof en het Comité van hun respectieve functies. Regel 74 Getuigenissen die ten laste kunnen worden gelegd aan de persoon die het getuigenis heeft afgelegd 1. Tenzij de getuige de in regel 190 bepaalde opdracht heeft gekregen, deelt de kamer hem de bepalingen van deze regel mee alvorens hem te verhoren.2. Ingeval de kamer bepaalt dat zij aan een bepaalde getuige garanties moet geven inzake niet-tenlastelegging, geeft zij de garanties bedoeld in het derde punt, c) , vooraleer de betrokkene verschijnt, ofwel onmiddellijk, ofwel in antwoord op de vraag, bedoeld in artikel 93, eerste punt, e).3. a) Een getuige kan weigeren enige verklaring af te leggen die hem ten laste kan worden gelegd.b) Ingeval een getuige verschijnt na de garanties te hebben gekregen die zijn bedoeld in bovenstaand tweede punt, kan het Hof hem bevelen te antwoorden op de vraag of op de vragen.c) In de andere gevallen kan de kamer de getuige bevelen te antwoorden op de vraag of op de vragen na hem te hebben gegarandeerd dat de bewijselementen in zijn getuigenverklaring : i) vertrouwelijk blijven en niet worden bekendgemaakt aan het publiek of aan een Staat;en ii) niet rechtstreeks, noch onrechtstreeks tegen hem zullen worden gebruikt in het kader van latere vervolgingen voor het Hof, behalve bij toepassing van de artikelen 70 en 71. 4. Alvorens een dergelijke garantie te bieden, alsook om zich ervan te vergewissen of zulks bij deze getuige gepast is, wint de kamer het advies in van de aanklager ex parte.5. Ingeval de kamer uitspraak moet doen over de vraag of zij de getuige moet bevelen te antwoorden, houdt zij rekening met de hiernavolgende overwegingen : a) het belang van de verwachte bewijselementen;b) het unieke karakter van deze bewijselementen;c) de aard, indien deze bekend is, van de eventuele tenlastelegging; en d) de hoedanigheid van de beschermingsmaatregelen van de getuigen in de omstandigheden.6. Indien de kamer bepaalt dat het niet gepast is om de getuige een dergelijke garantie te bieden, beveelt zij hem niet om op de vragen te antwoorden.In dit geval kan zij evenwel de ondervraging voortzetten over andere punten. 7. Teneinde gevolg te geven aan de garantie die de kamer geeft : a) beveelt zij dat de getuigenverklaring met gesloten deuren plaatsvindt;b) beveelt zij dat de identiteit van de getuige en de inhoud van zijn getuigenverklaring op geen enkele wijze worden bekendgemaakt en bepaalt zij dat iedere overtreding in die zin vatbaar is voor sancties als bepaald in artikel 71;c) vestigt zij uitdrukkelijk de aandacht van de aanklager, van de verdachte, van de raadsman van de verdediging, van de wettelijke vertegenwoordiger van de slachtoffers en van ieder aanwezig personeelslid van het Hof, op de gevolgen van de overtreding, bedoeld in bovenstaand punt b) ;d) beveelt zij de verzegeling van de processen-verbaal;en e) wendt zij de beschermingsmaatregelen aan die een beslissing van het Hof meebrengt om te garanderen dat de identiteit van de getuige en de inhoud van zijn getuigenverklaring niet bekend worden gemaakt.8. Indien de aanklager beseft dat de getuigenverklaring van een getuige ten laste kan worden gelegd van de dader, vraagt hij een zitting met gesloten deuren en brengt hij de kamer hiervan op de hoogte alvorens de getuige een getuigenverklaring aflegt.De kamer kan de maatregelen bevelen bedoeld in het bovenstaande zevende punt voor het geheel of voor een gedeelte van de getuigenverklaring van deze getuige. 9. De verdachte, de raadsman van de verdediging of de getuige kan de aanklager of de kamer vooraleer een getuige een getuigenverklaring aflegt, erop wijzen dat deze getuigenverklaring voor problemen zal zorgen inzake de tenlastelegging ten aanzien van de persoon die de getuigenverklaring heeft afgelegd.De kamer kan de in bovenstaand zevende punt bedoelde maatregelen nemen. 10. Indien dergelijke tenlastelegging zich in de loop van het geding voordoet, schorst de kamer het verhoor van de getuige en geeft hem de mogelijkheid om, indien hij zulks vraagt, juridisch advies te verkrijgen met het oog op de toepassing van deze regel. Regel 75 Getuigenissen van naasten die ten laste kunnen worden gelegd van de verdachte 1. Een getuige die voor het Hof verschijnt en de partner, het kind, de vader of de moeder is van een verdachte, kan door de kamers niet worden gedwongen om enige verklaring af te leggen die ten laste kan worden gelegd van de verdachte.De getuige kan echter ervoor kiezen een dergelijke verklaring af te leggen. 2. Wanneer de kamers een getuigenis beoordelen, kunnen zij ermee rekening houden dat de in bovenstaand eerste punt bedoelde getuige geweigerd heeft te antwoorden op een vraag die ertoe strekt dat hij een van zijn vorige verklaringen tegenspreekt, alsook dat hij ervoor gekozen heeft op sommige vragen wel te antwoorden, maar op andere niet. Afdeling II. - Bekendmaking Regel 76 Bekendmaking van informatie betreffende de getuigen à charge in het stadium van het vooronderzoek 1. De aanklager deelt aan de verdediging de naam van de getuigen mee die hij voornemens is op te roepen om een getuigenverklaring af te leggen, alsook een afschrift van hun verklaringen.Hij doet zulks tijdig opdat de verdediging tijd zou hebben om zich behoorlijk voor te bereiden. 2. Later deelt de aanklager aan de verdediging de naam en een afschrift van de verklaringen van alle extra getuigen à charge mee ingeval beslist is ze te dagvaarden.3. De verklaringen van de getuigen à charge worden in hun originele versie aan de betrokkene bezorgd in een taal die hij perfect begrijpt en spreekt.4. Deze regel wordt opgevat onder voorbehoud van de beperkingen bedoeld in het Statuut en in de regels 81 en 82 inzake de bescherming van slachtoffers en getuigen en het respect voor hun persoonlijke levenssfeer, alsook inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie. Regel 77 Inspectie van de stukken in het bezit of onder controle van de aanklager Onder voorbehoud van de beperkingen die van toepassing zijn op de mededeling van stukken en op de bekendmaking van informatie krachtens het Statuut en de regels 81 en 82, staat de aanklager de verdediging toe kennis te nemen van de boeken, documenten, foto's en andere voorwerpen die de aanklager in zijn bezit of onder controle heeft en die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van de verdediging van de verdachte en die door de aanklager zullen worden gebruikt als bewijsmiddelen tijdens de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten of tijdens de procedure, of die zijn verkregen van de verdachte of hem toebehoren.

Regel 78 Inspectie van de stukken in het bezit of onder controle van de verdediging De verdediging staat de aanklager toe kennis te nemen van de boeken, documenten, foto's en andere voorwerpen in haar bezit of onder haar controle, die zullen worden gebruikt door de verdediging als bewijsmiddelen tijdens de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten of tijdens de procedure.

Regel 79 Bekendmaking van bepaalde elementen door de verdediging 1. De verdediging brengt de aanklager op de hoogte van haar voornemen om het volgende in te roepen : a) het bestaan van een alibi : in dit geval moeten de plaats of de plaatsen waar de verdachte beweert te zijn geweest op het tijdstip van de ten laste gelegde feiten nader moeten worden bepaald, alsook de naam van de getuigen en alle andere bewijselementen waarop de verdachte voornemens is zich te baseren om zijn alibi te bewijzen;b) een van de gronden voor de ontheffing van de strafrechtelijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 31, eerste punt : in dit geval moeten in de kennisgeving de naam van de getuigen en alle andere bewijselementen nader worden bepaald die de verdachte voornemens is in te roepen om zijn bewijsmiddel te staven.2. Behoorlijk rekening houdend met de termijnen vastgesteld in andere regels, moet de kennisgeving uit bovenstaand eerste punt vroeg genoeg worden afgegeven opdat de aanklager zich behoorlijk zou kunnen voorbereiden en erop kan antwoorden.De kamer die de zaak behandelt, kan uitstel verlenen om de aanklager de tijd te geven het door de verdediging aangehaalde punt te onderzoeken. 3. Het gegeven dat de verdediging verzuimt aan de in deze regel bedoelde verplichting tot informatie, is geen beperking van haar recht om de in bovenstaande eerste punt bedoelde omstandigheden in te roepen, noch om bewijselementen voor te leggen.4. Deze regel wordt opgevat onverminderd de bevoegdheid van de kamers om de bekendmaking van enig ander bewijselement te bevelen. Regel 80 Procedure voor het aanvoeren van een grond voor ontheffing van strafrechtelijke aansprakelijkheid krachtens artikel 31, derde punt 1. De verdediging moet de Kamer van eerste aanleg en de aanklager in kennis stellen van haar voornemen om een grond voor ontheffing van strafrechtelijke aansprakelijkheid aan te voeren krachtens artikel 31, derde punt.Deze kennisgeving moet voldoende tijd voor de aanvang van de procedure geschieden, zodat de aanklager de tijd heeft om het naar behoren voor te bereiden. 2. Bij ontvangst van de in punt 1 bedoelde kennisgeving hoort de Kamer van eerste aanleg de aanklager en de verdediging alvorens te bepalen of de verdediging de grond voor ontheffing van strafrechtelijke aansprakelijkheid mag aanvoeren.3. Indien de verdediging wordt gemachtigd om de grond voor ontheffing van strafrechtelijke aansprakelijkheid aan te voeren, kan de Kamer van eerste aanleg toestaan dat het proces wordt verdaagd om de aanklager de tijd te geven de grond waarvan sprake is te onderzoeken. Regel 81 Beperkingen van de verplichting tot mededeling van bewijsmateriaal 1. De verslagen, memories en andere interne documenten die een partij, haar assistenten of vertegenwoordigers tijdens het onderzoek of de voorbereiding van de zaak hebben opgesteld, moeten niet worden meegedeeld.2. Wanneer de aanklager stukken of informatie in zijn bezit of onder zijn toezicht heeft die volgens het Statuut moeten worden bekendgemaakt, maar waarvan de mededeling hangende of toekomstige onderzoeken kan schaden, kan hij de kamer waarvoor de zaak aanhangig is gemaakt vragen te bepalen of deze stukken of informatie aan de verdediging moeten worden meegedeeld.De kamer hoort de aanklager ex parte. De aanklager mag deze stukken of informatie nadien evenwel niet overleggen als bewijsmateriaal tijdens de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten of tijdens het proces, zonder dat de verdachte daarvan vooraf in kennis is gesteld. 3. Ingeval maatregelen zijn genomen om vertrouwelijke informatie te beschermen overeenkomstig de artikelen 54, 57, 64, 72, en 93 en om de veiligheid van de getuigen, de slachtoffers en hun familieleden te waarborgen overeenkomstig artikel 68, wordt de betreffende informatie niet meegedeeld, tenzij onder de in voornoemde artikelen bedoelde voorwaarden.Ingeval de mededeling van deze informatie de veiligheid van de getuige in gevaar kan brengen, neemt het Hof maatregelen om deze getuige vooraf hiervan in kennis te stellen. 4. De Kamer waarvoor de zaak aanhangig is gemaakt neemt ambtshalve of op verzoek van de aanklager de maatregelen nodig om de vertrouwelijke aard van de informatie te waarborgen overeenkomstig de artikelen 54, 72 en 93 en om de veiligheid van de getuigen, de slachtoffers en hun familieleden te waarborgen overeenkomstig artikel 68, inzonderheid door toe te staan dat de identiteit van deze personen niet wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het proces.5. Ingeval stukken of informatie in het bezit of onder het toezicht van de aanklager niet zijn meegedeeld overeenkomstig artikel 68, vijfde punt, mogen deze stukken of informatie nadien niet worden overgelegd als bewijsmateriaal tijdens de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten of op het proces, zonder dat de verdachte daarvan vooraf in kennis is gesteld.6. Ingeval stukken of informatie in het bezit of onder het toezicht van de verdediging moeten worden meegedeeld, kan de verdediging daarvan afzien in omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die waarbij de aanklager artikel 68, vijfde punt, kan aanvoeren en ze vervangen door een samenvatting.Deze stukken of informatie mogen nadien evenwel niet als bewijsmateriaal worden overgelegd tijdens de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten of op het proces, zonder dat de aanklager daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Regel 82 Beperkingen op de verplichting tot mededeling van de stukken en informatie bedoeld in artikel 54, derde punt, e) 1. Ingeval artikel 54, derde punt, e), van toepassing is op stukken of informatie in het bezit of onder het toezicht van de aanklager, kan hij ze nadien niet als bewijsmateriaal overleggen zonder dat de persoon die ze heeft verstrekt en de verdachte daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.2. Ingeval de aanklager stukken of informatie bedoeld in artikel 54, derde punt, e), als bewijsmateriaal overlegt, kunnen de kamers de overlegging van aanvullend bewijsmateriaal ontvangen van de persoon die de oorspronkelijke stukken of informatie heeft verstrekt niet bevelen;zij mogen laatstgenoemde of zijn vertegenwoordigers evenmin als getuigen oproepen of bevelen dat zij verschijnen teneinde dit aanvullend bewijsmateriaal te verkrijgen. 3. Ingeval de aanklager een getuige oproept om te verschijnen opdat hij een in artikel 54, derde punt, e), bedoeld stuk of inlichting als bewijsmateriaal overlegt, mogen de kamers deze getuige niet dwingen een antwoord te geven op enige vraag inzake deze stukken of informatie of inzake hun oorsprong, ingeval de betrokkene zulks weigert op grond van de vertrouwelijkheid.4. Het recht van de verdachte om het bewijsmateriaal bedoeld in artikel 54, derde punt, e), te betwisten blijft ongeschonden en is enkel onderworpen aan de beperkingen bedoeld in de bovenstaande punten 2 en 3.5. Op verzoek van de verdediging kunnen de kamers bevelen dat in het belang van de rechtsbedeling, de bovenstaande punten 1, 2 en 3 mutatis mutandis van toepassing zijn op de stukken en informatie die de verdachte in zijn bezit heeft, die hem werden verstrekt onder dezelfde omstandigheden als die bedoeld in artikel 54, derde punt, e), en die als bewijsmateriaal moeten worden overgelegd. Regel 83 Beslissing betreffende het bewijsmateriaal à décharge overeenkomstig artikel 67, tweede punt De aanklager kan verzoeken zodra de omstandigheden zulks mogelijk maken ex parte te worden gehoord door de kamer bij welke de zaak aanhangig is gemaakt, opdat zij de in artikel 67, tweede punt, bedoelde beslissing zou nemen.

Regel 84 Bekendmaking en aanvullend bewijsmateriaal met het oog op het proces Teneinde de partijen de mogelijkheid te bieden het proces voor te bereiden en het eerlijk en vlot verloop van de procedure te vergemakkelijken, neemt de Kamer van eerste aanleg alle maatregelen die nodig zijn om de nog niet bekendgemaakte stukken of informatie mee te delen en om het aanvullend bewijsmateriaal over te leggen, overeenkomstig artikel 64, derde punt, c) en zesde punt, d), alsmede artikel 67, tweede punt, maar onder voorbehoud van artikel 68, vijfde punt. Teneinde vertragingen te voorkomen en ervoor te zorgen dat het proces op de geplande datum van start gaat, zijn deze beslissingen gebonden aan strikte termijnen, die de Kamer van eerste aanleg kan heroverwegen.

Afdeling III. - Slachtoffers en getuigen Onderafdeling 1. - Begripsbepaling en algemeen beginsel van toepassing op de slachtoffers Regel 85 Begripsbepaling inzake de slachtoffers Voor de toepassing van het Statuut en het reglement : a) wordt verstaan onder het begrip « slachtoffer » enige natuurlijke persoon die schade heeft geleden wegens een misdaad waarover het Hof rechtsmacht heeft;b) wordt verstaan onder de term « slachtoffer » enige organisatie of instelling waarvan een eigendom gewijd aan godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of caritatieve doeleinden, een historisch monument, een ziekenhuis of enige andere plaats of voorwerp gebruikt voor humanitaire doeleinden die rechtstreekse schade heeft geleden. Regel 86 Algemeen beginsel Ingeval de kamers een bevel of een instructie geven en de andere organen van het Hof de functies vervullen die hen door het Statuut en het reglement zijn toegekend, houden zij rekening met de noden van de slachtoffers en de getuigen overeenkomstig artikel 68, inzonderheid als het gaat om kinderen, ouderen, personen met een handicap en om slachtoffers van seksueel of seksistisch geweld.

Onderafdeling 2. - Bescherming van getuigen en slachtoffers Regel 87 Beschermende maatregelen 1. De kamers kunnen, hetzij op verzoek van de aanklager of van de verdediging, hetzij op verzoek van een getuige, een slachtoffer of desgevallend van diens wettelijke vertegenwoordiger, hetzij ambtshalve en indien van toepassing, na advies van de Afdeling Hulp aan Slachtoffers en Getuigen overeenkomstig artikel 68, eerste en tweede punt, beschermende maatregelen bevelen ten behoeve van een slachtoffer, een getuige of een andere persoon die in gevaar kan worden gebracht door de verklaring van een getuige.Alvorens een beschermende maatregel te bevelen tracht de kamer de instemming van de betrokken persoon te verkrijgen, voor zover zulks mogelijk is. 2. Regel 134 is van toepassing op in het bovenstaand eerste punt bedoelde verzoeken of aanvragen, met dien verstande dat : a) deze verzoeken of aanvragen niet ex parte mogen worden ingediend;b) enig verzoek van een getuige, een slachtoffer of eventueel diens wettelijke vertegenwoordiger ter kennis moet worden gebracht van de aanklager en van de verdediging, die de mogelijkheid hebben erop te antwoorden;c) een verzoek of een aanvraag betreffende een bepaalde getuige of een bepaald slachtoffer ter kennis moet worden gebracht van deze getuige, dit slachtoffer of eventueel diens wettelijke vertegenwoordiger, alsook van de andere partij, die de mogelijkheid hebben erop te antwoorden;d) de kamer, ingeval zij ambtshalve optreedt, de aanklager en de verdediging, alsook de getuigen en de slachtoffers of eventueel hun wettelijke vertegenwoordigers, op wie de voorgenomen beschermende maatregelen betrekking zouden kunnen hebben, hiervan in kennis stelt en hen de mogelijkheid biedt erop te reageren;e) een verzoek of een aanvraag mag worden ingediend onder gesloten omslag die verzegeld blijft zolang een kamer niet anders beslist. Antwoorden op onder gesloten omslag ingediende verzoeken of aanvragen worden eveneeens onder gesloten omslag ingediend. 3. Ingeval een verzoek of een aanvraag overeenkomstig bovenstaand eerste punt bij de kamers is ingediend, kunnen zij een zitting met gesloten deuren houden om te bepalen of er reden is om maatregelen te bevelen die verhinderen dat de identiteit van een slachtoffer, een getuige of een andere persoon die door de verklaring van een getuige in gevaar kan worden gebracht, dan wel de plaats waar de betrokkene zich bevindt, openbaar worden gemaakt.Zij kunnen inzonderheid bevelen : a) dat de naam van het slachtoffer, de getuige of enige andere persoon die in gevaar kan worden gebracht door de verklaring van een getuige, alsook enige andere aanwijzing die de identificatie van de betrokkene kan mogelijk maken, uit de bekendgemaakte processen-verbaal van de kamer worden geschrapt;b) dat aan de aanklager, de verdediging of enige andere persoon die deelneemt aan de procedure verbod zou worden opgelegd dergelijke informatie aan derden te onthullen;c) dat verklaringen zouden worden opgenomen via elektronische of andere bijzondere middelen, daaronder begrepen de technische middelen waarmee het beeld of de stem kunnen worden veranderd, audiovisuele technieken, inzonderheid de videoconferentie en het gesloten televisiecircuit, en uitsluitend akoestische middelen;d) dat een pseudoniem zou worden gebruikt ter verwijzing naar een slachtoffer, een getuige of een andere persoon die in gevaar wordt gebracht door de verklaring van een getuige;of e) dat de procedure voor hen gedeeltelijk met gesloten deuren verloopt. Regel 88 Bijzondere maatregelen 1. De kamers kunnen hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de aanklager of van de verdediging, hetzij op aanvraag van een getuige, een slachtoffer of eventueel diens wettelijke vertegenwoordiger en indien van toepassing na advies van de Afdeling Hulp aan Slachtoffers en Getuigen, bijzondere maatregelen bevelen, rekening houdend met de zienswijze van de belanghebbende, inzonderheid maatregelen om de getuigenis van een slachtoffer of een getraumatiseerde getuige, een kind, een bejaarde of een slachtoffer van seksueel geweld te vergemakkelijken, overeenkomstig artikel 68, eerste en tweede punt. Alvorens een beschermende maatregel te bevelen vragen de kamers de instemming van de belanghebbende persoon, voor zover zulks mogelijk is. 2. De kamers kunnen, op verzoek of op aanvraag als bedoeld in het bovenstaand eerste punt, een zitting houden, indien nodig met gesloten deuren of ex parte, om te bepalen of er redenen bestaan om een bijzondere maatregel te bevelen, inzonderheid de aanwezigheid van een raadsman, een vertegenwoordiger, een psycholoog of een familielid van de belanghebbende tijdens de getuigenis van een slachtoffer of een getuige.3. De punten 2, b), tot 2, d), van regel 87 zijn mutatis mutandis van toepassing op de krachtens deze regel ingediende aanvragen en verzoeken.4. Een krachtens deze regel ingediend verzoek of aanvraag mag onder gesloten omslag worden ingediend die verzegeld blijft zolang een kamer niet anders beslist.Antwoorden op onder gesloten omslag ingediende verzoeken of aanvragen worden eveneens onder gesloten omslag ingediend. 5. Aangezien schendingen van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en de van getuigen de betrokkenen in gevaar kunnen brengen, moeten de kamers nauwlettend toezien op de wijze waarop het verhoor van deze personen wordt afgenomen om enige intimidatie te voorkomen, en daarbij inzonderheid te waken over de bescherming van de slachtoffers van seksueel geweld. Onderafdeling 3. - Deelname van de slachtoffers aan de procedure Regel 89 Aanvragen inzake de deelname van de slachtoffers aan de procedure 1. De slachtoffers die hun zienswijzen en bekommernissen wensen toe te lichten, richten een schriftelijke aanvraag aan de griffier, die het stuk aan de bevoegde kamer doet toekomen.Onverminderd de bepalingen van het Statuut, inzonderheid artikel 68, vierde punt, bezorgt de griffier een afschrift van de aanvraag aan de aanklager en aan de verdediging, die steeds het recht hebben erop te antwoorden binnen de door de kamer bepaalde termijn. Onverminderd het onderstaand tweede punt worden in dit punt de nadere regels voor de deelname van de slachtoffers aan de procedure vastgelegd, daaronder begrepen de eventuele mogelijkheid om verklaringen af te leggen bij de aanvang en op het einde van de zittingen voor het Hof. 2. De kamers kunnen een aanvraag ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de verdediging verwerpen indien zij van oordeel zijn dat de indiener geen slachtoffer is of dat de voorwaarden van artikel 68, derde punt, niet vervuld zijn.Een slachtoffer wiens aanvraag verworpen is, kan in een later stadium van de procedure een nieuwe aanvraag indienen. 3. De in deze regel bedoelde aanvragen kunnen ook worden ingediend door een persoon die optreedt met de instemming van het slachtoffer of in zijn naam, ingeval het gaat om een kind of ingeval zulks noodzakelijk is gelet op zijn invaliditeit.4. Ingeval verscheidene aanvragen worden ingediend, kunnen de kamers de stukken onderzoeken op een wijze die de doelmatigheid van de procedures waarborgt en een enkele beslissing nemen. Regel 90 Wettelijke vertegenwoordiging van de slachtoffers 1. De slachtoffers kunnen hun wettelijke vertegenwoordiger vrij kiezen.2. In geval van verscheidene slachtoffers, kunnen de kamers met het oog op de doeltreffendheid van de procedures aan de slachtoffers of aan een bepaalde groep slachtoffers vragen om een of meer gemeenschappelijke wettelijke vertegenwoordigers te kiezen, indien nodig met behulp van de griffie.De griffie kan de gecoördineerde vertegenwoordiging van de slachtoffers vergemakkelijken door hen bijvoorbeeld de bijgewerkte lijst van raadslieden mee te delen of door hen één of meer gemeenschappelijke wettelijke vertegenwoordigers voor te stellen. 3. Ingeval de slachtoffers niet in staat zijn binnen de door de kamer opgelegde termijn een of meer gemeenschappelijke wettelijke vertegenwoordigers te kiezen, kan de kamer de griffier vragen een of meer wettelijke vertegenwoordigers aan te wijzen.4. Ingeval een gemeenschappelijke wettelijke vertegenwoordiger gekozen is, nemen de kamers en de griffie alle redelijke voorzorgen met het oog op de vertegenwoordiging van de eigen belangen van ieder slachtoffer, inzonderheid als bedoeld in artikel 68, eerste punt, en teneinde enig belangenconflict te voorkomen.5. Een slachtoffer of een groep slachtoffers die niet beschikt over de middelen om de door het Hof gekozen wettelijke vertegenwoordiger te vergoeden, kunnen in aanmerking komen voor bijstand van de griffie, daaronder begrepen eventueel financiële bijstand.6. De wettelijke vertegenwoordigers van een slachtoffer of van verscheidene slachtoffers moeten beschikken over de in regel 22, eerste punt, bepaalde bekwaamheden. Regel 91 Deelname van de wettelijke vertegenwoordiger aan de procedure 1. De kamers kunnen eerder krachtens regel 89 genomen beslissingen wijzigen.2. De wettelijke vertegenwoordiger van een slachtoffer heeft het recht de volledige procedure bij te wonen en eraan deel te nemen, onder de voorwaarden bepaald in de beslissing van de kamer en enige latere wijziging ervan krachtens de regels 89 en 90.Hij neemt deel aan alle zittingen, behalve ingeval de betrokken kamer oordeelt dat zijn optreden in de gegeven omstandigheden moet beperkt blijven tot het indienen van schriftelijke opmerkingen en conclusies. De aanklager en de verdediging moeten de mogelijkheid hebben om te antwoorden op enig mondeling en schriftelijk optreden van de wettelijke vertegenwoordiger van het slachtoffer. 3. a) Ingeval een wettelijke vertegenwoordiger die krachtens deze regel een zitting bijwoont en eraan deelneemt, een getuige, daaronder begrepen volgens de in de regels 67 en 68 bepaalde procedure, een deskundige of de verdachte wenst te ondervragen, richt hij daartoe een aanvraag tot de kamer.De kamer kan hem verzoeken zijn vragen schriftelijk te stellen, waarna zij aan de aanklager en, indien nodig, aan de verdediging worden overgezonden, die opvattingen kenbaar mogen maken binnen de door de kamer gestelde termijn. b) De kamer spreekt zich vervolgens uit over de aanvraag, rekening houdend met de stand van de procedure, de rechten van de verdachte, de belangen van de getuigen, de vereisten van een eerlijk, onpartijdig en vlot proces en met de noodzaak om gevolg te geven aan artikel 68, derde punt.Zij kan aanwijzingen inzake de vorm en de volgorde van de vragen en de overlegging van de stukken bij haar beslissing voegen, zulks overeenkomstig de bevoegdheden die haar zijn toegekend krachtens artikel 65. Indien zij zulks nodig acht, kan zij een getuige, een deskundige of een verdachte ondervragen namens de wettelijke vertegenwoordiger van het slachtoffer. 4. In geval van een zitting die uitsluitend gewijd is aan de herstelbetalingen overeenkomstig artikel 75, zijn de in bovenstaand derde punt bedoelde beperkingen betreffende het verhoor door een wettelijke vertegenwoordiger van de slachtoffers niet van toepassing. In dat geval kan de wettelijke vertegenwoordiger, met de toelating van de betrokken kamer, de getuigen, de deskundigen en de belanghebbende persoon ondervragen.

Regel 92 Kennisgeving aan de slachtoffers en aan hun wettelijke vertegenwoordigers 1. Deze regel is van toepassing op alle procedures voor het Hof, met uitzondering van die welke ressorteren onder Hoofdstuk II.2. Het Hof brengt de beslissing van de aanklager om geen onderzoek of vervolging in te stellen krachtens artikel 53 ter kennis van de slachtoffers, teneinde hen de mogelijkheid te bieden krachtens regel 89 te vragen deel te nemen aan de procedure.Deze kennisgeving wordt gericht aan de slachtoffers of aan hun wettelijke vertegenwoordigers die reeds aan de procedure hebben deelgenomen en, voorzover mogelijk, aan hen die in contact geweest zijn met het Hof over de bedoelde situatie of zaak. Het Hof kan de in bovenstaand achtste punt bedoelde maatregelen bevelen indien de specifieke omstandigheden het daartoe verplichten. 3. Het Hof brengt zijn beslissing om een zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten te houden overeenkomstig artikel 61 ter kennis van de slachtoffers, teneinde hen de mogelijkheid te bieden krachtens regel 89 te vragen deel te nemen aan de procedure.Deze kennisgeving wordt gericht aan de slachtoffers of aan hun wettelijke vertegenwoordigers die reeds aan de procedure hebben deelgenomen en, voor zover mogelijk, aan hen die in contact geweest zijn met het Hof over de bedoelde situatie of zaak. 4. Ingeval een kennisgeving is geschiedt met het oog op deelname zoals bepaald in de bovenstaande punten 2 en 3, worden de in de onderstaande punten 5 en 6 bedoelde latere kennisgevingen slechts gericht aan de slachtoffers of aan hun wettelijke vertegenwoordigers die aan de procedure kunnen deelnemen onder de voorwaarden bepaald in een op grond van regel 89 genomen beslissing van de kamer en enige wijziging van deze beslissing.5. Volgens nadere regels die verenigbaar zijn met enige beslissing genomen krachtens de regels 89 tot 91, worden de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers die aan de procedure deelnemen te gepasten tijde door de griffier op de hoogte gebracht : a) van het verloop van de procedure, inzonderheid van de datum van de zittingen en van hun eventuele verdaging, alsook van de datum waarop de beslissingen worden genomen;b) van de aanvragen, de conclusies, de verzoeken en de andere stukken met betrekking tot deze aanvragen, conclusies of verzoeken.6. Ingeval slachtoffers of wettelijke vertegenwoordigers aan een bepaalde fase van de procedure hebben deelgenomen, geeft de griffier hen zo spoedig mogelijk kennis van de beslissingen die het Hof in deze fase heeft genomen.7. De kennisgevingen bedoeld in de bovenstaande punten 5 en 6 geschieden schriftelijk of, wanneer zulks niet mogelijk is, op enige andere passende wijze.De griffier bewaart enig bewijs van de kennisgevingen. Indien nodig kan hij de medewerking van de Staten die Partij zijn vragen op grond van artikel 93, eerste punt, d) en l). 8. Met het oog op de kennisgevingen bedoeld in de bovenstaande punten 2 tot 7 of op verzoek van een kamer, neemt de griffier de nodige maatregelen om te zorgen voor een toereikende openbaarheid van de procedure.Daartoe kan hij op grond van Hoofdstuk IX de medewerking van de belanghebbende Staten die Partij zijn vragen en bijstand van intergouvernementele organisaties vragen.

Regel 93 Mening van de slachtoffers of van hun wettelijke vertegenwoordigers De kamers kunnen de mening vragen van de slachtoffers of van hun wettelijke vertegenwoordigers die overeenkomstig de regels 89 tot 91 aan de procedure deelnemen inzake alle aangelegenheden, inzonderheid deze bedoeld in de regels, 107, 109, 125, 128, 136, 139 en 191. De kamers kunnen desgevallend de mening van andere slachtoffers vragen.

Onderafdeling 4. - Herstelbetalingen aan slachtoffers Regel 94 Procedure in geval van aanvragen van de slachtoffers 1. Aanvragen van de slachtoffers tot herstelbetaling krachtens artikel 75 worden schriftelijk ingediend bij de griffier.Zij moeten de volgende aanwijzingen of gegevens bevatten : a) de naam, de voornamen en het adres van de aanvrager;b) de beschrijving van de schade, het verlies of het letsel;c) de plaats en de datum van het voorval en, voor zover mogelijk, de naam en de voornamen van de persoon of de personen die het slachtoffer aansprakelijk acht voor de schade, het verlies of het letsel;d) in voorkomend geval, de beschrijving van de bezittingen, goederen of andere lichamelijke roerende goederen waarvan de restitutie wordt gevraagd;e) een aanvraag tot schadeloosstelling;f) een aanvraag tot rehabilitatie of een andere vorm van herstel;g) voor zover mogelijk, alle bewijsstukken, inzonderheid de naam en het adres van de getuigen.2. Bij de aanvang van het proces en onverminderd de beschermende maatregelen die het Hof kan bevelen, vraagt het Hof de griffier om de aanvraag tot herstelbetaling ter kennis te brengen van de persoon of de personen die daarin of in de tenlasteleggingen worden vernoemd en, voor zover mogelijk, van enige belanghebbende persoon of Staat.De geadresseerden van deze kennisgeving kunnen opmerkingen indienen bij de griffie krachtens artikel 75, derde punt.

Regel 95 Procedure ingeval het Hof uit eigen beweging handelt 1. Ingeval het Hof voornemens is ambtshalve op te treden krachtens artikel 75, eerste punt, vraagt het de griffier zijn voornemen ter kennis te brengen van de persoon of de personen waarover het een uitspraak wenst te doen, en voor zover mogelijk, van de slachtoffers en van enige belanghebbende persoon of Staat.De geadresseerden van deze kennisgeving kunnen opmerkingen indienen bij de griffie krachtens artikel 75, derde punt. 2. Ingeval ingevolge de in bovenstaand eerste punt bedoelde kennisgeving : a) een slachtoffer een aanvraag tot herstelbetaling indient, wordt uitspraak gedaan over deze aanvraag alsof zij krachtens regel 94 was ingediend;b) een slachtoffer het Hof vraagt geen beschikking tot herstelbetaling te geven, geeft het Hof geen individuele beschikking voor dat slachtoffer. Regel 96 Openbaarheid van de procedures tot herstelbetaling 1. Onverminderd enige andere regel inzake de kennisgeving van de procedures, stuurt de griffier voor zover mogelijk een kennisgeving aan de slachtoffers of aan hun wettelijke vertegenwoordigers en aan de belanghebbende(n).Rekening houdend met de informatie die de aanklager hem kan hebben verstrekt, treft hij tevens enige maatregel die nodig is opdat de procedures tot herstelbetaling voor het Hof voldoende openbaar zouden zijn zodat, voor zover mogelijk, de andere slachtoffers, de belanghebbende personen en Staten naar behoren op de hoogte zouden zijn. 2. Ingeval het Hof de in bovenstaand eerste punt bedoelde maatregelen neemt, kan het overeenkomstig Hoofdstuk IX de medewerking van de belanghebbende Staten die Partij zijn vragen en bijstand van intergouvernementele organisaties vragen opdat de procedures tot herstelbetaling voor het Hof met alle middelen zo bekend mogelijk zouden worden gemaakt. Regel 97 Raming van de herstelbetaling 1. Gelet op de omvang van de schade, het verlies of het letsel, kan het Hof een individuele herstelbetaling toekennen of, indien het zulks passend acht, een collectieve herstelbetaling, of beide.2. Het Hof kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de slachtoffers of van hun wettelijke vertegenwoordigers, hetzij op verzoek van de schuldig bevonden persoon, deskundigen aanstellen die bevoegd zijn om de omvang van door de slachtoffers of hun rechthebbenden geleden schade, verlies of letsel te helpen bepalen en om verscheidene mogelijkheden te suggereren inzake de passende aard en uitvoering van de herstelbetaling.Indien nodig geeft het Hof de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers en de schuldig bevonden persoon, alsook de belanghebbenden of de belanghebbende Staten de gelegenheid opvattingen kenbaar te maken over de deskundigenonderzoeken. 3. In alle gevallen neemt het Hof de rechten van de slachtoffers en van de schuldig bevonden persoon in acht. Regel 98 Trustfonds ten behoeve van de slachtoffers 1. De beschikkingen tot toekenning van individuele herstelbetalingen worden rechtstreeks ten aanzien van de schuldig bevonden persoon genomen.2. Het Hof kan bevelen dat het bedrag van de aan de schuldig bevonden persoon opgelegde herstelbetaling aan het Trustfonds ten behoeve van de slachtoffers wordt betaald ingeval het op het tijdstip van de uitspraak niet mogelijk is ieder afzonderlijk slachtoffer een bedrag toe te kennen.Het bedrag van de aldus gestorte herstelbetaling wordt gescheiden van de andere middelen van het Fonds en zo spoedig mogelijk aan ieder slachtoffer overgemaakt. 3. Het Hof kan bevelen dat het bedrag van de aan de schuldig bevonden persoon opgelegde herstelbetaling wordt gestort via het Trustfonds ten behoeve van de slachtoffers ingeval een collectieve herstelbetaling passender is gelet op het aantal slachtoffers en de omvang, de vormen en de nadere regels van de herstelbetaling.4. Na afloop van het overleg met de belanghebbende Staten en het Trustfonds ten behoeve van de slachtoffers, kan het Hof bevelen dat de herstelbetaling via het Fonds wordt gestort aan een door het Fonds erkende internationale of nationale intergouvernementele organisatie.5. Andere middelen van het Fonds kunnen worden gebruikt ten behoeve van de slachtoffers onder voorbehoud van artikel 79. Regel 99 Samenwerking en beschermende maatregelen ter fine van verbeurdverklaring krachtens artikel 57, derde punt, e), en artikel 75, vierde punt 1. De Kamer van vooronderzoek, op grond van artikel 57, derde lid, e), of de Kamer van eerste aanleg, op grond van artikel 75, vierde lid, kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de aanklager of op verzoek van de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers die een aanvraag tot herstelbetaling hebben ingediend of zich schriftelijk ertoe verbonden hebben dit te doen, bepalen of de goedkeuring van bepaalde maatregelen moet worden gevraagd.2. Er is geen aanleiding tot kennisgeving tenzij het Hof van oordeel is dat de kennisgeving de doeltreffendheid van de gevraagde maatregelen in dit geval niet dreigt te schaden.Indien nodig brengt de griffier de procedure ter kennis van de persoon tegen wie een aanvraag is ingediend en, voor zover mogelijk, van de belanghebbende personen of Staten. 3. Ingeval een beschikking zonder voorafgaande kennisgeving wordt genomen, vraagt de bevoegde kamer de griffier daarvan kennis te geven aan de personen tegen wie de aanvraag werd ingediend en, voor zover mogelijk, aan de belanghebbenden of belanghebbende Staten zodra dat mogelijk is, zonder de doeltreffendheid van de gevraagde maatregelen te schaden.Zij biedt hen de gelegenheid hun opvatting kenbaar te maken over de vraag of de beschikking moet worden herroepen of anderszins gewijzigd. 4. Het Hof kan beschikkingen nemen betreffende het tijdschema en het verloop van de procedures die nodig kunnen zijn om uitspraak te doen inzake deze aangelegenheden. Afdeling IV. - Diverse bepalingen Regel 100 Plaats van het proces 1. Het Hof kan beslissen zitting te houden in een andere Staat dan de Gaststaat indien het van oordeel is dat dit in het belang van de rechtsbedeling kan zijn.2. Na het instellen van een onderzoek kan de aanklager, de verdediging of de meerderheid van de rechters te allen tijde vragen of aanbevelen dat het Hof in een andere Staat dan de Gaststaat zitting zou hebben. Zij moeten hun verzoek of hun aanbeveling schriftelijk richten tot het voorzitterschap, met vermelding van de Staat waar het Hof zou kunnen zetelen. Het voorzitterschap vraagt het advies van de kamer waarvoor de zaak aanhangig is gemaakt. 3. Het voorzitterschap raadpleegt de Staat waar het Hof voornemens is zitting te houden.Ingeval deze Staat ermee instemt dat het Hof zitting houdt op zijn grondgebied, wordt de beslissing om zitting te houden in een andere Staat dan in de Gaststaat genomen met een twee derde meerderheid van de rechters in voltallige zitting.

Regel 101 Termijnen 1. In de beschikkingen waarin de proceduretermijnen worden bepaald, houdt het Hof rekening met de noodzaak om de eerlijkheid en het vlot verloop van de procedures te bevorderen en schenkt het Hof bijzondere aandacht aan de rechten van de verdediging en van de slachtoffers.2. Gelet op de rechten van de verdediging, inzonderheid deze bedoeld in artikel 67, eerste punt, c) , stellen de partijen aan wie een beschikking gericht is alles in het werk om zo spoedig mogelijk, binnen de door het Hof gestelde termijn, op te treden. Regel 102 Andere dan schriftelijke mededelingen Ingeval een persoon wegens een onbekwaamheid of wegens ongeletterdheid geen schriftelijk verzoek, aanvraag, opmerking of andere mededeling kan richten tot het Hof, heeft hij de mogelijkheid zulks te doen op een geluids- of beelddrager of in enige andere elektronische vorm.

Regel 103 Amicus curiae en andere vormen van verklaring 1. In enige fase van de procedure kan enige kamer van het Hof, ingeval zij dit wenselijk acht voor de goede rechtsbedeling, enige Staat, organisatie of persoon vragen of machtigen om schriftelijke of mondelinge opmerkingen over enige vraag die zij passend acht over te leggen.2. De aanklager en de verdediging hebben de mogelijkheid op de krachtens bovenstaand eerste punt overgelegde opmerkingen te reageren.3. De op grond van bovenstaand eerste punt gemaakte schriftelijke opmerkingen worden neergelegd ter griffie, die een afschrift ervan aan de aanklager en aan de verdediging bezorgt.De kamer bepaalt de termijn voor het overleggen van de opmerkingen.

HOOFDSTUK 5. - Onderzoek en vervolging Afdeling 1. - Beslissing van de aanklager over het instellen van een onderzoek volgens artikel 53, eerste en tweede punt Regel 104 Beoordeling van de informatie door de aanklager 1. Ingeval de aanklager de hem ter kennis gebrachte informatie beoordeelt op grond van artikel 53, eerste punt, gaat hij na of zij betrouwbaar is.2. Ter fine van het bovenstaande eerste punt kan de aanklager aanvullende informatie zoeken bij Staten, VN-organen, intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties of andere betrouwbare bronnen die hij passend acht, alsmede ter zetel van het Hof schriftelijke of mondelinge verklaringen inwinnen.In dit geval is regel 47 van toepassing.

Regel 105 Kennisgeving van de beslissing van de aanklager geen onderzoek in te stellen 1. Ingeval de aanklager op grond van artikel 53, eerste punt, beslist geen onderzoek in te stellen, brengt hij zulks onverwijld schriftelijk ter kennis van de krachtens artikel 14 verwijzende Staat of Staten of van de Veiligheidsraad in geval van een zaak krachtens artikel 13, b).2. Ingeval de aanklager beslist geen aanvraag tot machtiging in te dienen bij de Kamer van vooronderzoek is regel 49 van toepassing.3. De in bovenstaand eerste punt bedoelde kennisgevingen bevatten de conclusie van de aanklager en vermelden de redenen waarop zij steunt, gelet op artikel 68, eerste punt.4. In alle gevallen waarin de aanklager enkel op grond van artikel 53, eerste punt, c), beslist geen onderzoek in te stellen, brengt hij zulks onverwijld schriftelijk ter kennis van de Kamer van vooronderzoek.5. Deze kennisgeving bevat de conclusie van de aanklager en de redenen waarop zij steunt. Regel 106 Kennisgeving van de beslissing van de aanklager om geen vervolging in te stellen 1. Ingeval de aanklager op grond van artikel 53, tweede punt, beslist dat onvoldoende redenen bestaan om vervolging in te stellen, brengt hij zulks onverwijld schriftelijk ter kennis van de Kamer van vooronderzoek, alsook van de krachtens artikel 14 verwijzende Staat of Staten of van de Veiligheidsraad in geval van een zaak krachtens artikel 13, b).2. De in het eerste punt bedoelde kennisgevingen bevatten de conclusie van de aanklager en vermelden de redenen waarop zij steunt, gelet op artikel 68, eerste punt. Afdeling II. - Procedure bedoeld in artikel 53, derde punt Regel 107 Verzoek tot nieuw onderzoek krachtens artikel 53, derde punt, a) 1. Verzoeken waarin de aanklager wordt gevraagd beslissingen om geen onderzoek of vervolging in te stellen opnieuw te onderzoeken, als bedoeld in artikel 53, derde punt, worden schriftelijk ingediend binnen 90 dagen volgend op de krachtens regel 105 of regel 106 gedane kennisgevingen, zij worden met redenen omkleed.2. De Kamer van vooronderzoek kan de aanklager vragen om hem de informatie of de stukken die hij in zijn bezit heeft en die hij nodig acht voor het nieuw onderzoek mee te delen, eventueel in de vorm van samenvattingen.3. De Kamer van vooronderzoek neemt de in de artikelen 54, 72 en 93 bedoelde maatregelen die vereist zijn voor de bescherming van de informatie en van de stukken bedoeld in bovenstaand tweede punt en voor de veiligheid van de getuigen, de slachtoffers en hun familieleden, overeenkomstig artikel 68.4. Ingeval het verzoek bedoeld in het eerste punt wordt geformuleerd door een Staat of door de Veiligheidsraad, kan de Kamer van vooronderzoek bijkomende uitleg vragen.5. Ingeval een aangelegenheid in verband met de rechtsmacht van het Hof, dan wel de ontvankelijkheid van de zaak ter sprake wordt gebracht, is regel 59 van toepassing. Regel 108 Beslissing van de Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 53, derde punt, a) 1. De in artikel 53, derde punt, a), bedoelde beslissing van de Kamer van vooronderzoek wordt genomen met een meerderheid van de rechters die ervan deel uitmaken;zij wordt met redenen omkleed. Zij wordt meegedeeld aan allen die aan de procedure van het betrokken nieuwe onderzoek hebben deelgenomen. 2. Ingeval de Kamer van vooronderzoek de aanklager vraagt zijn beslissing om geen onderzoek of geen vervolging in te stellen geheel of gedeeltelijk te heroverwegen, doet hij dat zo spoedig mogelijk.3. Wanneer de aanklager een definitieve beslissing heeft genomen, brengt hij de Kamer van vooronderzoek hiervan schriftelijk op de hoogte.Deze kennisgeving bevat de conclusie van de aanklager en de redenen waarop zij steunt. Zij wordt meegedeeld aan allen die aan de procedure inzake het nieuwe onderzoek hebben deelgenomen.

Regel 109 Nieuw onderzoek van een beslissing van de aanklager door de Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 53, derde punt, b) 1. De Kamer van vooronderzoek kan enkel op grond van artikel 53, eerste punt, c), of tweede punt, c), een beslissing van de aanklager ambtshalve onderzoeken, binnen 180 dagen te rekenen van de kennisgeving bedoeld in de regels 105 of 106.Zij stelt de aanklager in kennis van haar voornemen om de beslissing opnieuw te onderzoeken en legt hem een termijn op om eventuele opvattingen kenbaar te maken. 2. Ingeval de zaak bij de Kamer van vooronderzoek aanhangig is gemaakt door een Staat of door de Veiligheidsraad, worden zij eveneens in kennis gesteld en kunnen zij opvattingen kenbaar maken overeenkomstig regel 107. Regel 110 Beslissing van de Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 53, derde punt, b) 1. De beslissing van de Kamer van vooronderzoek om enkel op grond van artikel 53, eerste punt, c), of tweede punt, c), een beslissing van de aanklager al dan niet te bevestigen, wordt genomen bij een meerderheid van de rechters die de kamer vormen;zij wordt met redenen omkleed.

Zij wordt meegedeeld aan allen die aan de procedure van het nieuwe onderzoek hebben deelgenomen. 2. Ingeval de Kamer van vooronderzoek de in bovenstaand eerste punt bedoelde beslissing van de aanklager niet bevestigt, stelt deze laatste het onderzoek of de vervolging in. Afdeling III. - Verzamelen van bewijsmateriaal Regel 111 Proces-verbaal van de verhoren 1. Over de verklaring van enige persoon verhoord in het kader van een onderzoek of een vervolging wordt een proces-verbaal opgemaakt.Het proces-verbaal wordt ondertekend door de persoon die het opmaakt en die het verhoor voert, door de ondervraagde en zijn raadsman, ingeval hij aanwezig is, en desgevallend ook door de aanklager of de aanwezige rechter. De datum, het tijdstip en de plaats van het verhoor worden opgetekend in het proces-verbaal, dat melding maakt van alle aanwezige personen. Ingeval een van hen het proces-verbaal niet heeft ondertekend, wordt daarvan opgave gedaan met vermelding van de redenen. 2. Bij een verhoor door de aanklager of door de nationale overheden wordt naar behoren rekening gehouden met artikel 55.Het gegeven dat een persoon overeenkomstig artikel 55, tweede lid, in kennis is gesteld van zijn rechten, wordt in het proces-verbaal vermeld.

Regel 112 Opname van bepaalde ondervragingen 1. Wanneer de aanklager overgaat tot het ondervragen van een persoon op wie het bepaalde in artikel 55, tweede punt, van toepassing is of van een persoon tegen wie krachtens artikel 58, zevende punt, een bevel tot aanhouding of een dagvaarding tot verschijning is uitgevaardigd, wordt de ondervraging aan de hand van een geluids- of beeldopname op volgende wijze bewaard : a) de te ondervragen persoon wordt ervan in kennis gesteld, in een taal die hij volledig begrijpt en spreekt, dat de ondervraging wordt opgenomen op een geluids- of beelddrager en dat hij zich daartegen kan verzetten indien hij dat wenst.De mededeling van deze informatie en het antwoord van de betrokkene worden in het proces-verbaal opgenomen.

De persoon kan, voordat hij een antwoord geeft, een gesprek onder vier ogen met zijn raadsman hebben indien deze aanwezig is. Ingeval hij de geluids- of beeldopname weigert, wordt gehandeld overeenkomstig regel 111; b) de verklaring op grond waarvan de te ondervragen persoon afziet van de aanwezigheid van zijn raadsman tijdens de ondervraging wordt opgetekend en, indien mogelijk, op geluids- of beelddrager vastgelegd;c) indien de ondervraging wordt onderbroken, worden het tijdstip van onderbreking en dat van hervatting op het moment zelf tijdens de opname opgetekend;d) op het einde van de ondervraging moet de ondervraagde persoon zijn verklaringen kunnen verduidelijken of aanvullen.Het tijdstip van beëindiging van de ondervraging wordt vermeld; e) zo spoedig mogelijk na het einde van de ondervraging wordt een transcriptie van de opname gemaakt en een afschrift van de transcriptie aan de ondervraagde persoon bezorgd, evenals een kopie van de magneetband of, ingeval gebruik is gemaakt van een recorder met verscheidene magneetbanden, een van de originele magneetbanden;f) de originele magneetband of een van de originele magneetbanden met de handtekening van de aanklager en van de ondervraagde persoon, alsook van zijn raadsman indien deze aanwezig is, wordt in aanwezigheid van de ondervraagde persoon en, in voorkomend geval, van zijn raadsman verzegeld.2. De aanklager stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de ondervraging overeenkomstig het eerste punt wordt opgenomen.Ingeval de omstandigheden niet geschikt zijn, kan van de ondervraging bij wijze van uitzondering geen geluids- of beeldopname worden gemaakt. De redenen hiervoor worden schriftelijk vermeld en er wordt gehandeld overeenkomstig regel 111. 3. Indien op grond van het eerste punt, a) of het tweede punt, de ondervraging niet wordt opgenomen op een geluids- of beelddrager, ontvangt de ondervraagde persoon een afschrift van zijn verklaring.4. De aanklager kan beslissen deze regel toe te passen op de ondervraging van andere personen dan die bedoeld in het eerste punt, in het bijzonder wanneer dergelijke procedures ertoe zouden bijdragen te voorkomen dat slachtoffers van seksueel of seksistisch geweld, kinderen en personen met een handicap later bij het afleggen van hun verklaring een trauma oplopen.De aanklager kan daartoe een verzoek aan de betrokken kamer richten. 5. De Kamer van vooronderzoek kan krachtens artikel 56, tweede punt, bevelen dat de in deze regel vastgelegde procedure op alle ondervragingen wordt toegepast. Regel 113 Verzameling van informatie over de gezondheidstoestand van de betrokken persoon 1. De Kamer van vooronderzoek kan ambtshalve of op verzoek van de aanklager, van de betrokken persoon of van zijn raadsman bevelen dat een persoon die de rechten omschreven in artikel 55, tweede punt, geniet, medisch, psychologisch of psychiatrisch wordt onderzocht.Bij het nemen van een beslissing houdt de Kamer van vooronderzoek dan ook rekening met de aard en het doel van het onderzoek en met het gegeven of de betrokkene al dan niet ermee instemt. 2. De Kamer van vooronderzoek gaat over tot aanwijzing van een of meer van de deskundigen die staan ingeschreven op de door de griffier erkende lijst, dan wel van een deskundige die zij zelf op verzoek van een partij heeft erkend. Regel 114 In artikel 56 omschreven mogelijkheid om informatie te verzamelen die zich enkel een keer voordoet 1. Zodra de Kamer van vooronderzoek van de aanklager de kennisgeving bedoeld in artikel 56, eerste punt, a), ontvangt, pleegt zij onverwijld overleg met de aanklager en, onder voorbehoud van artikel 56, eerste punt, c), met de persoon die is aangehouden of verschenen naar aanleiding van een dagvaarding en met zijn raadsman, teneinde te bepalen welke maatregelen moeten worden genomen en hoe de tenuitvoerlegging ervan moet worden geregeld, daaronder begrepen maatregelen ter bescherming van het recht van communicatie op grond van artikel 67, eerste punt, b).2. De beslissingen aan de hand waarvan de Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 56, derde punt, maatregelen beveelt, worden genomen met de meerderheid van de rechters die deel ervan uitmaken, zulks na overleg met de aanklager.Tijdens dit overleg kan de aanklager de Kamer van vooronderzoek ervan in kennis stellen dat de maatregelen die zij voornemens is te treffen, het onderzoek in gevaar kunnen brengen.

Regel 115 Verzameling van bewijsmateriaal op het grondgebied van een Staat die partij is krachtens artikel 57, derde punt, d) 1. Wanneer de aanklager van oordeel is dat artikel 57, derde punt, d), moet worden toegepast, kan hij de Kamer van vooronderzoek schriftelijk verzoeken hem te machtigen bepaalde maatregelen te treffen op het grondgebied van de betrokken Staat die partij is.Na de ontvangst van een dergelijk verzoek brengt de Kamer van vooronderzoek de betrokken Staat die partij is op de hoogte en vraagt wanneer mogelijk het standpunt van deze Staat. 2. Ingeval de Kamer van vooronderzoek bepaalt dat het verzoek gegrond is, houdt zij rekening met het standpunt van de Staat die partij is. Zij kan, ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de Staat die partij is, beslissen een zitting te houden. 3. De machtiging bedoeld in artikel 57, derde punt, d) wordt gegeven in de vorm van een beschikking.Zij moet met redenen zijn omkleed en rekening houden met de onder d) bepaalde criteria. In de machtiging kan melding worden gemaakt van de procedures die moeten worden gevolgd bij het verzamelen van het bewijsmateriaal.

Regel 116 Verzameling van bewijsmateriaal op verzoek van de verdediging krachtens artikel 57, derde punt, b) 1. Overeenkomstig artikel 57, derde punt, b), vaardigt de Kamer van vooronderzoek een beschikking uit of verzoekt zij om medewerking wanneer zij van oordeel is dat : a) haar beschikking ertoe zal leiden dat mogelijk relevant of noodzakelijk bewijsmateriaal met het oog op de voorbereiding van de verdediging gemakkelijker kan worden verzameld;en b) indien het een geval van samenwerking op grond van Hoofdstuk IX betreft, voldoende informatie is verstrekt om te voldoen aan de voorschriften gesteld in artikel 96, tweede punt.2. Voordat de Kamer van vooronderzoek beslist al dan niet krachtens artikel 57, derde punt, b) een beschikking uit te vaardigen, kan zij het advies van de aanklager inwinnen. Afdeling IV. - Toepasselijke procedures in geval van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende maatregelen Regel 117 Detentie in de Staat van aanhouding 1. Het Hof neemt maatregelen om zich ervan te vergewissen dat het in kennis wordt gesteld van de aanhoudingen ingevolge een door hem gedaan verzoek op grond van de artikelen 89 of 92.Vervolgens vergewist het zich ervan dat de betrokkene een afschrift ontvangt van het bevel tot aanhouding dat de Kamer van vooronderzoek heeft uitgevaardigd overeenkomstig artikel 58 en de relevante bepalingen van het Statuut.

De documenten worden aan de betrokkene overgelegd in een taal die hij volledig begrijpt en spreekt. 2. De betrokkene kan na zijn aanhouding te allen tijde een verzoek aan de Kamer van vooronderzoek richten tot toewijzing van een raadsman die hem gedurende de gehele procedure voor het Hof bijstaat.De Kamer van vooronderzoek doet uitspraak over dit verzoek. 3. In geval van betwisting van de regelmatigheid van het bevel tot aanhouding op grond van artikel 58, eerste punt, a) of b), wordt een schriftelijk verzoek aan de Kamer van vooronderzoek gericht.Het moet met redenen zijn omkleed. Na het advies van de aanklager te hebben ingewonnen, doet de Kamer van vooronderzoek onverwijld uitspraak. 4. Wanneer de Kamer van vooronderzoek door de bevoegde autoriteit van de Staat van aanhouding ervan in kennis wordt gesteld dat de aangehouden persoon een verzoek tot invrijheidstelling heeft geformuleerd overeenkomstig artikel 59, vijfde punt, doet zij haar aanbevelingen binnen de door de Staat van detentie bepaalde termijn.5. Ingeval de Kamer van vooronderzoek door de bevoegde autoriteit van de Staat van detentie op de hoogte wordt gebracht van de voorlopige invrijheidstelling van de betrokkene, deelt zij aan deze Staat mee hoe en volgens welke regelmaat hij haar moet informeren over het regime van de voorlopige invrijheidstelling. Regel 118 Detentie op de zetel van het Hof 1. Indien de aan het Hof overgedragen persoon vraagt in afwachting van de procedure in vrijheid te worden gesteld, hetzij tijdens zijn eerste verschijning overeenkomstig regel 121, hetzij op een later tijdstip, wint de Kamer van vooronderzoek het advies van de aanklager in en doet daarna onverwijld uitspraak.2. De Kamer van vooronderzoek herbestudeert haar beslissing tot invrijheidstelling of tot handhaving van de detentie, zoals bepaald in artikel 60, derde punt, ten minste elke 120 dagen.Zij kan zulks te allen tijde doen op verzoek van de gedetineerde of van de aanklager. 3. Na de eerste verschijning moet elk verzoek tot voorlopige invrijheidstelling schriftelijk gebeuren.De aanklager wordt daarvan in kennis gesteld. De Kamer van vooronderzoek doet uitspraak na de schriftelijke opmerkingen van de aanklager en van de gedetineerde te hebben ontvangen. Zij kan, ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de gedetineerde, beslissen een zitting te houden. Zij houdt minstens één zitting per jaar.

Regel 119 Voorlopige invrijheidstelling 1. De Kamer van vooronderzoek kan de in vrijheid gestelde persoon een of meer beperkende voorwaarden opleggen, te weten : a) niet buiten de door de Kamer van vooronderzoek bepaalde territoriale grenzen gaan zonder haar uitdrukkelijke toestemming;b) bepaalde door de Kamer van vooronderzoek genoemde plaatsen en personen mijden;c) geen rechtstreeks of onrechtstreeks contact hebben met slachtoffers en getuigen;d) bepaalde beroepsactiviteiten niet uitoefenen;e) verblijven op het door de Kamer van vooronderzoek bepaalde adres;f) gehoor geven aan de oproepingen van elke autoriteit of van elke bevoegde persoon gemachtigd door de Kamer van vooronderzoek;g) een borg stellen of voorzien in zakelijke of persoonlijke zekerheden, waarvan het bedrag, de termijnen en de wijze van regeling door de Kamer van vooronderzoek worden vastgesteld;h) aan de griffier alle stukken ter staving van zijn identiteit, inzonderheid zijn paspoort, overleggen.2. De Kamer van vooronderzoek kan op verzoek van de betrokkene of van de aanklager, dan wel uit eigen beweging te allen tijde de krachtens het eerste punt opgelegde beperkende voorwaarden wijzigen.3. Alvorens vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen of te wijzigen, verzoekt de Kamer van vooronderzoek de aanklager, de betrokkene, de betrokken Staten en de slachtoffers die contact hebben gehad met het Hof in verband met de betrokken zaak en voor wie, volgens de kamer, de invrijheidstelling of de opgelegde voorwaarden een risico zouden kunnen inhouden, haar hun opmerkingen kenbaar te maken.4. Indien de Kamer van vooronderzoek ervan overtuigd is dat de betrokkene een of meer van de hem opgelegde verplichtingen heeft geschonden, kan zij om die reden tegen hem op verzoek van de aanklager of uit eigen beweging een bevel tot aanhouding uitvaardigen.5. Wanneer de Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 58, zevende punt, een dagvaarding tot verschijning uitvaardigt en de betrokkene een of meer vrijheidsbeperkende maatregelen wenst op te leggen, vergewist zij zich van de bepalingen hieromtrent in de nationale wetgeving van de bij de dagvaarding betrokken Staat.Binnen het door deze wetgeving vastgestelde kader handelt de Kamer van vooronderzoek overeenkomstig het voornoemde eerste, tweede en derde punt. Indien zij ervan in kennis wordt gesteld dat de betrokken persoon de hem opgelegde voorwaarden niet heeft nageleefd, handelt zij overeenkomstig het vierde punt.

Regel 120 Dwangmaatregelen Dwangmaatregelen worden slechts gebruikt om vluchtgevaar te voorkomen, een door het Hof gedetineerde persoon of andere personen te beschermen, dan wel om andere veiligheidsredenen. Zij worden ingetrokken wanneer de betrokkene voor een kamer verschijnt.

Afdeling V. - Procedure ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten overeenkomstig artikel 61 Regel 121 Toepasselijke procedure vóór de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten 1. Een persoon tegen wie krachtens artikel 58 een bevel tot aanhouding of een dagvaarding tot verschijning is uitgevaardigd, verschijnt zo spoedig mogelijk na zijn aankomst in het Hof voor de Kamer van vooronderzoek, zulks in aanwezigheid van de aanklager.Onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 60 en 61 geniet hij de rechten opgesomd in artikel 67. Tijdens deze eerste verschijning bepaalt de Kamer van vooronderzoek de datum waarop zij voornemens is de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten te houden.

Zij zorgt ervoor dat deze datum en de eventuele verdagingen overeenkomstig het zevende punt openbaar worden gemaakt. 2. Op grond van artikel 61, derde punt, neemt de Kamer van vooronderzoek de nodige beslissingen om ervoor te zorgen dat de aanklager en de persoon tegen wie een bevel tot aanhouding of een dagvaarding tot oproeping is uitgevaardigd, elkaar hun bewijsmiddelen overleggen, waarbij : a) de betrokken persoon kan worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een raadsman van zijn keuze of door een hem ambtshalve toegewezen raadsman;b) de Kamer van vooronderzoek besprekingen houdt met betrekking tot de stand van zaken met het oog op een vlotte uitwisseling van informatie. Voor elke zaak wordt een rechter van de Kamer van vooronderzoek aangewezen om deze besprekingen te organiseren, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de aanklager of van de betrokken persoon; c) de bewijsmiddelen die tussen de aanklager en de betrokken persoon zijn uitgewisseld met het oog op de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten, aan de Kamer van vooronderzoek worden overgelegd.3. De aanklager bezorgt de Kamer van vooronderzoek en de betrokken persoon ten laatste 30 dagen voor de zittingsdag een gedetailleerde staat van de ten laste gelegde feiten, alsmede de inventaris van het bewijsmateriaal dat hij voornemens is op de zitting aan te voeren.4. Ingeval de aanklager voornemens is de ten laste gelegde feiten krachtens artikel 61, vierde punt, te wijzigen, stelt hij de Kamer van vooronderzoek en de betrokken persoon in kennis van de gewijzigde ten laste gelegde feiten, evenals van de inventaris van het bewijsmateriaal dat hij voornemens is tijdens de zitting aan te voeren, zulks ten laatste 15 dagen voor de zittingsdag.5. Ingeval de aanklager voornemens is tijdens de zitting nieuw bewijsmateriaal aan te voeren, bezorgt hij ten laatste 15 dagen voor de zittingsdag de inventaris ervan aan de Kamer van vooronderzoek en aan de betrokken persoon.6. Indien de betrokken persoon voornemens is krachtens artikel 61, zesde punt, bewijsmateriaal aan te voeren, bezorgt hij ten laatste 15 dagen voor de zittingsdag de inventaris ervan aan de Kamer van vooronderzoek.De Kamer van vooronderzoek legt deze inventaris onverwijld over aan de aanklager. De betrokken persoon bezorgt de inventaris van het bewijsmateriaal dat hij voornemens is aan te voeren om de ten laste gelegde feiten te betwisten wanneer deze zijn gewijzigd of om te antwoorden op een nieuwe inventaris van de aanklager. 7. De aanklager en de betrokken persoon kunnen de Kamer van vooronderzoek vragen dat de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten wordt verdaagd.De Kamer van vooronderzoek kan ook ambtshalve de zitting verdagen. 8. De Kamer van vooronderzoek houdt geen rekening met de ten laste gelegde feiten en bewijsmiddelen die na het verstrijken van de termijn, daaronder begrepen eventuele verlengingen, zijn aangevoerd.9. De aanklager en de betrokken persoon kunnen bij de Kamer van vooronderzoek schriftelijke conclusies indienen betreffende elementen ten aanzien van de feiten en ten aanzien van het recht, daaronder begrepen betreffende de gronden voor ontheffing van strafrechtelijke aansprakelijkheid omschreven in artikel 31, eerste punt, zulks ten laatste drie dagen voor de zittingsdag.Een afschrift van deze conclusies wordt, naar gelang van het geval, onverwijld aan de aanklager of aan de betrokken persoon overgezonden. 10. De griffie opent een dossier van de procedure voor de Kamer van vooronderzoek en houdt het bij.Daarin worden de haar overeenkomstig deze regel overgezonden stukken opgenomen. Onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de beperkingen tot bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatie die verband houdt met de nationale veiligheid, kan het dossier worden geraadpleegd door de aanklager, de betrokken persoon en de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers die overeenkomstig de regels 89 tot 91 aan de procedure deelnemen.

Regel 122 Zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in aanwezigheid van de verdachte 1. De rechter-voorzitter van de Kamer van vooronderzoek vraagt aan de zittingsgriffier de ten laste gelegde feiten zoals naar voren gebracht door de aanklager voor te lezen.Hij bepaalt de wijze van verloop van de zitting en kan onder meer vaststellen hoe en in welke volgorde hij het in het dossier van de procedure opgenomen bewijsmateriaal wil overleggen. 2. Ingeval een vraag of een betwisting in verband met de rechtsmacht van het Hof of met de ontvankelijkheid van een zaak wordt opgeworpen, is regel 58 van toepassing.3. Voordat de rechter-voorzitter van de Kamer van vooronderzoek overgaat tot de grond van de zaak, vraagt hij aan de aanklager en aan de betrokken persoon of zij voornemens zijn excepties op te werpen of opmerkingen te formuleren met betrekking tot een aangelegenheid inzake de regelmatigheid van de procedures die aan de zitting zijn voorafgegaan.4. De krachtens het derde punt opgeworpen excepties of geformuleerde opmerkingen kunnen niet meer in een later stadium worden aangevoerd, noch tijdens de procedure ter bevestiging, noch tijdens de zitting.5. Indien de in het derde punt genoemde excepties of opmerkingen worden opgeworpen of geformuleerd, verzoekt de rechter-voorzitter van de Kamer van vooronderzoek de in het derde punt bedoelde personen hun middelen aan te voeren in de door hem vastgestelde volgorde.De betrokken persoon heeft het recht hierop te reageren. 6. In geval van in het derde punt vermelde opgeworpen excepties of geformuleerde opmerkingen beslist de Kamer van vooronderzoek hetzij de behandeling ervan samen te voegen met die van de ten laste gelegde feiten en van het bewijsmateriaal, hetzij deze afzonderlijk te behandelen.In het laatste geval doet zij hierover uitspraak na de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten te hebben verdaagd. 7. Tijdens de behandeling ten gronde voeren de aanklager en de betrokken persoon hun middelen aan zoals voorgeschreven in artikel 61, vijfde en zesde punt.8. De Kamer van vooronderzoek verleent de aanklager en de betrokken persoon toestemming in die volgorde hun eindopmerkingen te formuleren.9. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 61, is artikel 69 mutatis mutandis van toepassing op de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten. Regel 123 Maatregelen genomen met het oog op de aanwezigheid van de betrokken persoon tijdens de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten 1. Wanneer de Kamer van vooronderzoek krachtens artikel 59, zevende punt, een bevel tot aanhouding of een dagvaarding tot verschijning heeft uitgevaardigd en de betrokken persoon wordt aangehouden of in kennis gesteld van de dagvaarding, zorgt de Kamer van vooronderzoek ervoor dat deze persoon op de hoogte wordt gebracht van het bepaalde in artikel 61, tweede punt.2. De Kamer van vooronderzoek kan overleg plegen met de aanklager, op verzoek van deze laatste of uit eigen beweging, teneinde te bepalen of een zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten kan worden gehouden onder de voorwaarden bepaald in artikel 61, tweede punt, b). Indien de betrokken persoon wordt bijgestaan door een raadsman die bij het Hof is gekend, vindt het overleg plaats in diens aanwezigheid, behoudens andersluidende beslissing van de Kamer van vooronderzoek. 3. De Kamer van vooronderzoek vergewist zich ervan dat tegen de betrokken persoon een bevel tot aanhouding is uitgevaardigd en, ingeval het bevel tot aanhouding niet binnen een normale termijn ten uitvoer is gelegd, dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om deze persoon te lokaliseren en aan te houden. Regel 124 Afstand van het recht om aanwezig te zijn op de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten 1. Ingeval de betrokken persoon ter beschikking is gesteld van het Hof maar wenst afstand te doen van zijn recht om aanwezig te zijn op de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten, richt hij daartoe een schriftelijk verzoek aan de Kamer van vooronderzoek, die dan overleg kan plegen met de aanklager en de betrokken persoon, bijgestaan of vertegenwoordigd door zijn raadsman.2. Een zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten kan slechts worden gehouden, zoals bepaald in artikel 61, tweede punt, a), wanneer de Kamer van vooronderzoek zich ervan heeft vergewist dat de betrokken persoon weet dat hij het recht heeft aanwezig te zijn tijdens de zitting en de gevolgen kent van zijn afstand van dat recht.3. De Kamer van vooronderzoek kan de betrokken persoon toestaan de zitting van buiten de zaal te volgen, desnoods aan de hand van een technisch communicatiemiddel, en neemt daartoe maatregelen.4. Het gegeven dat de betrokken persoon ervan heeft afgezien aanwezig te zijn tijdens de zitting, belet niet dat de Kamer van vooronderzoek van deze persoon schriftelijke opmerkingen kan ontvangen in verband met de aangelegenheden die zij behandelt. Regel 125 Beslissing om een zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in afwezigheid van de betrokken persoon te houden 1. Na het in de regels 123 en 124 bedoelde overleg te hebben gepleegd, bepaalt de Kamer van vooronderzoek of een zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in afwezigheid van de betrokken persoon moet worden gehouden en, zo ja, of deze persoon door zijn raadsman kan worden vertegenwoordigd.In voorkomend geval bepaalt zij de datum van de zitting en maakt deze openbaar. 2. De beslissing van de Kamer van vooronderzoek wordt ter kennis gebracht van de aanklager en, indien mogelijk, van de betrokken persoon of van zijn raadsman.3. Indien de Kamer van vooronderzoek beslist geen zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in afwezigheid van de betrokken persoon te houden en deze niet ter beschikking is gesteld van het Hof, kan de bevestiging van de ten laste gelegde feiten niet plaatshebben zolang de betrokkene niet ter beschikking is gesteld van het Hof.De Kamer van vooronderzoek kan te allen tijde op verzoek van de aanklager of uit eigen beweging zijn beslissing heroverwegen. 4. Ingeval de Kamer van vooronderzoek beslist geen zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in afwezigheid van de betrokken persoon te houden en deze ter beschikking is gesteld van het Hof, beveelt zij zijn verschijning. Regel 126 Zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in afwezigheid van de betrokken persoon 1. De regels 121 en 122 zijn mutatis mutandis van toepassing op de voorbereiding en op het verloop van de zitting ter bevestiging van de ten laste gelegde feiten in afwezigheid van de betrokken persoon.2. Ingeval de Kamer van vooronderzoek heeft beslist dat de betrokken persoon wordt vertegenwoordigd door een raadsman, moet deze laatste alle rechten van deze persoon kunnen uitoefenen.3. Wanneer een persoon die gevlucht is, wordt aangehouden en het Hof de ten laste gelegde feiten heeft bevestigd op grond waarvan de aanklager voornemens is te de procedure voort te zetten, wordt deze persoon verwezen naar de Kamer van eerste aanleg samengesteld overeenkomstig artikel 61, elfde punt.Indien dit noodzakelijk is voor het doeltreffend en eerlijk functioneren van deze kamer, kan de betrokkene haar schriftelijk vragen kwesties naar de Kamer van vooronderzoek te verwijzen, zulks krachtens artikel 64, vierde punt.

Afdeling VI. - Bëeindiging van het vooronderzoek Regel 127 Te volgen procedure in geval van verschillende beslissingen met betrekking tot verscheidene ten laste gelegde feiten Ingeval de Kamer van vooronderzoek bereid is bepaalde ten laste gelegde feiten te bevestigen maar de zitting in verband met andere ten laste gelegde feiten verdaagt, zoals bepaald in artikel 61, zevende punt, c), kan zij beslissen dat de verwijzing van de betrokkene naar de Kamer van eerste aanleg uit hoofde van de ten laste gelegde feiten die zij bereid is te bevestigen, in afwachting van de voortzetting van de zitting wordt uitgesteld. Zij kan dan ten behoeve van de aanklager een termijn bepalen zodat deze kan handelen overeenkomstig artikel 61, zevende punt, c), i) of ii).

Regel 128 Wijziging van de ten laste gelegde feiten 1. Indien de aanklager voornemens is reeds bevestigde ten laste gelegde feiten voor de aanvang van het proces krachtens artikel 61 te wijzigen, richt hij een schriftelijk verzoek in die zin aan de Kamer van vooronderzoek, die de verdachte daarvan in kennis stelt.2. Alvorens uitspraak te doen over deze wijziging, kan de Kamer van vooronderzoek de verdachte en de aanklager vragen hun schriftelijke opmerkingen in verband met bepaalde aangelegenheden ten aanzien van de feiten of ten aanzien van het recht kenbaar te maken.3. Ingeval de Kamer van vooronderzoek van oordeel is dat de door de aanklager voorgestelde wijzigingen kunnen worden beschouwd als nieuwe of als zwaardere ten laste gelegde feiten, handelt zij overeenkomstig de regels 121 en 122 of 123 tot 126, al naar gelang van het geval. Regel 129 Kennisgeving van de beslissing inzake de bevestiging van de ten laste gelegde feiten De beslissing van de Kamer van vooronderzoek met betrekking tot de bevestiging van de ten laste gelegde feiten en tot de verwijzing van de verdachte naar de Kamer van eerste aanleg wordt, indien mogelijk, ter kennis van de aanklager, van de betrokkene en van zijn raadsman gebracht. De beslissing en het dossier van de procedure voor de Kamer van vooronderzoek worden aan het Voorzitterschap overgezonden.

Regel 130 Samenstelling van de Kamer van eerste aanleg Wanneer het Voorzitterschap de Kamer van eerste aanleg samenstelt en de zaak ernaar verwijst, zendt het haar de beslissing van de Kamer van vooronderzoek en het dossier van de procedure over. Het Voorzitterschap kan tevens de zaak verwijzen naar een reeds samengestelde Kamer van eerste aanleg.

HOOFDSTUK 6. - Procedure Regel 131 Overzending van het dossier van de procedure door de Kamer van vooronderzoek 1. De griffier houdt overeenkomstig regel 121, tiende punt, het door de Kamer van vooronderzoek overgezonden dossier van de procedure bij.2. Onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de beperkingen die erop zijn gericht de vertrouwelijkheid en de bescherming te waarborgen van de informatie die verband houdt met de nationale veiligheid, kan het dossier worden geraadpleegd door de aanklager, de verdediging, de vertegenwoordigers van de Staten die aan de procedure deelnemen en de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers die overeenkomstig de regels 89 tot 91 eraan deelnemen. Regel 132 Besprekingen met betrekking tot de stand van zaken 1. De Kamer van eerste aanleg houdt zo spoedig mogelijk na haar samenstelling een bespreking met betrekking tot de stand van zaken om een datum voor de zitting te bepalen.Zij kan ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de verdediging deze datum uitstellen. Zij brengt de datum van de zitting ter kennis van alle deelnemers aan de procedure. Zij draagt zorg ervoor dat deze datum en de eventuele verdagingen ervan openbaar worden gemaakt. 2. Met het oog op een eerlijk en vlot verloop van de procedure kan de Kamer van eerste aanleg de partijen raadplegen tijdens besprekingen met betrekking tot de stand van zaken, die naar gelang van de behoeften worden gehouden. Regel 133 Excepties van onbevoegdheid of van onontvankelijkheid De excepties van onbevoegdheid of van onontvankelijkheid, opgeworpen bij de aanvang van de procedure of in een later stadium met de toestemming van het Hof, worden krachtens regel 58 door de rechter-voorzitter en de Kamer van eerste aanleg behandeld.

Regel 134 Verzoeken in verband met de procedure 1. Voor de aanvang van de procedure kan de Kamer van eerste aanleg, ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de verdediging, uitspraak doen over aangelegenheden in verband met het verloop van de procedure.De verzoeken van de aanklager of van de verdediging worden schriftelijk gedaan en, behalve in geval van een procedure bij afwezigheid van de andere partij, aan de andere partij overgelegd. De andere partij krijgt de gelegenheid te antwoorden op de verzoeken die geen betrekking hebben op een procedure bij afwezigheid van de andere partij. 2. Bij de aanvang van de procedure vraagt de Kamer van eerste aanleg aan de aanklager en aan de verdediging of zij voornemens zijn excepties op te werpen of opmerkingen te formuleren in verband met het verloop van de procedure na de zitting ter bevestiging.Deze excepties en opmerkingen kunnen niet in een later stadium van de procedure worden opgeworpen of geformuleerd zonder machtiging van de Kamer van eerste aanleg belast met de zaak. 3. Na de aanvang van de procedure kan de Kamer van eerste aanleg, ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de verdediging, uitspraak doen over aangelegenheden die zich in de loop van de procedure voordoen. Regel 135 Medisch onderzoek van de verdachte 1. De Kamer van eerste aanleg kan, met het oog op de nakoming van de verplichting omschreven in artikel 64, achtste punt, a), of om enige andere reden, dan wel op verzoek van een partij, bevelen dat de verdachte medisch, psychiatrisch of psychologisch wordt onderzocht onder de in regel 113 bepaalde voorwaarden.2. De Kamer moet schriftelijk de redenen voor deze beslissing vermelden.3. De Kamer gaat over tot aanwijzing van een of meer deskundigen op de lijst van de door de griffier erkende deskundigen, dan wel van een deskundige erkend door de Kamer van eerste aanleg op verzoek van een partij.4. Ingeval de Kamer van eerste aanleg van oordeel is dat de verdachte niet in staat is te worden berecht, beveelt zij de verdaging van de procedure.Zij kan, ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de verdediging, de situatie van de verdachte herbestuderen. In elk geval moet zij zulks doen elke 120 dagen, behoudens andersluidende redenen. De kamer kan, indien noodzakelijk, een nieuw onderzoek van de verdachte bevelen. Nadat de kamer zich ervan heeft vergewist dat de verdachte in staat is te worden berecht, handelt zij overeenkomstig regel 132.

Regel 136 Samenvoeging en splitsing van zaken 1. De verdachten met betrekking tot wie de ten laste gelegde feiten zijn samengevoegd, worden gezamenlijk berecht, tenzij de Kamer van eerste aanleg, ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de verdediging, afzonderlijke zittingen beveelt om te voorkomen dat de verdachten ernstig worden benadeeld, in het belang van de rechtsbedeling of omdat een verdachte, met betrekking tot wie de ten laste gelegde feiten met andere zijn samengevoegd, een schuldbekentenis heeft afgelegd en krachtens artikel 65, tweede punt, kan worden vervolgd.2. Ingeval de verdachten gezamenlijk worden berecht, heeft elk van hen dezelfde rechten als wanneer hij afzonderlijk wordt berecht. Regel 137 Proces-verbaal van de procedure 1. Overeenkomstig artikel 64, tiende punt, zorgt de griffier ervoor dat een volledig en waarheidsgetrouw proces-verbaal wordt opgemaakt en bewaard van de gehele procedure, daaronder begrepen de transcripties, de geluids- en beeldopnamen en andere geluids- of beelddragers.2. Een Kamer van eerste aanleg kan de bekendmaking bevelen van een gedeelte van het proces-verbaal of van het gehele proces-verbaal van procedures met gesloten deuren indien de redenen voor de beslissing tot niet-bekendmaking niet langer bestaan.3. De Kamer van eerste aanleg kan andere personen dan de griffier machtigen tijdens de procedure foto's te nemen, geluids- of beeldopnamen te maken of andere geluids- of beelddragers te gebruiken. Regel 138 Bewaring van bewijsmateriaal De griffier zorgt, voor zover noodzakelijk, voor de bewaring van en het toezicht op het bewijsmateriaal en andere tijdens de procedure overgelegde stukken, zulks onder voorbehoud van enige beschikking van de Kamer van eerste aanleg.

Regel 139 Beslissing in geval van schuldbekentenis 1. Na te hebben gehandeld overeenkomstig artikel 65, eerste punt, kan de Kamer van eerste aanleg, teneinde te bepalen of moet worden gehandeld overeenkomstig artikel 65, vierde punt, het advies van de aanklager en dat van de verdediging inwinnen.2. De Kamer van eerste aanleg doet vervolgens uitspraak over de schuldbekentenis.Zij geeft de redenen voor haar beslissing aan. Deze worden in het proces-verbaal vermeld.

Regel 140 Aanwijzingen ten aanzien van het verloop van de debatten en de verklaringen 1. Ingeval de rechter-voorzitter van de Kamer van eerste aanleg niet de in artikel 64, achtste punt, vermelde aanwijzingen geeft, komen de aanklager en de verdediging overeen in welke volgorde en hoe de bewijsmiddelen voor de kamer worden overgelegd.Bij gebreke van een dergelijk akkoord geeft de rechter-voorzitter instructies. 2. In elk geval, onder voorbehoud van artikel 64, achtste punt, b) en negende punt, van artikel 69, vierde punt, en van regel 88, vijfde punt, kunnen de getuigen als volgt worden ondervraagd : a) de partij die bij de overlegging van haar bewijsmiddelen krachtens artikel 69, derde punt, een beroep doet op een getuige, heeft het recht deze getuige te ondervragen;b) de aanklager en de verdediging hebben het recht deze getuige te ondervragen in verband met relevante kwesties in zijn getuigenverklaring en de betrouwbaarheid ervan, alsmede in verband met zijn eigen geloofwaardigheid en andere relevante aangelegenheden;c) de Kamer van eerste aanleg kan een getuige ondervragen voor of na een overeenkomstig het tweede punt, a) of b) afgenomen ondervraging;d) de verdediging heeft het recht de getuige als laatste te ondervragen.3. Behoudens andersluidende beslissing van de Kamer van eerste aanleg, kan de getuige die noch een deskundige, noch een onderzoeker is en die nog geen verklaring heeft afgelegd, niet aanwezig zijn bij de verklaring van een andere getuige.Indien hij evenwel een andere getuigenverklaring heeft gehoord, is zijn verklaring daarom nog niet ontoelaatbaar. Ingeval een getuige een verklaring aflegt na andere getuigenverklaringen te hebben gehoord, wordt zulks in het proces-verbaal vermeld en houdt de kamer hiermee rekening bij haar beoordeling van de bewijsmiddelen.

Regel 141 Afsluiting van de overlegging van bewijsmiddelen en conclusies 1. De rechter-voorzitter verklaart te gepasten tijde dat de overlegging van bewijsmiddelen is afgesloten.2. De rechter-voorzitter verzoekt de aanklager en de verdediging hun mondelinge conclusies uiteen te zetten.De verdediging heeft steeds het recht als laatste te spreken.

Regel 142 Beraadslaging 1. Na de mondelinge conclusies trekt de Kamer van eerste aanleg zich terug om met gesloten deuren te beraadslagen.Zij stelt alle deelnemers aan de procedure in kennis van de datum waarop zij haar beslissing zal wijzen. De uitspraak heeft plaats binnen een redelijke termijn nadat de kamer zich heeft teruggetrokken om te beraadslagen. 2. In geval van verschillende ten laste gelegde feiten doet de kamer over elk van deze feiten afzonderlijk uitspraak.Ingeval er verscheidene verdachten zijn, doet de kamer afzonderlijk uitspraak over de ten laste gelegde feiten met betrekking tot elk van hen.

Regel 143 Bijkomende zittingen voor aangelegenheden in verband met de straf of met de herstelbetalingen Ingeval overeenkomstig artikel 76, tweede en derde punt, een nieuwe zitting moet worden gehouden over aangelegenheden in verband met de straf en, in voorkomend geval, met de herstelbetalingen, bepaalt de rechter-voorzitter de datum ervan. In uitzonderlijke omstandigheden kan de Kamer van eerste aanleg de zitting verdagen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de aanklager, van de verdediging of van de wettelijke vertegenwoordigers van de slachtoffers die overeenkomstig de regels 89 tot 91 aan de procedure deelnemen, dan wel, wat de zittingen in verband met de herstelbetalingen betreft, van de slachtoffers die overeenkomstig regel 94 een verzoek hebben gedaan.

Regel 144 Uitspraak van de beslissingen van de Kamer van eerste aanleg 1. De beslissingen van de Kamer van eerste aanleg in verband met de ontvankelijkheid van de zaak, de rechtsmacht van het Hof, de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte, de straf of de herstelbetalingen worden in een openbare zitting uitgesproken, indien mogelijk, in aanwezigheid van de verdachte, van de aanklager, van de slachtoffers of van de wettelijke vertegenwoordigers van de slachtoffers die overeenkomstig de regels 89 tot 91 aan de procedure deelnemen en van de vertegenwoordigers van de Staten die aan de procedure hebben deelgenomen.2. Afschriften van deze beslissingen worden zo spoedig mogelijk overgelegd : a) aan alle deelnemers aan de procedure, in een werktaal van het Hof;b) aan de verdachte in een taal die hij volledig begrijpt en spreekt, om indien nodig te voldoen aan de vereisten inzake eerlijkheid overeenkomstig artikel 67, eerste punt, f). HOOFDSTUK 7. - Straffen Regel 145 Strafbepaling 1. Bij de strafbepaling overeenkomstig artikel 78, eerste punt : a) houdt het Hof rekening ermee dat het totaal van de straf uitgesproken krachtens artikel 77, opsluiting of een boete naar gelang van het geval, evenredig moet zijn met de schuld;b) evalueert het Hof het belang van alle relevante overwegingen, daaronder begrepen verzwarende en verzachtende omstandigheden, en houdt het rekening zowel met de situatie van de veroordeelde als met de omstandigheden van de misdaad;c) houdt het Hof, naast met de overwegingen bedoeld in artikel 78, eerste punt, inzonderheid rekening met de omvang van de veroorzaakte schade, in het bijzonder het nadeel berokkend aan de slachtoffers en aan hun familieleden, de aard van de ongeoorloofde gedraging en de middelen die voor de misdaad zijn aangewend, de graad van deelneming van de veroordeelde persoon, de graad van opzet, de omstandigheden van tijd, plaats en wijze, de leeftijd, het opleidingsniveau en de sociale en economische situatie van de veroordeelde persoon.2. Het Hof houdt naast de bovenvermelde overwegingen, indien van toepassing, rekening met : a) het bestaan van verzachtende omstandigheden zoals : i) omstandigheden die geen grond vormen voor ontheffing van de strafrechtelijke aansprakelijkheid, zoals een wezenlijke krenking van het onderscheidingsvermogen of dwang, maar van gelijkbare aard zijn; ii) de gedraging van de veroordeelde persoon na de feiten, daaronder begrepen de inspanningen die hij kan hebben gedaan om de slachtoffers te vergoeden, alsmede zijn coöperatieve houding ten aanzien van het Hof; b) het bestaan van verzwarende omstandigheden zoals : i) relevante strafrechtelijke veroordelingen die voordien zijn opgelegd wegens misdaden die ressorteren onder de rechtsmacht van het Hof of van vergelijkbare aard zijn; ii) machtsmisbruik of misbruik van officiële functies; iii) bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer; iv) bijzondere wreedheid van de misdaad of talrijke slachtoffers; v) drijfveer met een discriminerend aspect gegrond op een van de overwegingen bedoeld in artikel 21, derde punt; vi) andere omstandigheden van vergelijkbare aard. 3. Levenslange opsluiting kan worden opgelegd ingeval zij verantwoord is wegens de buitengewone ernst van de misdaad en de persoonlijke situatie van de veroordeelde persoon bevestigd door het bestaan van een of meer verzwarende omstandigheden. Regel 146 Boetes opgelegd krachtens artikel 77 1. Ingeval het Hof beslist krachtens artikel 77, tweede punt, a), een boete op te leggen en het bedrag ervan vaststelt, bepaalt het of opsluiting een toereikende straf is.Het Hof houdt naar behoren rekening met de financiële middelen van de veroordeelde persoon, onder voorbehoud van de verbeurdverklaringen opgelegd krachtens artikel 77, tweede punt, b), en in voorkomend geval met de herstelbetalingen toegekend krachtens artikel 75. Naast de overwegingen bedoeld in regel 145 houdt het Hof rekening met het gegeven of persoonlijk voordeel al dan niet een drijfveer was voor de misdaad en indien ja, in welke mate. 2. Voor de boetes opgelegd krachtens artikel 77, tweede punt, a), wordt een passend bedrag vastgesteld.Het Hof houdt naast met de bovenvermelde overwegingen in het bijzonder rekening met de veroorzaakte schade en het berokkende letsel en met het betrekkelijke voordeel dat de dader eruit heeft behaald. Dit bedrag mag in totaal geenszins drie vierden van de waarde van de identificeerbare, contante en te gelde te maken vermogensbestanddelen en de goederen van de veroordeelde persoon overschrijden, na aftrek van een bedrag dat volstaat om te voorzien in zijn financiële behoeften en in die van de personen te zijnen laste. 3. Ingeval het Hof een veroordeelde persoon een boete oplegt, voorziet het in een redelijke termijn voor de betaling ervan.Het Hof kan bepalen dat de boete in een keer moet worden betaald of door middel van gespreide stortingen voor het verstrijken van de termijn. 4. Ingeval het Hof een boete oplegt, heeft het de mogelijkheid die boete te berekenen volgens een stelsel van boetedagen.In dat geval is de termijn bepaald op minimum 30 dagen en maximum vijf jaar. Het Hof bepaalt het totale bedrag overeenkomstig de bovenvermelde punten 1 en 2. Het Hof bepaalt het bedrag van de dagelijkse boete op grond van de persoonlijke situatie van de veroordeelde persoon, inzonderheid de financiële behoeften van de personen te zijnen laste.5. Ingeval de veroordeelde persoon de boete opgelegd onder de bovenvermelde omstandigheden niet betaalt, neem het Hof de maatregelen krachtens de regels 217 tot 222 en overeenkomstig artikel 109.In geval van aanhoudende weigering te betalen en het voorzitterschap, dat ambtshalve optreedt of op verzoek van de aanklager, van oordeel is dat alle dienstige maatregelen met betrekking tot de tenuitvoerlegging zijn uitgeput, kan het Hof de opsluiting in laatste instantie verlengen met maximum een vierde van de oorspronkelijke duur ervan, zonder evenwel vijf jaar te overschrijden. Bij het bepalen van de duur van deze verlenging houdt het voorzitterschap rekening met het evenredige deel van de boete dat reeds is betaald. De straf wordt niet verlengd in geval van levenslage opsluiting. De verlenging mag niet ertoe leiden dat de totale duur van de opsluiting dertig jaar overschrijdt. 6. Teneinde te bepalen of het passend is een verlenging van de straf te bevelen en in voorkomend geval de duur ervan te bepalen, zetelt het voorzitterschap met gesloten deuren en worden de veroordeelde persoon en de aanklager gehoord.De veroordeelde persoon heeft het recht zich door een raadsman te laten bijstaan. 7. Ingeval het Hof een boete oplegt, stelt het de veroordeelde persoon ervan in kennis dat de niet-betaling van de boete volgens de bovenvermelde voorwaarden kan leiden tot een verlenging van de opsluiting als bedoeld in deze regel. Regel 147 Beschikkingen tot verbeurdverklaring 1. Ingeval een kamer, overeenkomstig artikel 76, tweede en derde punt, regel 63, eerste punt, en regel 143, tijdens een zitting een verbeurdverklaring overweegt, neemt zij kennis van het bewijsmateriaal dat de mogelijkheid biedt de opbrengsten, bezittingen of vermogensbestanddelen die rechtstreeks of onrechtstreeks uit die misdaad afkomstig zijn te bepalen en te lokaliseren.2. Ingeval een kamer voor of tijdens een zitting het bestaan ontdenkt van een derde te goeder trouw die recht zou kunnen hebben op die opbrengsten, bezittingen of vermogensbestanddelen, stelt zij die derde daarvan in kennis.3. De aanklager, de veroordeelde persoon en enige derde te goeder trouw die recht heeft op die opbrengsten, bezittingen of vermogensbestanddelen kunnen relevant bewijsmateriaal voorleggen.4. Nadat de kamer het bewijsmateriaal heeft onderzocht dat haar is overgelegd en zij ervan overtuigd is dat het rechtstreeks of onrechtstreeks uit de misdaad afkomstig zijn, kan zij een beschikking tot verbeurdverklaring van de opbrengsten, de bezittingen of vermogensbestanddelen bevelen. Regel 148 Beschikking tot overbrenging van de opbrengst van de boetes en van de verbeurdverklaringen Alvorens een beschikking te geven overeenkomstig artikel 79, tweede punt, kunnen de kamers de vertegenwoordigers van het Trustfonds ten behoeve van de slachtoffers vragen hun mondelinge of schriftelijke opvatting kenbaar maken.

HOOFDSTUK 8. - Beroep en herziening Afdeling I. - Algemene bepalingen Regel 149 Regels die gelden voor de procedure voor de Kamer van beroep De hoofdstukken V en VI en de regels die gelden voor de proces- en de bewijsvoering voor de Kamer van vooronderzoek en de Kamer van eerste aanleg zijn mutatis mutandis van toepassing op de procedures voor de Kamer van beroep.

Afdeling II. - Beroep tegen de beslissingen betreffende de schuld of de straf, alsmede betreffende de beschikking inzake de herstelbetalingen Regel 150 Beroep 1. Onder voorbehoud van bovenvermeld tweede punt, kan binnen een termijn van 30 dagen te rekenen van de datum waarop de beslissing houdende veroordeling of vrijspraak, de straf of de beschikking tot herstelbetaling ter kennis is gebracht van de appellant, beroep worden ingesteld tegen de beslissingen houdende veroordeling of vrijspraak gegeven krachtens artikel 74, tegen de straffen opgelegd krachtens artikel 74, tegen de straffen opgelegd krachtens artikel 76 of tegen de beschikkingen tot herstelbetaling gegeven krachtens artikel 75.2. De Kamer van beroep kan de in bovenvermeld eerste punt bedoelde termijn op verzoek van de appellant om een geldige reden verlengen.3. De akte van beroep wordt neergelegd ter griffie.4. Ingeval geen beroep wordt ingesteld overeenkomstig de bovenvermelde punten 1 tot 3, wordt de beslissing van de Kamer van eerste aanleg houdende veroordeling of vrijspraak, de opgelegde straf of het beschikkingen tot herstelbetaling definitief. Regel 151 Beroepsprocedure 1. Zodra krachtens regel 150 beroep is ingesteld, bezorgt de griffier het dossier van de procedure aan de Kamer van beroep.2. De griffier stelt degenen die betrokken waren bij de procedure voor de Kamer van eerste aanleg in kennis van de neerlegging de akte van beroep. Regel 152 Afstand 1. De appellant kan te allen tijde afstand doen zolang geen vonnis is gegeven.In een dergelijk geval legt de betrokkenen bij de griffier een schriftelijke akte van afstand neer. De griffier stelt de andere partijen daarvan in kennis. 2. Ingeval de aanklager beroep heeft ingesteld namens een gevonniste persoon als bedoeld in artikel 81, eerste punt, b), moet hij voor hij de akte van afstand neerlegt, de betrokken persoon in kennis stellen van zijn voornemen de procedure te onderbreken teneinde hem de mogelijkheid te bieden die procedure voort te zetten. Regel 153 Vonnis in geval van beroep tegen de beschikkingen tot herstelbetaling 1. De Kamer van beroep kan een overeenkomstig artikel 75 gegeven beschikking tot herstelbetaling bevestigen, vernietigen of wijzigen.2. Het vonnis van de Kamer van beroep wordt gegeven overeenkomstig artikel 83, vierde en vijfde punt. Afdeling III. - Beroep tegen andere beslissingen Regel 154 Beroep dat geen machtiging van het Hof vereist 1. In het geval bedoeld in artikel 81, derde punt, c), ii), of in artikel 82, eerste punt, a) of b), kan tegen een beslissing beroep worden ingesteld binnen vijf dagen te rekenen van de datum waarop de appellant van deze beslissing in kennis is gesteld.2. In het geval bedoeld in artikel 82, eerste punt, c), kan beroep worden ingesteld binnen een termijn van twee dagen te rekenen van de datum waarop de appellant van de bestreden beslissing in kennis is gesteld.3. Het bepaalde in regel 150, derde en vierde punt, is van toepassing op het beroep bedoeld in de bovenvermelde punten 1 en 2. Regel 155 Beroep dat machtiging van het Hof vereist 1. Ingeval een partij beroep wenst in te stellen tegen een beslissing bedoeld in artikel 82, eerste punt, d), of tweede punt, moet zij binnen een termijn van vijf dagen te rekenen van de datum waarop zij van de beslissing in kennis is gesteld, bij de Kamer die deze beslissing heeft gegeven een schriftelijk verzoekschrift indienen waarin de reden wordt uiteengezet waarom zij machtiging vraagt om beroep in te stellen.2. De Kamer geeft een beslissing die ter kennis wordt gebracht van degenen die betrokken waren bij de procedure die aanleiding heeft gegeven tot de beslissing als bedoeld in het bovenvermelde eerste punt. Regel 156 Beroepsprocedure 1. Zodra bij de griffier een akte van beroep aanhangig is gemaakt overeenkomstig regel 154 of zodra de machtiging om beroep in te stellen is gegeven overeenkomstig regel 155, bezorgt de griffier aan de Kamer van beroep het dossier van de procedure voor de Kamer die de bestreden beslissing heeft gegeven 2.De griffier stelt degenen die betrokken waren bij de procedure voor de Kamer die de bestreden beslissing heeft gegeven in kennis van de akte van beroep, tenzij zij daarvan in kennis zouden zijn gesteld door de Kamer krachtens regel 155, tweede punt. 3. De beroepsprocedure geschiedt schriftelijk, behoudens andersluidende beslissing van de Kamer van beroep.4. Het beroep wordt zo spoedig mogelijk behandeld.5. De appellant kan op het tijdstip van de neerlegging van de akte van beroep vragen dat het beroep schorsende werking heeft overeenkomstig artikel 82, derde punt. Regel 157 Afstand van het beroep Hij die een beroep heeft ingesteld dat ressorteert onder regel 154 of, overeenkomstig regel 155, door een Kamer is gemachtigd om beroep in te stellen, kan te allen tijde afstand doen zolang geen vonnis is gegeven. In een dergelijk geval legt de betrokkenen bij de griffier een schriftelijke akte van afstand neer. De griffier stelt de andere partijen daarvan in kennis.

Regel 158 Vonnis 1. Een Kamer van beroep bij welke een beroep is ingesteld dat onder deze afdeling ressorteert, bevestigt, vernietigt of wijzigt de bestreden beslissing.2. De Kamer van beroep geeft zijn vonnis overeenkomstig artikel 83, vierde punt. Afdeling IV. - Herziening van een beslissing betreffende de schuld of de straf Regel 159 Beroep tot herziening 1. Enig beroep tot herziening ingesteld overeenkomstig artikel 84, eerste punt, wordt schriftelijk ingediend en met redenen omkleed.Voor zover zulks mogelijk is gaat het vergezeld van stukken ter ondersteuning ervan. 2. De Kamer van beroep stelt bij meerderheid van de rechters vast of het beroep gegrond is, zij omkleedt haar beslissing schriftelijk met redenen.3. De beslissing wordt ter kennis gebracht van de verzoeker en, voor zover zulks mogelijk is, van degenen die betrokken waren bij de procedure tijdens welke de oorspronkelijke beslissing is gegeven. Regel 160 Overbrenging met het oog op herziening 1. Met het oog op de organisatie van de zitting bedoeld in regel 161, bezorgt de bevoegde kamer haar beslissing voldoende tijd vooraf teneinde, in voorkomend geval, de overbrenging van de veroordeelde persoon naar de zetel van het Hof mogelijk te maken.2. De Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing van het Hof.3. Regel 206, derde punt, is van toepassing. Regel 161 Beslissing betreffende de herziening 1. De bevoegde kamer houdt op een datum die zij bepaalt een zitting om vast te stellen of grond ertoe bestaat de beslissing betreffende de schuld of te straf te herzien, waarvan kennis wordt gegeven aan de verzoeker en aan degenen van wie de beslissing bedoeld in regel 159, derde punt, ter kennis is gebracht.2. Met betrekking tot het verloop van de debatten, oefent de bevoegde kamer mutatis mutandis alle bevoegdheden uit van de Kamer van eerste aanleg, overeenkomstig Hoofdstuk VI en de regels die van toepassing zijn op de proces- en de bewijsvoering voor de Kamer van vooronderzoek en de Kamer van eerste aanleg.3. De beslissing wordt genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 83, vierde punt. HOOFDSTUK 9. - Misdrijven tegen de rechtsbedeling en wangedrag voor het Hof Afdeling I. - Misdrijven tegen de rechtsbedeling bedoeld in artikel 70 Regel 162 Uitoefening van de rechtsmacht 1. Voor het Hof besluit al dan niet zijn rechtsmacht uit te oefenen kan het de Staten die Partij zijn en rechtsmacht kunnen hebben met betrekking tot het strafbaar feit, raadplegen.2. Ingeval het Hof besluit al dan niet zijn rechtsmacht uit te oefenen, neemt het inzonderheid in overweging : a) de beschikbaarheid en de doeltreffendheid van de middelen om vervolging in te stellen in de Staat die Partij is;b) de ernst van het misdrijf;c) de mogelijkheid de feiten bedoeld in artikel 70 samen te voegen met die bedoeld in de artikelen 5 tot 8;d) de noodzaak de procedure te bespoedigen;e) de band met een lopend onderzoek of een proces aanhangig gemaakt voor het Hof;en f) de vragen betreffende de bewijsvoering.3. Het Hof beoordeelt met welwillendheid enig verzoek van de Gaststaat opdat het Hof zou afzien van zijn recht zijn rechtsmacht uit te oefenen in de gevallen waarin die Staat het als bijzonder belangrijk acht dat het Hof daarvan afziet.4. Ingeval het Hof besluit zijn rechtsmacht niet uit te oefenen, kan het aan een Staat die Partij is vragen zelf zijn rechtsmacht uit te oefenen overeenkomstig artikel 70, vierde punt. Regel 163 Toepassing van het Statuut en van het reglement 1. Behoudens andersluidende bepaling in de bovenvermelde punten 2 en 3, in regel 162 of de regels 162 tot 169, zijn het Statuut en het reglement mutatis mutandis van toepassing op de onderzoeken, de vervolging en de straffen bevolen door het Hof ter bestraffing van een misdrijf bedoeld in artikel 70.2. De bepalingen van Hoofdstuk II en de regels die eruit voortvloeien zijn niet van toepassing, met uitzondering van artikel 21.3. De bepalingen van Hoofdstuk X en de regels die eruit voortvloeien zijn niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 103, 107, 109 en 111. Regel 164 Verjaring 1. Ingeval het Hof zijn rechtsmacht uitoefent als bedoeld in regel 162, worden de in die regel bedoelde verjaringstermijnen toegepast.2. De verjaringstermijn voor de misdrijven bedoeld in artikel 70 bedraagt vijf jaar te rekenen van de datum van het misdrijf ingeval tijdens die periode geen onderzoek is gevoerd of vervolging ingesteld. De verjaring wordt gestuit ingeval tijdens die periode een onderzoek is gevoerd of vervolging is ingesteld hetzij voor het Hof, hetzij door een Staat die Partij is en rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het misdrijf krachtens artikel 70, vierde punt, a). 3. De gevangenisstraffen opgelegd in geval van een misdrijf bedoeld in artikel 70 verjaren per tien jaar te rekenen van de datum waarop zij definitief worden.De verjaring wordt gestuit tijdens de periode die de veroordeelde persoon in detentie heeft doorgebracht of buiten het grondgebied is van de Staten die Partij zijn.

Regel 165 Onderzoek, vervolging en proces 1. De aanklager kan uit eigen beweging onderzoeken instellen en voeren naar de misdrijven bedoeld in artikel 70 op grond van informatie ontvangen van een kamer of enige andere geloofwaardige bron.2. De artikelen 53 en 59 en de regels die eruit voortvloeien zijn niet van toepassing.3. Ter fine van artikel 61 kan de Kamer van vooronderzoek beslissen over enige aangelegenheid bedoeld in dat artikel, zulks op grond van schriftelijke conclusies en zonder zitting, tenzij het belang van de procedure anderszins vereist.4. De Kamers van eerste aanleg kunnen, indien nodig en rekening houdend met de rechten van de verdediging, de samenvoeging bevelen van de tenlasteleggingen bedoeld in artikel 70 met die bedoeld in de artikelen 5 tot 8. Regel 166 Straffen uitgesproken overeenkomstig artikel 70 1. Ingeval het Hof een straf oplegt met toepassing van artikel 7, zijn de bepalingen van deze regel van toepassing.2. Artikel 77 en de regels die eruit voortvloeien zijn niet van toepassing, met uitzondering van enige verbeurdverklaring bevolen krachtens artikel 77, tweede punt, b), die kan worden toegevoegd aan een opsluiting, een boete of beide.3. Enig misdrijf kan worden gestraft met afzonderlijke boetes, die kunnen worden samengevoegd.Het bedrag mag in totaal de helft van de waarde van de identificeerbare, contante en te gelde te maken vermogensbestanddelen en de goederen van de veroordeelde persoon niet overschrijden, na aftrek van een bedrag dat volstaat om te voorzien in zijn financiële behoeften en in die van de personen te zijnen laste. 4. Ingeval het Hof een veroordeelde persoon een boete oplegt, voorziet het in een redelijke termijn voor de betaling ervan.Het Hof kan bepalen dat de boete in een keer moet worden betaald of door middel van gespreide stortingen voor het verstrijken van de termijn. 5. Ingeval de veroordeelde persoon de opgelegde boete niet betaalt krachtens de voorwaarden bedoeld in bovenvermeld vierde punt, neem het Hof de passende maatregelen krachtens de regels 217 tot 222 en overeenkomstig artikel 109.In geval van aanhoudende weigering te betalen en het Hof, dat ambtshalve optreedt of op verzoek van de aanklager, van oordeel is dat alle dienstige maatregelen met betrekking tot de tenuitvoerlegging zijn uitgeput, kan het in laatste instantie de opsluiting bevelen krachtens artikel 70, derde punt. Bij de bepaling van de opsluiting houdt het Hof rekening met het bedrag van de reeds betaalde boete.

Regel 167 Internationale samenwerking en rechtshulp 1. In geval van een in artikel 70 bedoeld misdrijf kan het Hof verzoeken om samenwerking en rechtshulp van een Staat in een van de vormen bedoeld in Hoofdstuk IX.Het geeft in casu aan dat het optreedt in het kader van een onderzoek naar of vervolging van een dergelijk misdrijf. 2. De omstandigheden waarin in geval van de misdrijven bedoeld in artikel 70 internationale samenwerking of rechtshulp wordt verleend, zijn nader omschreven in artikel 70, tweede punt, van dat artikel. Regel 168 Ne bis in idem -beginsel In casu van een misdrijf bedoeld in artikel 70, kan niemand door het Hof worden gevonnist wegens een gedraging die een misdrijf oplevert waarvoor hij reeds is veroordeeld of vrijgesproken door het Hof of door een ander gerecht.

Regel 169 Onmiddellijke aanhouding Ingeval wordt aangevoerd dat een misdrijf bedoeld in artikel 70 gepleegd is ter zitting, kan de aanklager de bedoelde Kamer mondeling vragen de onmiddellijke aanhouding van de betrokkene te bevelen.

Afdeling II. - Wangedrag tijdens de zitting overeenkomstig artikel 71 Regel 170 Verstoring van de procedure Gelet op artikel 63, tweede punt, kan de rechter die de Kamer voorzit bij welke de zaak aanhangig is gemaakt, na waarschuwing : a) de persoon die het verloop van de zitting stoort, bevelen de zitting te verlaten, of hem verwijderen;of b) in geval van recidive, deze persoon het verbod opleggen de zitting te volgen. Regel 171 Weigering een bevel van het Hof na te leven 1. Ingeval het wangedrag leidt tot de opzettelijke weigering een schriftelijk of mondeling bevel van het Hof dat geen verband houdt met regel 170 na te leven en dit bevel gepaard gaat met een dreiging van straf ingeval het bevel verder niet wordt nageleefd, kan de rechter die de kamer voorzit bij welke de zaak aanhangig is gemaakt, de betrokkene het verbod opleggen de zitting te volgen gedurende een periode die dertig dagen niet mag te boven gaan of, in geval van ernstiger wangedrag, hem een boete opleggen.2. Ingeval de persoon bedoeld in bovenstaand eerste punt een personeelslid van het Hof, een raadsman van de verdediging of een wettelijke vertegenwoordiger van de slachtoffers is, kan de rechter die de kamer voorzit bij welke de zaak aanhangig is gemaakt, hem tevens het verbod opleggen zijn taak voor het Hof te vervullen tijdens een periode die dertig dagen niet mag te boven gaan.3. In de gevallen bedoeld in de bovenvermelde punten 1 en 2 kan de rechter-voorzitter die van oordeel is dat een langere schorsing gepast is, ruggespraak houden met het Voorzitterschap, dat een zitting kan houden om te bepalen of een langere of een definitieve schorsing gepast is. 4. Een boete opgelegd krachtens bovenstaand eerste punt mag 1.000 euro niet te boven gaan of de tegenwaarde ervan in een andere munt, in geval van recidive kan per dag dat het wangedrag blijft duren evenwel een nieuwe boete worden opgelegd en die boetes kunnen worden gecumuleerd. 5. De betrokkene moet kunnen worden gehoord alvorens hem een van de in deze regel bedoelde straffen ter beteugeling van het wangedrag kunnen worden opgelegd. Regel 172 Gedragingen die zowel onder artikel 70 als onder artikel 71 ressorteren Ingeval het Hof van oordeel is dat gedragingen die onder artikel 71 ressorteren tevens een van de misdrijven bedoeld in artikel 70 opleveren, treedt het op overeenkomstig artikel 70 en de bovenstaande regels 162 tot 169.

HOOFDSTUK 10. - Schadevergoeding voor aangehouden of veroordeelde personen Regel 173 Verzoek tot schadevergoeding 1. Een ieder die een schadevergoeding eist om een van de redenen bedoeld in artikel 85 moet daartoe een schriftelijk verzoek richten aan het Voorzitterschap, die een kamer met drie rechters ermee belast het verzoek te onderzoeken.Deze rechters mogen geen binding hebben met een vroegere beslissing van het Hof betreffende de eiser. 2. Het verzoek tot schadevergoeding moet worden ingediend ten laatste zes maanden te rekenen van de datum waarop de eiser op de hoogte is gebracht door het Hof inzake : a) de onwettige aanhouding of detentie, bedoeld in artikel 85, eerste punt;b) de nietigverklaring van een veroordeling, bedoeld in artikel 85, tweede punt;b) het bestaan van een duidelijke en ernstige rechterlijke dwaling, bedoeld in artikel 85, derde punt.3. Het verzoek vermeldt de redenen en het bedrag van de gevraagde schadevergoeding.4. De eiser heeft het recht gebruik te maken van de diensten van een raadsman. Regel 174 Indiening van de verzoeken tot schadevergoeding 1. Het verzoek tot schadevergoeding en enige andere schriftelijke opmerking, geformuleerd door de eiser, worden overgezonden aan de aanklager, die de mogelijkheid moet hebben om schriftelijk erop te antwoorden.Iedere opmerking van de aanklager wordt aan de eiser meegedeeld. 2. De kamer, samengesteld volgens regel 173, eerste punt, houdt een zitting of spreekt zich uit op grond van het schriftelijk verzoek en de schriftelijke opmerkingen van de aanklager en van de eiser.Zij moet een zitting houden indien de aanklager of de eiser erom verzoeken. 3. De beslissing wordt genomen bij meerderheid van de rechters en wordt meegedeeld aan de aanklager en aan de eiser. Regel 175 Bedrag van de schadevergoeding Indien de kamer, samengesteld volgens regel 173, eerste punt, het bedrag van de schadevergoeding, bedoeld in artikel 85, derde punt, bepaalt, neemt zij de gevolgen van de duidelijke en ernstige rechterlijke dwaling inzake de persoonlijke, familiale, sociale en professionele situatie van de eiser in aanmerking.

HOOFDSTUK 11. - Internationale samenwerking en wederzijdse rechtshulp Afdeling 1. - Verzoeken om samenwerking uit hoofde van artikel 87 Regel 176 Organen van het Hof bevoegd om de mededelingen inzake internationale samenwerking en wederzijdse rechtshulp over te zenden en te ontvangen 1. Zodra het Hof is samengesteld, verschaft de griffier zich bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties alle mededelingen die de Staten hebben gedaan uit hoofde van artikel 87, eerste punt, a), en tweede punt.2. De griffier zendt de verzoeken om internationale samenwerking uitgaande van de kamers over en zorgt voor de ontvangst van de antwoorden, de informatie en de documenten van de aangezochte Staten. De diensten van de aanklager zenden de verzoeken om internationale samenwerking van de aanklager over en waarborgen de ontvangst van de antwoorden, de informatie en de documenten van de aangezochte Staten. 3. De griffier ontvangt de mededelingen waarin de Staten laten weten dat zij hun keuze inzake de op nationaal niveau gebruikte wijze van overzenden hebben gewijzigd om de verzoeken om samenwerking te ontvangen of inzake de taal waarin deze verzoeken aan hen moeten worden gericht;hij deelt, indien van toepassing, deze informatie mee aan de Staten die erom verzoeken. 4. Het tweede punt van deze regel is mutatis mutandis van toepassing indien het Hof een intergouvernementele organisatie om informatie of documenten verzoekt of een beroep doet op haar samenwerking en haar bijstand onder enige andere vorm.5. De griffier zendt, indien van toepassing, de mededelingen, bedoeld in de bovenstaande punten 1 en 3 en in het tweede punt van regel 177, over aan het Voorzitterschap of aan de diensten van de aanklager, of aan beide. Regel 177 Wijzen van overzending 1. De mededelingen gedaan tijdens de bekrachtiging, de aanvaarding, de goedkeuring of de toetreding om de nationale autoriteit aan te wijzen die ermee belast is de verzoeken om samenwerking te ontvangen, bevatten alle nuttige informatie over deze autoriteit.2. Ingeval het Hof verzoekt om de bijstand van een intergouvernementele organisatie krachtens artikel 87, zesde punt, doet de griffier, indien nodig, navraag over de wijze van overzenden die deze organisatie aanwijst en verkrijgt hij alle nuttige informatie ter zake. Regel 178 Taal gekozen door de Staten die Partij zijn krachtens artikel 87, tweede punt 1. Indien de aangezochte Staat die Partij is, meer dan één officiële taal heeft, kan hij bij de bekrachtiging, de aanvaarding, de goedkeuring of de toetreding bepalen dat de verzoeken om samenwerking en de stukken ter ondersteuning ervan mogen worden gesteld in een van zijn officiële talen.2. Indien de Staat die Partij is, geen taal heeft gekozen voor de communicatie met het Hof bij de bekrachtiging, de aanvaarding, de goedkeuring of de toetreding, wordt het verzoek om samenwerking gesteld in een van de werktalen van het Hof of vergezeld van een vertaling een van deze talen, zoals is bepaald in artikel 87, tweede punt. Regel 179 Taal van de verzoeken gericht aan de Staten die geen Partij zijn bij het Statuut Indien een Staat die geen Partij is bij het Statuut aanvaard heeft om bijstand te verlenen aan het Hof uit hoofde van artikel 87, vijfde punt, en niet de taal heeft gekozen waarin de verzoeken om samenwerking aan hem moeten worden gericht, worden deze gesteld in een van de werktalen van het Hof of vergezeld van een vertaling in een van deze talen.

Regel 180 Wijziging van de wijzen van overzending of van de gebruikte talen voor de verzoeken om samenwerking 1. Iedere wijziging van de keuze van de wijze van overzending of van de taal die een Staat heeft aangeduid volgens artikel 87, tweede punt, wordt schriftelijk meegedeeld aan de griffier zodra zulks mogelijk is.2. Deze wijzigingen treden in werking voor de verzoeken om samenwerking gedaan door het Hof op een datum overeengekomen tussen het Hof en de Staat, of bij gebreke aan een akkoord ter zake, 45 dagen nadat het Hof de mededeling heeft ontvangen en in alle gevallen onverminderd de reeds geformuleerde of lopende verzoeken. Afdeling II. - Overdracht aan het Hof, doorvoer en concurrerende verzoeken, bedoeld in de artikelen 89 en 90 Regel 181 Betwisting van de ontvankelijkheid van een zaak voor een nationale rechtbank Ingeval zich de situatie omschreven in artikel 89, tweede punt, voordoet en onverminderd de bepalingen van artikel 19 en van de regels 58 tot 62 inzake de geldende procedure in geval van betwisting van de rechtsmacht van het Hof of van de ontvankelijkheid van een zaak, treft de kamer belast met de zaak, indien de beslissing over de ontvankelijkheid nog steeds hangende is, maatregelen om van de aangezochte Staat alle relevante informatie te verkrijgen betreffende de ingeroepen betwisting die de persoon op grond van het beginsel ne bis in idem inroept.

Regel 182 Verzoek tot doorvoer krachtens artikel 89, derde punt, e) 1. In het geval omschreven in artikel 89, derde punt, e), kan het Hof het verzoek tot doorvoer formuleren aan de hand van ieder middel dat een schriftelijk spoor achterlaat.2. Indien de termijn, bepaald in artikel 89, derde punt, e), verstreken is en de betrokken persoon vrijgelaten is, geldt zijn invrijheidstelling onverminderd zijn latere aanhouding onder de voorwaarden bepaald in artikel 89 of in artikel 92. Regel 183 Mogelijkheid tot tijdelijke overdracht Als gevolg van de raadplegingen bedoeld in artikel 89, vierde punt, kan de aangezochte Staat de gezochte persoon tijdelijk overdragen onder de voorwaarden overeengekomen tussen de aangezochte Staat en het Hof. In dit geval wordt de betrokkene aangehouden voor de duur van zijn aanwezigheid voor het Hof en overgebracht naar de aangezochte Staat ingeval zijn aanwezigheid voor het Hof niet meer nodig is, ten laatste nadat de procedure beëindigd is.

Regel 184 Bepalingen voor de overdracht 1. Ingeval de door het Hof gezochte persoon overgedragen kan worden, brengt de aangezochte Staat onmiddellijk de griffier hiervan op de hoogte.2. De betrokkene wordt aan het Hof overgedragen op de datum en volgens de voorwaarden overeengekomen tussen de autoriteiten van de aangezochte Staat en de griffier.3. Indien de omstandigheden de overdracht onmogelijk maken op de overeengekomen datum, spreken de autoriteiten van de aangezochte Staat en de griffier een nieuwe datum en voorwaarden af voor de overdracht.4. De griffier blijft in contact met de autoriteiten van de Gaststaat met betrekking tot de maatregelen die moeten worden getroffen voor de overdracht van de persoon aan het Hof. Regel 185 Invrijheidstelling van een persoon aangehouden door het Hof om een andere reden dan die van de uitvoering van zijn straf 1. Onder voorbehoud van het onderstaande tweede punt treft het Hof, indien een aan het Hof overgedragen persoon wordt vrijgelaten omdat het Hof niet bevoegd is, omdat de zaak gelet op artikel 17, eerste punt, b), c) of d), niet ontvankelijk is, omdat de tenlastelegging gelet op artikel 61 niet bevestigd is, omdat de persoon tijdens de procedure of in beroep is vrijgesproken, of om enige andere reden, zo spoedig mogelijk de maatregelen die het geschikt acht voor de overbrenging van de betrokkene, zulks rekening houdend met zijn advies, naar een Staat die hem moet ontvangen, of naar een andere Staat die aanvaardt hem te ontvangen, of naar een Staat die zijn uitlevering heeft gevraagd met de toestemming van de Staat die hem oorspronkelijk heeft overgedragen.In dit geval vergemakkelijkt de Gaststaat de overbrenging overeenkomstig het akkoord bedoeld in artikel 3, tweede punt, en de ermee verband houdende regelingen. 2. Indien het Hof een zaak niet ontvankelijk verklaart in de zin van artikel 17, eerste punt, a), treft het de maatregelen die het gepast acht om de betrokkene over te brengen naar de Staat waar het onderzoek of de vervolgingen de motieven voor niet-ontvankelijkheid heeft verstrekt, behalve indien de Staat die oorspronkelijk de persoon heeft overgedragen aan het Hof, om zijn terugkeer verzoekt. Regel 186 Concurrerende verzoeken in het kader van een betwisting van de ontvankelijkheid van een zaak In het geval omschreven in artikel 90, achtste punt, deelt de aangezochte Staat zijn beslissing mee aan de aanklager opdat deze laatste zou kunnen handelen volgens artikel 19, tiende punt.

Afdeling III. - Documenten betreffende de verzoeken om aanhouding en overdracht volgens de artikelen 91 en 92 Regel 187 Vertaling van de documenten die de verzoeken tot overdracht vergezellen Voor de toepassing van artikel 67, eerste punt, a), en overeenkomstig regel 117, eerste punt, worden de verzoeken ingediend krachtens artikel 91 vergezeld van een vertaling van het aanhoudingsbevel of van het veroordelend vonnis, naar gelang van het geval, alsook van een vertaling van alle relevante bepalingen van het Statuut in een taal die de persoon perfect begrijpt en spreekt.

Regel 188 Termijn voor de overlegging van documenten na de voorlopige aanhouding Voor de toepassing van artikel 92, derde punt, bedraagt de termijn voor de ontvangst door de aangezochte Staat van het verzoek tot overdracht en van de bewijsstukken 60 dagen te rekenen van de datum van de voorlopige aanhouding.

Regel 189 Overzending van de documenten ter ondersteuning van het verzoek Indien een persoon ermee heeft ingestemd te worden overgedragen aan het Hof, zoals bepaald in artikel 92, derde punt, en indien de aangezochte Staat overgaat tot de overdracht, moet het Hof de documenten bedoeld in artikel 91 niet verstrekken, behoudens andersluidend beding van de aangezochte Staat.

Afdeling IV. - Samenwerking uit hoofde van artikel 93 Regel 190 Opdracht betreffende de getuigenissen tot veroordeling van hun dader, bijgevoegd bij de dagvaardingen Indien het Hof het verzoek bedoeld in artikel 93, eerste punt, e), doet, voegt het een opdracht bij betreffende regel 74 inzake de getuigenissen tot veroordeling van hun dader. Deze opdracht is gericht aan de betrokken getuige en is gesteld in een taal die deze laatste perfect begrijpt en spreekt.

Regel 191 Verzekering gegeven door het Hof krachtens artikel 93, tweede punt De kamer belast met de zaak, kan, ambtshalve of op verzoek van de aanklager, van de verdediging of van de betrokken getuige of deskundige, beslissen om de waarborg in artikel 93, tweede punt, te geven na de opmerkingen te hebben gehoord van de aanklager en van de betrokken getuige of deskundige.

Regel 192 Overbrenging van gedetineerden 1. De overbrenging van gedetineerden naar het Hof overeenkomstig artikel 93, zevende punt, wordt ingericht door de betrokken nationale autoriteiten samen met de griffier en de autoriteiten van de Gaststaat.2. De griffier waakt over het goede verloop van de overbrenging, alsook over de bewaking van de gedetineerde wanneer hij onder toezicht staat van het Hof.3. Een door het Hof gedetineerd persoon heeft het recht om voor de bevoegde kamer vragen betreffende de omstandigheden van zijn vasthouding op te werpen.4. Overeenkomstig artikel 93, zevende punt, b), organiseert de griffier de terugkeer van de betrokkenen onder het toezicht van de aangezochte Staat wanneer het doel van de overbrenging is bereikt. Regel 193 Tijdelijke overbrenging van de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf 1. De kamer waarbij de zaak op dat moment aanhangig is, kan van de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf de tijdelijke overbrenging naar de zetel van het Hof bevelen van iedere persoon die het Hof heeft veroordeeld en wiens getuigenis of enige andere bijstand noodzakelijk is voor het Hof.De bepalingen van artikel 93, zevende punt zijn niet van toepassing. 2. De griffier waakt over het goede verloop van de overbrenging, samen met de autoriteiten van de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf alsook met de autoriteiten van de Gaststaat.Wanneer het doel van de overbrenging is bereikt, zendt het Hof de veroordeelde persoon terug naar de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf. 3. De overgebrachte persoon blijft gedetineerd zolang zijn aanwezigheid voor het Hof vereist is.De duur van de detentie op de zetel van het Hof wordt integraal in mindering gebracht van de te vervullen straf.

Regel 194 Samenwerking verzocht aan het Hof 1. Overeenkomstig artikel 93, tiende punt, en, mutatis mutandis, van artikel 96, kan een Staat aan het Hof een verzoek tot samenwerking of bijstand overzenden, gesteld in een van de twee werktalen van het Hof of vergezeld van een vertaling in een van deze talen.2. De verzoeken omschreven in bovenstaand eerste punt, worden gericht aan de griffier die ze, naar gelang van het geval, aan de aanklager of aan de betrokken kamer overzendt.3. Indien uit hoofde van artikel 68 beschermingsmaatregelen getroffen zijn, houdt de aanklager of de kamer, naar gelang van het geval, rekening met de opmerkingen van de kamer die deze maatregelen heeft bevolen, alsook met de opmerkingen van het slachtoffer of de betrokken getuige vooraleer zich uit te spreken.4. Ingeval het verzoek betrekking heeft op documenten of bewijsstukken bedoeld in artikel 93, tiende punt, b), ii), verkrijgt de aanklager of de kamer, naar gelang van het geval, de schriftelijke toestemming van de betrokken Staat vooraleer gevolg te geven aan het verzoek.5. Indien het Hof beslist recht te doen aan het verzoek tot samenwerking of bijstand uitgaande van een Staat, handelt het in de mate van het mogelijke overeenkomstig de procedure aangegeven door de verzoekende Staat in zijn verzoek en in aanwezigheid van de door deze Staat aangewezen personen. Afdeling V. - Samenwerking uit hoofde van artikel 98 Regel 195 Mededeling van informatie 1. Een aangezochte Staat, die aan het Hof laat weten dat een verzoek tot overdracht of bijstand voor een probleem zorgt bij de tenuitvoerlegging in de zin van artikel 98, verstrekt hem alle nuttige informatie om hem te helpen bij de toepassing van artikel 98.Iedere derde Staat of betrokken Zendstaat kan aanvullende informatie verstrekken om het Hof te helpen. 2. Het Hof kan de tenuitvoerlegging van een verzoek tot overdracht niet voortzetten zonder de toestemming van een Zendstaat, indien krachtens artikel 98, tweede punt, het verzoek tot overdracht onverenigbaar is met de verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten op grond waarvan de toestemming van de Zendstaat noodzakelijk is opdat een persoon van deze Staat aan het Hof zou kunnen worden overgedragen. Afdeling VI. - Specialiteitsbeginsel vermeld in artikel 101 Regel 196 Overlegging van opmerkingen betreffende artikel 101, eerste punt Iedere persoon die aan het Hof is overgedragen, kan opmerkingen overleggen over wat die persoon beschouwt als een schending van de bepalingen van artikel 101, eerste punt.

Regel 197 Uitbreiding van de overdracht Indien het Hof een afwijking van de in artikel 101, eerste punt, gestelde voorwaarden vraagt, kan de aangezochte Staat het Hof verzoeken de door de overgedragen persoon overgelegde opmerkingen te verzamelen en deze hem mee te delen.

HOOFDSTUK 12. - Tenuitvoerlegging Afdeling 1. - Rol van de Staten in de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraffen en wijziging van de aanwijzing van de Staat belast met de tenuitvoerlegging volgens de artikelen 103 en 104 Regel 198 Mededelingen tussen het Hof en de Staten Behalve indien de context het uitsluit, gelden artikel 87 en de regels 176 tot 180, indien van toepassing, voor de mededelingen tussen het Hof en een Staat betreffende de tenuitvoerlegging van de straffen.

Regel 199 Orgaan belast met de toepassing van hoofdstuk X Behoudens andersluidend beding van dit reglement worden de functies van het Hof krachtens hoofdstuk X van het Statuut door het Voorzitterschap uitgeoefend.

Regel 200 Lijst van de Staten belast met de tenuitvoerlegging 1. De lijst van de Staten die zich bereid hebben verklaard om veroordeelde personen te ontvangen, wordt opgesteld en bijgehouden door de griffier.2. Het Voorzitterschap schrijft een Staat niet in op de lijst, bedoeld in artikel 103, eerste punt, a), indien het niet de voorwaarden goedkeurt waarvan deze Staat zijn aanvaarding afhankelijk stelt.Het Voorzitterschap kan deze Staat om aanvullende informatie verzoeken alvorens een beslissing te nemen. 3. Een Staat die zijn aanvaarding afhankelijk heeft gesteld van voorwaarden, kan deze voorwaarden op ieder ogenblik intrekken.Iedere wijziging en iedere toevoeging moet door het Voorzitterschap worden bevestigd. 4. Een Staat kan op ieder ogenblik de Griffier ervan op de hoogte brengen dat hij niet meer wenst voor te komen op de lijst.De intrekking heeft geen gevolgen op de tenuitvoerlegging van de straffen van de personen die de Staat reeds heeft aanvaard te ontvangen. 5. Het Hof kan bilaterale schikkingen treffen met de Staten teneinde een kader uit te werken voor de ontvangst van personen die het heeft veroordeeld.Deze schikkingen zijn in overeenstemming met het Statuut.

Regel 201 Beginselen inzake eerlijke verdeling De beginselen inzake eerlijke verdeling vermeld in artikel 103, derde punt, omvatten : a) het beginsel inzake de eerlijke geografische verdeling;b) de noodzaak om enige Staat op de lijst de mogelijkheid te bieden veroordeelde personen te aanvaarden;c) het aantal veroordeelde personen reeds aanvaard door deze Staat en door andere Staten belast met de tenuitvoerlegging van de door het Hof uitgesproken straffen;d) alle andere relevante gegevens. Regel 202 Tijdstip van de overbrenging van de veroordeelde persoon naar de Staat belast met de tenuitvoerlegging De overbrenging van een veroordeelde persoon van het Hof naar de aangewezen Staat belast met de tenuitvoerlegging vindt slechts plaats nadat de beslissing over de veroordeling en de beslissing over de straf definitief zijn.

Regel 203 Opmerkingen van de veroordeelde persoon 1. Het Voorzitterschap stelt de veroordeelde persoon schriftelijk ervan in kennis dat het voornemens is een Staat belast met de tenuitvoerlegging aan te wijzen.De veroordeelde persoon dient zijn opmerkingen terzake schriftelijk in bij het Voorzitterschap binnen de hem opgelegde termijn. 2. Het Voorzitterschap kan de veroordeelde persoon toestaan mondelinge bedenkingen te maken.3. Het Voorzitterschap moet de veroordeelde persoon de gelegenheid bieden : a) zich indien nodig te laten bijstaan door een bekwame tolk en alle vertalingen te krijgen die nodig zijn om zijn opvattingen kenbaar te maken;b) de nodige tijd en middelen te krijgen om het kenbaar maken van zijn opvattingen voor te bereiden. Regel 204 Informatie betreffende de aanwijzing Wanneer het Voorzitterschap de aangewezen Staat in kennis stelt van zijn beslissing, doet het tevens de volgende informatie en stukken toekomen : a) de naam, nationaliteit, datum en plaats van geboorte van de veroordeelde persoon;b) een afschrift van het definitieve vonnis tot veroordeling en van de uitgesproken straf;c) de duur en de aanvangsdatum van de straf en de duur van de nog te ondergane straf;d) na raadpleging van de veroordeelde persoon, alle nuttige informatie over diens gezondheidstoestand, daaronder begrepen de behandelingen die hij volgt. Regel 205 Verwerping van de aanwijzing in een bepaalde zaak Ingeval de aangewezen Staat zich in een bepaalde zaak terugtrekt, kan het Voorzitterschap een andere Staat aanwijzen.

Regel 206 Overbrenging van de veroordeelde persoon naar de Staat belast met de tenuitvoerlegging 1. De griffier brengt de aanklager en de veroordeelde persoon op de hoogte van de naam van de Staat aangewezen voor de tenuitvoerlegging van de straf.2. De veroordeelde persoon wordt overgebracht naar de Staat belast met de tenuitvoerlegging zodra deze heeft aanvaard.3. De griffier waakt over het goede verloop van de overbrenging, in overleg met de autoriteiten van de Staat belast met de tenuitvoerlegging en van de Gaststaat. Regel 207 Doorvoer 1. Ingeval de veroordeelde persoon door de lucht wordt vervoerd en geen landing op het grondgebied van de Staat van doorvoer is gepland, is geen toestemming vereist.Ingeval een onvoorziene landing plaatsvindt op het grondgebied van de Staat van doorvoer, plaatst deze Staat de veroordeelde persoon in detentie tot de ontvangst van het in onderstaand tweede punt bedoeld verzoek om doorvoer of een verzoek om overdracht krachtens artikel 89, eerste punt, of artikel 93, voor zover zijn nationaal recht zulks mogelijk maakt. 2. Voor zover het nationaal recht die mogelijkheid biedt, machtigen de Staten die Partij zijn de doorvoer van een veroordeeld persoon over hun grondgebied en zijn indien nodig artikel 89, derde punt, b) en c), en de artikelen 105 en 108 en alle desbetreffende regels van toepassing.Een afschrift van het definitief vonnis van veroordeling en van de uitgesproken straf wordt bij het verzoek om doorvoer gevoegd.

Regel 208 Kosten 1. De gewone kosten voor de tenuitvoerlegging van de straf op het grondgebied van de Staat belast met de tenuitvoerlegging worden gedragen door die Staat.2. De andere kosten, inzonderheid de kosten voor het vervoer van de veroordeelde persoon en de kosten bedoeld in artikel 100, eerste punt, c), d) en e), worden gedragen door het Hof. Regel 209 Wijziging van de Staat belast met de tenuitvoerlegging 1. Het Voorzitterschap kan te allen tijde, ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde persoon of van de aanklager optreden zoals bepaald in artikel 104, eerste punt.2. Het verzoek van de veroordeelde persoon of van de aanklager wordt schriftelijk ingediend en bevat de redenen waarom om de overbrenging wordt verzocht. Regel 210 Procedure van toepassing in geval van wijziging van de Staat belast met de tenuitvoerlegging 1. Alvorens te beslissen tot de aanwijzing van een andere Staat belast met de tenuitvoerlegging, kan het Voorzitterschap : a) de opmerkingen van de Staat belast met de tenuitvoerlegging vragen;b) de schriftelijke of mondelinge opmerkingen van de veroordeelde persoon en van de aanklager onderzoeken;c) een schriftelijk of mondeling deskundigenverslag onderzoeken, inzonderheid betreffende de veroordeelde persoon;d) alle andere relevante informatie uit iedere geloofwaardige bron verzamelen.2. Regel 203, derde punt, is van toepassing indien zulks nodig is.3. Ingeval het Voorzitterschap weigert een andere Staat belast met de tenuitvoerlegging aan te wijzen, brengt het de veroordeelde persoon, de aanklager en de griffier zo spoedig mogelijk op de hoogte van zijn beslissing, die met redenen is omkleed.Het brengt tevens de Staat belast met de tenuitvoerlegging op de hoogte.

Afdeling II. - Tenuitvoerlegging, toezicht en overbrenging volgens de artikelen 105, 106 en 107 Regel 211 Toezicht op de tenuitvoerlegging van de straf en detentievoorwaarden 1. Het toezicht van het Voorzitterschap op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraffen omvat : a) zorgen voor de naleving van artikel 106, derde punt, in overleg met de Staat belast met de tenuitvoerlegging, wanneer regelingen worden getroffen opdat de veroordeelde persoon zijn recht om in contact te treden met het Hof inzake zijn detentievoorwaarden zou kunnen uitoefenen;b) de mogelijkheid om de Staat belast met de tenuitvoerlegging of enige andere geloofwaardige bron te verzoeken om enige inlichting, verslag of deskundigenonderzoek die het nodig heeft;c) de mogelijkheid om indien van toepassing een rechter of een personeelslid van het Hof af te vaardigen om de veroordeelde persoon te ontmoeten, na zulks ter kennis te hebben gebracht van de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf, en hem te horen zonder dat de autoriteiten van het land daarbij aanwezig zijn;d) indien van toepassing, de Staat belast met de tenuitvoerlegging de mogelijkheid bieden opvattingen kenbaar te maken over door de veroordeelde persoon geuite zienswijzen, overeenkomstig bovenstaand punt c).2. Ingeval een veroordeelde persoon terecht aanspraak kan maken op een programma of een voordeel dat de gevangenis aanbiedt krachtens de wetgeving van de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf en zulks activiteiten buiten de gevangenis kan onderstellen, brengt de Staat belast met de tenuitvoerlegging zulks ter kennis van het Voorzitterschap, samen met alle andere informatie of opmerkingen die het toezicht van het Hof mogelijk maken. Regel 212 Inlichtingen betreffende de plaats waar de persoon verblijft met het oog op de tenuitvoerlegging van geldboetes, verbeurdverklaringen en herstelmaatregelen Met het oog op de tenuitvoerlegging van door het Hof uitgesproken geldboetes, verbeurdverklaringen en herstelmaatregelen kan het Voorzitterschap de Staat belast met de tenuitvoerlegging te allen tijde of ten minste 30 dagen voor het geplande einde van de door de veroordeelde persoon volbrachte straf verzoeken hem iedere nuttige inlichting mee te delen inzake zijn voornemen de belanghebbende te machtigen op zijn grondgebied te blijven of inzake de bestemming waarnaar hij voornemens is hem over te brengen.

Regel 213 Procedure van toepassing op het geval bedoeld in artikel 107, derde punt In het geval bedoeld in artikel 107, derde punt, geldt de procedure bepaald in de regels 214 en 215 indien van toepassing.

Afdeling III. - Beperkingen op het stuk van de vervolging of de veroordeling wegens andere misdrijven op grond van artikel 108 Regel 214 Verzoek met het oog op het instellen van vervolging of de tenuitvoerlegging van een straf wegens vroegere gedragingen 1. Ingeval de Staat belast met de tenuitvoerlegging de veroordeelde persoon wenst te vervolgen of een straf te laten ondergaan wegens een aan zijn overbrenging voorafgaande gedraging, brengt hij zulks met het oog op de toepassing van artikel 108 ter kennis van het Voorzitterschap, waaraan hij de volgende stukken verstrekt : a) een uiteenzetting van de feiten, samen met de juridische omschrijving ervan;b) een afschrift van enige toepasselijk wettelijke bepaling, daaronder begrepen deze inzake verjaring en inzake de toepasselijke straffen;c) een afschrift van enige beslissing waarin een straf wordt opgelegd, enig aanhoudingsbevel of ander document met dezelfde uitwerking, of van enige gerechtelijke akte waarvan de Staat de tenuitvoerlegging wil voortzetten;d) een protocol met de opmerkingen van de veroordeelde persoon, verzameld nadat de betrokkene voldoende was ingelicht over de procedure.2. In geval van een verzoek om uitlevering van een andere Staat, brengt de Staat belast met de tenuitvoerlegging dit verzoek onverkort ter kennis van het Voorzitterschap, samen met de opmerkingen van de veroordeelde persoon, na hem voldoende te hebben ingelicht over het verzoek om uitlevering.3. Het Voorzitterschap kan in alle gevallen enig aanvullend stuk of aanvullende informatie vragen aan de Staat belast met de tenuitvoerlegging of aan de Staat die om de uitlevering verzoekt.4. Ingeval de persoon aan het Hof werd overgedragen door een andere Staat dan de Staat belast met de tenuitvoerlegging, raadpleegt het Voorzitterschap de Staat die de persoon heeft overgedragen en houdt het rekening met zijn zienswijzen.5. De stukken en informatie die krachtens de bovenstaande punten 1 tot 4 aan het Voorzitterschap zijn meegedeeld, worden overgezonden aan de aanklager, die opmerkingen kan formuleren.6. Het Voorzitterschap kan beslissen een zitting te houden. Regel 215 Beslissing betreffende een verzoek ingediend met het oog op het instellen van vervolging of de tenuitvoerlegging van een straf 1. Het Voorzitterschap neemt zo spoedig mogelijk een beslissing die ter kennis wordt gebracht van alle deelnemers aan de procedure.2. Ingeval het krachtens regel 214, eerste of tweede punt, ingediende verzoek betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een straf, kan de veroordeelde persoon deze straf enkel volbrengen in de Staat die door het Hof belast is met de tenuitvoerlegging van de door hem uitgesproken straf of worden uitgeleverd aan een derde staat nadat hij de volledige door het Hof uitgesproken straf heeft volbracht, onder voorbehoud van artikel 110.3. Het Voorzitterschap staat de tijdelijke uitlevering van de veroordeelde persoon naar een derde staat met het oog op vervolging enkel toe op voorwaarde dat het als voldoende geachte waarborgen heeft dat de veroordeelde persoon in detentie wordt gehouden in de derde staat en na afloop van de vervolgingen opnieuw wordt overgebracht naar de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de door het Hof uitgesproken straf. Regel 216 Informatie betreffende de tenuitvoerlegging Het Voorzitterschap vraagt de Staat belast met de tenuitvoerlegging hem in te lichten over enige belangrijke gebeurtenis betreffende de veroordeelde persoon en over alle vervolgingen tegen die persoon ingesteld wegens feiten gepleegd na zijn overbrenging.

Afdeling IV. - Betaling van geldboetes en tenuitvoerlegging van maatregelen tot verbeurdverklaring en beschikkingen tot herstelbetaling Regel 217 Samenwerking en maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging van geldboeten, maatregelen houdende verbeurdverklaring of beschikkingen tot herstelbetaling Met het oog op de tenuitvoerlegging van geldboeten, maatregelen houdende verbeurdverklaring of beschikkingen tot herstelbetaling doet het Voorzitterschap naar gelang van het geval een beroep op samenwerking en maatregelen inzake de tenuitvoerlegging overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk IX : het bezorgt een afschrift van de relevante beslissingen aan enige Staat waarmee de veroordeelde persoon een rechtstreekse band schijnt te hebben op grond van zijn nationaliteit, zijn woonplaats, zijn gewone verblijfplaats of de plaats van zijn vermogensbestanddelen of goederen, of waarmee het slachtoffer een gelijkaardige band heeft. Het Voorzitterschap brengt indien van toepassing de Staat op de hoogte van enig verzoek gedaan door een derde of van het gegeven dat de personen die een kennisgeving van krachtens artikel 75 gevoerde procedures hebben ontvangen, geen enkel verzoek hebben gedaan.

Regel 218 Beschikkingen tot verbeurdverklaring en tot herstelbetaling 1. Opdat de Staten gevolg zouden kunnen geven aan een beschikking tot verbeurdverklaring, bevat zij de volgende gegevens : a) de identiteit van de persoon tegen wie ze is gegeven;b) de inkomsten, goederen en vermogensbestanddelen waarvan het Hof de verbeurdverklaring beveelt;en c) ingeval een Staat die Partij is geen gevolg kan geven aan de beschikking tot verbeurdverklaring met betrekking tot de bedoelde opbrengsten, goederen of vermogensbestanddelen, maatregelen moet treffen om de waarde ervan te recupereren.2. Ingeval het Hof de Staten verzoekt om samenwerking of om de goedkeuring van maatregelen inzake de tenuitvoerlegging, verschaft het hen eveneens de informatie waarover het beschikt met betrekking tot de plaats waar de in de beschikking tot verbeurdverklaring bedoelde opbrengsten, goederen en vermogensbestanddelen zich bevinden.3. Opdat de Staten gevolg zouden kunnen geven aan een beschikking tot herstelbetaling, bevat zij de volgende gegevens : a) de identiteit van de persoon tegen wie ze is gegeven;b) in geval van herstelbetalingen van financiële aard, de identiteit van de slachtoffers aan wie individuele herstelbetalingen zijn toegekend of, ingeval het bedrag van de herstelbetalingen aan het Trustfonds moet worden gestort, de gegevens van de rekening van het Fonds waarin het moet worden gestort;en c) de omvang en de aard van de door het Hof bevolen herstelbetalingen, daaronder begrepen de goederen en vermogensbestanddelen waarvan de teruggave werd bevolen.4. Ingeval het Hof individuele herstelbetalingen toekent, krijgt het slachtoffer een afschrift van de beschikking. Regel 219 Niet-wijziging van de beschikkingen tot herstelbetaling Ingeval het Voorzitterschap krachtens regel 217 een afschrift van de beschikkingen tot herstelbetaling overzendt aan de Staten die Partij zijn, brengt het hen ter kennis dat hun nationale autoriteiten op het tijdstip dat zij gevolg geven aan een beschikking tot herstelbetaling, noch de door het Hof bepaalde herstelbetalingen, noch de aard of de omvang van de schade, het verlies of het letsel zoals bedoeld door het Hof, en evenmin de in de beslissing vermelde beginselen mogen wijzigen, alsmede dat zij de tenuitvoerlegging ervan moeten vergemakkelijken.

Regel 220 Niet-wijziging van de vonnissen waarbij geldboetes worden opgelegd Ingeval het Voorzitterschap met het oog op de tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 109 en regel 217, aan de Staten die Partij zijn een afschrift overzendt van de vonnissen waarin een geldboete wordt opgelegd, brengt het hen ter kennis dat hun nationale autoriteiten op het tijdstip dat zij het vonnis ten uitvoer laten leggen, de opgelegde geldboetes niet mogen wijzigen.

Regel 221 Beslissing betreffende de verkoop of de bestemming van goederen of vermogensbestanddelen 1. Het Voorzitterschap beslist over alle vragen betreffende de verkoop of de bestemming van de goederen of vermogensbestanddelen die krachtens een beslissing van het Hof te gelde zijn gemaakt, na indien van toepassing de aanklager, de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers, de nationale autoriteiten van de Staat belast met de tenuitvoerlegging, enige belanghebbende derde of de vertegenwoordigers van het Trustfonds ten behoeve van de slachtoffers bedoeld in artikel 79 te hebben geraadpleegd. 2. Wanneer het Voorzitterschap beslist over de verkoop of de bestemming van de goederen, vermogensbestanddelen of geldsommen van de veroordeelde persoon, geeft het Voorzitterschap in alle gevallen de voorrang aan maatregelen tot herstelbetaling ten voordele van de slachtoffers..

Regel 222 Bijstand inzake de kennisgeving of voor enige andere maatregel inzake de tenuitvoerlegging Het Voorzitterschap helpt de Staat belast met de tenuitvoerlegging van geldboetes, maatregelen tot verbeurdverklaring of beschikkingen tot herstelbetaling die erom verzoekt bij de kennisgeving van enige relevante akte aan de veroordeelde persoon of aan enige andere persoon en verstrekt deze Staat bijstand bij enige andere maatregel die krachtens de procedure bepaald door het nationaal recht van de Staat belast met de tenuitvoerlegging vereist is bij de tenuitvoerlegging van de beslissing.

Afdeling V. - Onderzoek van een strafvermindering bedoeld in artikel 110 Regel 223 Criteria voor het onderzoek van een strafvermindering Bij het onderzoek van een strafvermindering krachtens artikel 110, derde en vijfde punt, houden de drie rechters van de Kamer van beroep rekening met de criteria opgesomd in artikel 110, vierde punt, a) en b), alsook met de volgende criteria : a) het gegeven dat de gedraging van de veroordeelde persoon in detentie aantoont dat betrokkene zijn misdaad verloochent;b) de kansen op een geslaagde resocialisatie en reïntegratie van de veroordeelde persoon;c) het gegeven dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde persoon geen aanleiding kan geven tot aanzienlijke maatschappelijke instabiliteit;d) enige belangrijke handeling van de veroordeelde persoon ten voordele van de slachtoffers en de mogelijke gevolgen van de vervroegde invrijheidstelling voor de slachtoffers en hun familieleden;e) de persoonlijke situatie van de veroordeelde persoon, te weten de verslechtering van zijn lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand of zijn gevorderde leeftijd. Regel 224 Procedure van toepassing op het onderzoek van een strafvermindering 1. Met het oog op de toepassing van artikel 110, derde punt, houden drie rechters van de Kamer van beroep, aangewezen door die kamer, een zitting, behalve indien zij daarover uitzonderlijk anders beslissen. De zitting vindt plaats in aanwezigheid van de veroordeelde persoon, die indien nodig kan worden bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk. De drie rechters van de Kamer van beroep vragen de aanklager, de Staat belast met de tenuitvoerlegging van een krachtens artikel 77 uitgesproken straf of een krachtens artikel 75 gegeven beschikking tot herstelbetaling, alsook, voor zover mogelijk, de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers die aan de procedure hebben deelgenomen, aan de zitting deel te nemen of schriftelijke opmerkingen over te leggen. In uitzonderlijke omstandigheden kan de zitting door middel van videoconferentie plaatsvinden of in de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf worden gehouden door een rechter afgevaardigd door de Kamer van beroep. 2. Dezelfde drie rechters delen hun beslissing en hun overwegingen zo spoedig mogelijk mee aan al degenen die aan de onderzoeksprocedure hebben deelgenomen.3. Met het oog op de toepassing van artikel 110, vijfde punt, onderzoeken drie rechters van de Kamer van beroep, aangewezen door die Kamer, om de drie jaar een strafvermindering, behalve ingeval de kamer een kortere tussentijd heeft bepaald in een beslissing genomen krachtens artikel 110, derde punt.In geval van een aanzienlijke wijziging van de omstandigheden kunnen deze drie rechters de veroordeelde persoon machtigen een nieuw onderzoek te vragen tijdens deze periode van drie jaar of enige kortere tussentijd die zij hebben bepaald. 4. Met het oog op een nieuw onderzoek krachtens artikel 110, vijfde punt, vragen drie rechters van de Kamer van beroep, aangewezen door die kamer, de schriftelijke opvattingen van de veroordeelde persoon of van zijn raadsman, van de aanklager, van de Staat belast met de tenuitvoerlegging van een krachtens artikel 77 uitgesproken straf of een krachtens artikel 75 gegeven beschikking tot herstelbetaling, alsook, voor zover mogelijk, van de slachtoffers of hun wettelijke vertegenwoordigers die aan de procedure hebben deelgenomen.De drie rechters kunnen eveneens beslissen een zitting te houden. 5. Dezelfde drie rechters delen hun beslissing en hun overwegingen zo spoedig mogelijk mee aan al degenen die aan de onderzoeksprocedure hebben deelgenomen. Afdeling VI. - Ontvluchting Regel 225 Maatregelen krachtens artikel 111 in geval van ontvluchting 1. Ingeval de veroordeelde persoon ontvlucht is, brengt de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf de griffier zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte aan de hand van enig middel dat een schriftelijk bewijs oplevert.Het Voorzitterschap treedt vervolgens op overeenkomstig Hoofdstuk IX. 2. Ingeval de Staat waarin de veroordeelde persoon zich bevindt evenwel erin toestemt hem over te dragen aan de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf, hetzij op grond van internationale overeenkomsten, hetzij op grond van zijn nationale wetgeving, brengt de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf de griffier schriftelijk hiervan op de hoogte.De overdracht van de betrokkene aan de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf gebeurt zo spoedig mogelijk, indien nodig na raadpleging van de griffier, die alle nodige bijstand verleent. Indien nodig worden de verzoeken om doortocht voorgelegd aan de betrokken Staten, overeenkomstig regel 207. Ingeval geen enkele Staat de kosten in verband met de overdracht van de veroordeelde persoon draagt, worden ze gedragen door het Hof.3. Ingeval de veroordeelde persoon aan het Hof wordt overgedragen op grond van Hoofdstuk IX, gaat het Hof over tot zijn overbrenging naar de Staat belast met de tenuitvoerlegging van de straf.Overeenkomstig artikel 103 en de regels 203 tot 206 kan het Voorzitterschap ambtshalve of op verzoek van de aanklager of van de aanvankelijk met de tenuitvoerlegging van de straf belaste Staat evenwel een andere Staat aanwijzen, eventueel de Staat naar welke de veroordeelde persoon gevlucht is. 4. De detentie ondergaan op het grondgebied van de Staat waar de veroordeelde persoon na zijn ontvluchting in detentie is gehouden en, ingeval het bovenstaand derde punt van toepassing is, de detentie ondergaan op de zetel van het Hof na de overdracht van betrokkene, wordt in alle gevallen volledig in mindering gebracht op de nog te vervullen straf.

^