gepubliceerd op 23 september 2004
Wet houdende instemming met het Europees Handvest inzake lokale autonomie, gedaan te Straatsburg op 15 oktober 1985 (2)
24 JUNI 2000. - Wet houdende instemming met het Europees Handvest inzake lokale autonomie, gedaan te Straatsburg op 15 oktober 1985 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Europees Handvest inzake lokale autonomie, gedaan te Straatsburg op 15 oktober 1985, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.
Document. - Ontwerp van wet ingediend op 2 december 1999, nr. 2-214/1. - Verslag, nr. 2-214/2. - Tekst aangenomen door de commissie nr. 2-214/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 16 maart 2000. - Stemming, vergadering van 16 maart 2000. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Document. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-517/1. - Verslag, nr. 50-517/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-517/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 6 april 2000. - Stemming, vergadering van 6 april 2000. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 maart 2004 (Belgisch Staatsblad van 3 mei 2004), Decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2001 (Belgisch Staatsblad van 28 april 2001), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 18 februari 2002 (Belgisch Staatsblad van 30 juli 2002), Decreet van het Waalse Gewest van 14 december 2000 (Belgisch Staatsblad van 18 januari 2001 en 19 januari 2001), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 1999 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1999)
EUROPEES HANDVEST INZAKE LOKALE AUTONOMIE PREAMBULE De lid-Staten van de Raad van Europa die dit Handvest hebben ondertekend, Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden, ten einde de idealen en beginselen, die hun gemeenschappelijk erfdeel zijn, te beschermen en te verwezenlijken; Overwegende dat één van de wijzen waarop dit doel tot stand dient te worden gebracht, is door overeenkomsten op het bestuurlijk vlak te sluiten;
Overwegende dat de lokale autoriteiten één van de belangrijkste grondslagen van elk democratisch bewind zijn;
Overwegende dat het recht van burgers deel te nemen aan het openbaar bestuur een van de democratische beginselen is die alle lid-Staten van de Raad van Europa gemeen hebben;
Ervan overtuigd dat dit recht op lokaal niveau op de meest rechtstreekse wijze kan worden uitgeoefend;
Ervan overtuigd dat het bestaan van lokale autoriteiten met werkelijke verantwoordelijkheden een vorm van bestuur mogelijk maakt die zowel doeltreffend is alsook dicht bij de burgers staat;
Zich ervan bewust dat de bescherming en versterking van lokale autonomie in de verschillende Europese landen een belangrijke bijdrage levert tot het ontstaan van een Europa gebaseerd op de beginselen van democratie en decentralisatie van de macht;
Verklarend dat dit het bestaan van lokale autoriteiten noodzakelijk maakt die beschikken over op democratische wijze tot stand gekomen besluitvormende organen, die in hoge mate autonoom zijn met betrekking tot hun bevoegdheden, de wijze waarop deze bevoegdheden worden uitgeoefend en de financiën die voor deze uitoefening vereist zijn, Zijn als volgt overeengekomen : Artikel 1 De Partijen verbinden zich ertoe zich gebonden te achten door de volgende artikelen op de wijze en in de mate als is voorgeschreven in artikel 12 van dit Handvest.
DEEL I Artikel 2 Grondwettelijke en wettelijke grondslag voor lokale autonomie Het beginsel van lokale autonomie dient te worden erkend in de interne wetgeving en waar mogelijk in de grondwet.
Artikel 3 Het begrip lokale autonomie 1. Lokale autonomie houdt in het recht en het vermogen van lokale autoriteiten, binnen de grenzen van de wet, een belangrijk deel van de openbare aangelegenheden krachtens hun eigen verantwoordelijkheid en in het belang van de plaatselijke bevolking te regelen en te beheren.2. Dit recht wordt uitgeoefend door raden of vergaderingen waarvan de leden zijn gekozen door middel van vrije, geheime, op gelijkheid berustende, rechtstreekse en algemene verkiezingen, en die over uitvoerende organen kunnen beschikken die aan hen verantwoording zijn verschuldigd.Deze bepaling staat op geen enkele wijze in de weg aan het houden van vergaderingen van burgers, aan een referendum, dan wel aan enige andere vorm van rechtstreekse deelname van de burgers waar dit is toegestaan bij wet.
Artikel 4 Reikwijdte van de lokale autonomie 1. De fundamentele bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lokale autoriteiten worden bij de grondwet of bij wet vastgesteld.Deze bepaling verhindert evenwel niet de attributie aan de lokale autoriteiten van bevoegdheden voor bepaalde doeleinden overeenkomstig de wet. 2. De lokale autoriteiten bezitten, binnen de grenzen van de wet, volledige vrijheid van handelen ten einde hun bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot elke zaak die niet aan hun bevoegdheid is onttrokken of aan enige andere autoriteit is toegewezen.3. Overheidsverantwoordelijkheden dienen in het algemeen bij voorkeur door die autoriteiten te worden uitgeoefend die het dichtst bij de burgers staan.Bij toekenning van verantwoordelijkheid aan een andere autoriteit dient rekening te worden gehouden met de omvang en de aard van de taak en de eisen van doelmatigheid en kostenbesparing. 4. Bevoegdheden die aan lokale autoriteiten zijn toegekend dienen in de regel volledig en uitsluitend te zijn.Zij mogen niet worden aangetast of beperkt door een andere, centrale of regionale, autoriteit, behalve voorzover bij of krachtens de wet is bepaald. 5. Waar bevoegdheden door een centrale of regionale autoriteit aan hen worden gedelegeerd dient de lokale autoriteiten zoveel mogelijk vrijheid van handelen te worden toegestaan bij het aanpassen van hun beleid aan de plaatselijke omstandigheden.6. De lokale autoriteiten dienen, voorzover mogelijk, tijdig en op gepaste wijze te worden geraadpleegd over de planning en de besluitvormingsprocedures aangaande alle zaken die hen rechtstreeks raken. Artikel 5 Bescherming van de territoriale grenzen van de lokale autoriteiten Wijzigingen van plaatselijke gebiedsgrenzen worden niet aangebracht zonder vooraf de desbetreffende plaatselijke gemeenschappen te raadplegen, zo mogelijk door middel van een referendum, waar dit wettelijk is toegestaan.
Artikel 6 Passende administratieve structuren en middelen ten behoeve van lokale autoriteiten 1. Onverminderd meer algemene wettelijke bepalingen kunnen de lokale autoriteiten hun eigen administratieve structuur vaststellen ten einde deze aan de plaatselijke behoeften aan te passen en een doelmatig bestuur te verzekeren.2. De rechtspositie van personeel bij lokale autoriteiten dient zodanig te zijn dat zij het mogelijk maakt kwalitatief hoogstaand personeel aan te nemen op basis van verdienste en bekwaamheid;hiertoe dienen voldoende opleidingsmogelijkheden, bezoldiging en carrièremogelijkheden te worden geboden.
Artikel 7 Voorwaarden waaronder verantwoordelijkheden op lokaal niveau uitgeoefend worden 1. De rechtspositie van gekozen lokale vertegenwoordigers dient de vrije uitoefening van hun functies te waarborgen.2. Zij voorziet in een passende financiële vergoeding van de kosten gemaakt in de uitoefening van het mandaat evenals, in voorkomende gevallen, in vergoeding voor het verlies van inkomsten of beloning van de verrichte arbeid en in de daarmee verband houdende sociale voorzieningen.3. De functies en activiteiten welke onverenigbaar worden geacht met het bekleden van een ambt waarvoor men lokaal gekozen is, worden vastgelegd in de wet of fundamentele rechtsbeginselen. Artikel 8 Administratief toezicht op de activiteiten van de lokale autoriteiten 1. Elk administratief toezicht op de lokale autoriteiten mag slechts worden uitgeoefend overeenkomstig de procedures en in de gevallen, waarin door de grondwet of de wet is voorzien.2. Enig administratief toezicht op de activiteiten van de lokale autoriteiten dient in de regel slechts gericht te zijn op het verzekeren van de naleving van de wet en de grondwettelijke beginselen.Administratief toezicht mag echter met betrekking tot doelmatigheid door hogere autoriteiten uitgeoefend worden inzake taken waarvan de uitoefening aan de lokale autoriteiten is gedelegeerd. 3. Administratief toezicht op lokale autoriteiten dient zodanig te worden uitgeoefend dat er sprake is van evenredigheid tussen de interventie van de toezichthoudende autoriteit en de belangen die deze beoogt te dienen. Artikel 9 Financiële middelen van lokale overheden 1. De lokale autoriteiten hebben binnen het kader van het nationale economische beleid, recht op voldoende eigen financiële middelen, waarover zij vrijelijk kunnen beschikken bij de uitoefening van hun bevoegdheden.2. De financiële middelen van de lokale autoriteiten dienen evenredig te zijn aan de bevoegdheden zoals die zijn vastgelegd in de Grondwet of de wet.3. Ten minste een deel van de financiële middelen van de lokale autoriteiten dient te worden verkregen uit lokale belastingen en heffingen waarover zij, binnen de grenzen bij de wet gesteld, de bevoegdheid hebben de hoogte vast te stellen.4. De financieringsstelsels op basis waarvan lokale autoriteiten middelen ter beschikking krijgen, dienen voldoende gevarieerd van aard te zijn en groeicapaciteit te hebben om hen in staat te stellen gelijke tred te houden, zoveel als in de praktijk mogelijk is, met de werkelijke groei van de kosten van het uitvoeren van hun taken.5. De bescherming van de financieel zwakkere lokale autoriteiten vereist de instelling van procedures om financiële middelen evenredig te verdelen of van gelijkwaardige maatregelen, die bedoeld zijn de gevolgen te corrigeren van een ongelijke verdeling van potentiële financieringsbronnen en van de financiële lasten die deze moeten dragen.Dergelijke procedures of maatregelen mogen de vrijheid van keuze, die de lokale autoriteiten hebben binnen het kader van hun eigen verantwoordelijkheid, niet beperken. 6. De lokale autoriteiten worden op gepaste wijze geraadpleegd over de manier waarop de herverdeelde middelen aan hen zullen worden toegewezen.7. Voorzover mogelijk, dienen subsidies aan lokale autoriteiten niet bestemd te worden ter financiering van specifieke projecten.De toewijzing van subsidies dient de fundamentele vrijheid van de lokale autoriteiten een eigen beleid te voeren binnen de grenzen van hun eigen competentie niet te belemmeren. 8. Ten einde te kunnen lenen voor kapitaalsinvesteringen dienen de lokale autoriteiten, binnen de grenzen bij de wet gesteld, toegang tot de nationale kapitaalmarkt te hebben. Artikel 10 Het recht van de lokale autoriteiten zich te organiseren 1. De lokale autoriteiten hebben het recht, bij de uitoefening van hun bevoegdheden, samen te werken en, binnen het kader van de wet, zich te verenigen met andere lokale autoriteiten ten einde taken van gemeenschappelijk belang uit te voeren.2. Het recht van de lokale autoriteiten tot een organisatie te behoren ter bescherming en bevordering van hun gemeenschappelijke belangen en lid te zijn van een internationale organisatie van lokale autoriteiten dient door iedere Staat te worden erkend.3. De lokale autoriteiten hebben onder voorwaarden welke de wet kan stellen, het recht samen te werken met autoriteiten in andere Staten. Artikel 11 Wettelijke bescherming van lokale autonomie De lokale autoriteiten hebben het recht rechtsmiddelen aan te wenden ten einde de zelfstandige uitoefening van hun bevoegdheden te verzekeren alsmede de eerbiediging van die beginselen van lokale autonomie die zijn vastgelegd in de grondwet of de interne wetgeving.
DEEL II Diverse bepalingen Artikel 12 Verplichtingen 1. Elke Partij verbindt zich ertoe zich gebonden te achten door ten minste twintig bepalingen van Deel I van dit Handvest, waarvan er ten minste tien gekozen dienen te worden uit de volgende bepalingen : - Artikel 2, - Artikel 3, eerste en tweede lid, - Artikel 4, eerste, tweede en vierde lid, - Artikel 5, - Artikel 7, eerste lid, - Artikel 8, tweede lid, - Artikel 9, eerste, tweede en derde lid, - Artikel 10, eerste lid, - Artikel 11.2. Elke Verdragsluitende Staat die Partij is stelt bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis van de bepalingen die zijn uitgekozen overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid van dit artikel.3. Iedere Partij kan, op ieder later tijdstip, de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen, dat zij zich gebonden acht door enige andere bepaling van dit Handvest die zij nog niet aanvaard heeft krachtens het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.Dergelijke verplichtingen die naderhand zijn aangegaan, worden beschouwd als een integrerend deel van de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Partij die hiervan kennis geeft, en hebben hetzelfde gevolg vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
Artikel 13 Autoriteiten waarop dit Handvest van toepassing is De beginselen van lokale autonomie die vervat zijn in dit Handvest zijn van toepassing op alle categorieën lokale autoriteiten die bestaan binnen het grondgebied van een Partij. Iedere Partij kan echter bij nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring de categorieën lokale of regionale autoriteiten aanwijzen waartoe zij de reikwijdte van dit Handvest beoogt te beperken of die zij van de reikwijdte van dit Handvest beoogt uit te sluiten. Zij kan eveneens meer categorieën lokale of regionale autoriteiten in de reikwijdte van het Handvest opnemen middels een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
Artikel 14 Verschaffing van informatie Elke Partij doet de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa alle ter zake dienende informatie toekomen betreffende wettelijke bepalingen en andere maatregelen die door haar zijn ingevoerd ten einde het bepaalde in dit Handvest na te komen.
DEEL III Artikel 15 Ondertekening, bekrachtiging en inwerkingtreding 1. Dit Handvest staat open voor ondertekening door de lid-Staten van de Raad van Europa.Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. 2. Dit Handvest treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop vier Lidstaten van de Raad van Europa ermede hebben ingestemd door dit Handvest gebonden te worden overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid.3. Met betrekking tot elke lid-Staat die nadien ermede instemt gebonden te worden door dit Handvest, treedt dit in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 16 Bepalingen betreffende de territoriale toepassing 1. Elke Staat kan, ten tijde van de ondertekening of van de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het gebied of de gebieden aanwijzen waarop dit Handvest van toepassing is.2. Elke Staat kan op ieder tijdstip daarna, door middel van een verklaring gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de toepassing van dit Handvest tot elk ander gebied genoemd in de verklaring uitbreiden.Met betrekking tot een dergelijk gebied treedt het Handvest in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de verklaring door de Secretaris-Generaal. 3. Elke verklaring overeenkomstig de twee voorgaande leden kan, met betrekking tot elk gebied dat in die verklaring wordt genoemd, ingetrokken worden middels kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal.Deze intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
Artikel 17 Opzegging 1. Elke Partij kan dit Handvest opzeggen op ieder gewenst tijdstip na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar na de datum waarop het Handvest voor haar in werking is getreden.Zes maanden tevoren zal hiervan mededeling worden gedaan aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Een zodanige opzegging heeft geen invloed op de geldigheid van het Handvest met betrekking tot de andere Partijen, mits er nimmer minder dan vier Partijen zijn. 2. Elke Partij kan, overeenkomstig het in het voorgaande lid bepaalde, iedere door haar aanvaarde bepaling van deel I van dit Handvest opzeggen, mits deze Partij gebonden blijft door het aantal en de soort bepalingen, zoals in het eerste lid van artikel 12 is vastgelegd.Elke Partij die, bij opzegging van een door haar aanvaarde bepaling, niet langer voldoet aan de in het eerste lid van artikel 12 gestelde eisen, wordt geacht ook het Handvest zelf opgezegd te hebben.
Artikel 18 Kennisgevingen De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Lidstaten van de Raad van Europa in kennis van : a. elke ondertekening;b. de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;c. elke datum van inwerkingtreding van dit Handvest overeenkomst artikel 15;d. elke kennisgeving ontvangen ingevolge het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 12;e. elke kennisgeving ontvangen ingevolge het bepaalde in artikel 13;f. elke andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Handvest. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Handvest hebben ondertekend.
Gedaan te Straatsburg, op 15 oktober 1985, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in één enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan elke lid-Staat van de Raad van Europa.
Europees Handvest inzake lokale autonomie, gedaan te Straatsburg op 15 oktober 1985 LIJST MET DE GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Verklaringen en reserve neergelegd door België : Overeenkomstig artikel 12, § 2, van het Handvest verklaart het Koninkrijk België zich gebonden te weten door de volgende bepalingen van het Handvest : - artikel 2 - artikel 3, § 1 - artikel 4, § 1 - artikel 4, § 2 - artikel 4, § 3 - artikel 4, § 4 - artikel 4, § 5 - artikel 4, § 6 - artikel 5, - artikel 6, § 1 - artikel 6, § 2 - artikel 7, § 1 - artikel 7, § 2 - artikel 7, § 3 - artikel 8, § 1 - artikel 8, § 3 - artikel 9, § 1 - artikel 9, § 3 - artikel 9, § 4 - artikel 9, § 5 - artikel 9, § 8 - artikel 10, § 1 - artikel 10, § 2 - artikel 10, § 3 - artikel 11.
Overeenkomstig artikel 13 van het Handvest beperkt het Koninkrijk België de reikwijdte van het Handvest tot de provincies en gemeenten.
Overeenkomstig hetzelfde artikel, zijn de bepalingen van het Handvest niet van toepassing op de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.) op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk gewest.