Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 juni 2000
gepubliceerd op 02 april 2003

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid van 14 december 1972, met de Bijlage bij de Overeenkomst en met de Administratieve Schikking voor de toepassing van de Overeenkomst, gedaan te Brussel op 24 juni 1996 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2000015124
pub.
02/04/2003
prom.
24/06/2000
ELI
eli/wet/2000/06/24/2000015124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JUNI 2000. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid van 14 december 1972, met de Bijlage bij de Overeenkomst en met de Administratieve Schikking voor de toepassing van de Overeenkomst, gedaan te Brussel op 24 juni 1996 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid van 14 december 1972, de Bijlage bij de Overeenkomst en met de Administratieve Schikking voor de toepassing van de Overeenkomst, gedaan te Brussel op 24 juni 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE Voor de Minister van Landbouw en Middenstand, afwezig : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 20 maart 2000, nr. 2-381/1. - Verslag, nr. 2-381/2. - Tekst aangenomen in vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr. 2-381/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 27 april 2000. - Stemming.Vergadering van 27 april 2000.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-613/1. - Verslag, nr. 50-613/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 10 mei 2000. - Stemming. Vergadering van 11 mei 2000. (2) België heeft op 5 september 2000 zijn bekrachtigingsoorkonde neergelegd.Dit Protocol is nog niet in werking getreden.

Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid van 14 december 1972 met bijlage en van een Administratieve Schikking ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid Het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, Gelet op artikel 19, b van het Unieverdrag, Overwegende dat de toepassing van de artikelen 20, 21, 23 en 24 van Hoofdstuk 1 « Ziekte en Moederschap » van Titel III van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen afhankelijk is gesteld van het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen deze Partijen, Overwegende dat de toepassing van de eerste of de tweede afdeling van Hoofdstuk 6 « Gezinsuitkeringen » van Titel III van het Europes Verdrag inzake sociale zekerheid tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen afhankelijk is gesteld van het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen deze Partijen; dat het wenselijk is daarbij bijzondere geschikte modaliteiten vast te stellen, Overwegende dat de toepassing van de artikelen 67, 69 en 70 van Titel IV van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen afhankelijk is gesteld van het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen deze Partijen, Wensende om de betrekkingen op het gebied van de sociale zekerheid tussen de Overeenkomstsluitende Staten rekening houdend met de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en nr. 574/72 te vereenvoudigen, Geleid door de wens terzake een multilaterale overeenkomst te sluiten, Gelet op de artikelen 26, 58, 67, 69 en 70 van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid, Gelet op artikel 7 van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid, Zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst : a) wordt onder « Overeenkomstsluitende Staat » verstaan elke Staat welke in de in artikel 15 van de Overeenkomst voorgeschreven formaliteiten heeft vervuld;b) wordt onder « Verdrag » verstaan het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid van 14 december 1972;c) wordt onder « Verordening » verstaan de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen met de inhoud op het ogenblik van de inwerkingtreding van de voorliggende Overeenkomst en de sindsdien erin aangebrachte wijzigingen.

Artikel 2 De bepalingen van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing wat de erin bedoelde takken en de personen betreft en in de gevallen die erdoor worden geregeld zodra de bepalingen van een bilaterale of multilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid van toepassing zijn die twee van de overeenkomstsluitende Staten hetzij de drie Overeenkomstsluitende Staten bindt. HOOFDSTUK 2. - Ziekte- en moederschap Artikel 3 De bepalingen van dit Hoofdstuk worden toegepast op personen op wie het Verdrag van toepassing is en die onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende prestaties bij ziekte en moederschap van een der Overeenkomstsluitende Staten alsmede op hun gezinsleden, voor zover zij of hun gezinsleden op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat wonen.

Artikel 4 In plaats van de artikelen 20, 21, 23 en 24 van Hoofdstuk 1 van Titel III van het Verdrag passen de Overeenkomstsluitende Staten de overeenkomstige bepalingen van Hoofdstuk 1 van Titel III van de Verordening toe zoals deze bepalingen worden toegepast op de personen waarop de Verordening van toepassing is. HOOFDSTUK 3. - Gezinsuitkeringen Artikel 5 De bepalingen van dit Hoofdstuk worden toegepast op personen op wie het Verdrag van toepassing is en die onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende kinderbijslagen van een der Overeenkomstsluitende Staten, voor zover hun kinderen op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat wonen.

Artikel 6 In plaats van de artikelen 59, 60, 61 en 63 van Hoofdstuk 6 van Titel III van het Verdrag passen de Overeenkomstsluitende Staten de overeenkomstige bepalingen van Hoofdstuk 7 en Hoofdstuk 8 van Titel III van de Verordening toe zoals deze bepalingen worden toegepast op de personen waarop de Verordening van toepassing is.

Artikel 7 De in de wetgevingen van de Overeenkomstsluitende Staten vastgelegde huisvestingstoelagen, opvoedings- en adoptiepremies worden niet uitgekeerd aan de betrokkenen die op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Staat dan de bevoegde Staat wonen. HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen Artikel 8 De bepalingen van dit Hoofdstuk worden toegepast op personen op wie het Verdrag van toepassing is en die onderworpen zijn aan de wetgeving van een der Overeenkomstsluitende Staten alsmede op hun gezinsleden, voor zover zij of hun gezinsleden op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat wonen.

Artikel 9 De Overeenkomstsluitende Staten passen artikel 67, eerste lid, artikel 69, eerste en tweede lid, en artikel 70, eerste lid, van het Verdrag toe, met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk.

Artikel 10 Voor de invordering van premies passen de Overeenkomstsluitende Staten de terzake gesloten bilaterale overeenkomsten toe.

Artikel 11 1. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat naar aanleiding van schade welke voortvloeit uit een op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Staat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen inhoudende in welke gevallen de werkgevers of de bij hen in dienst zijnde werknemers van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of ten overstaan van het bevoegde orgaan zijn ontheven.2. Lid 1 is eveneens van toepassing op de eventuele rechten welke het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten overstaan van een werkgever of de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven. Artikel 12 Wanneer de bevoegde autoriteiten van twee of meer Overeenkomstsluitende Staten een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, worden de eventuele rechten ten overstaan van een aansprakelijke derde als volgt geregeld : a) wanneer het orgaan van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade welke op zijn grondgebied is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde;b) voor de toepassing van het bepaalde sub a) wordt : i) de rechthebbende op prestaties geacht te zijn aangesloten bij het orgaan van de woon- of verblijfplaats, en ii) bedoeld orgaan aangemerkt als het orgaan dat de prestaties verschuldigd is. Artikel 13 De personen op wie ingevolge het bepaalde in artikel 15, derde lid, sub b) of c) van het Verdrag de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat van toepassing is, worden voor de toepassing van deze wetgeving aangemerkt alsof zij hun volledige beroepswerkzaamheden uitoefenden op het grondgebied van de betrokken Overeenkomstsluitende Staat. HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen Artikel 14 De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten regelen de toepassingsmodaliteiten van deze Overeenkomst in een Administratieve Schikking.

Artikel 15 1. Iedere Overeenkomstsluitende Staat deelt de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie mee wanneer in zijn land de grondwettelijke procedures, vereist voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, zijn vervuld.De Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie stelt de andere Overeenkomstsluitende Staten in kennis van deze mededeling binnen een maand na ontvangst ervan. 2. Deze Overeenkomst zal worden geratificeerd en de bekrachtigingsakten zullen bij het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie worden neergelegd.Zij zal in werking treden op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de derde bekrachtigingsakte werd neergelegd. 3. De Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie stelt de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis van de datum van inwerkingteding van deze Overeenkomst. Artikel 16 1. De Overeenkomstsluitende Staten kunnen bijzonderheden inzake de toepassing van hun wetgevingen in een Bijlage bij deze Overeenkomst vermelden.2. Iedere Overeenkomstsluitende Staat deelt alle vermeldingen en wijzigingen daaraan in de Bijlage bij deze Overeenkomst mee aan de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie voor kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Staten en aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.Indien binnen de drie maanden na deze kennisgeving door geen der andere Overeenkomstsluitende Staten bij de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie bezwaren zijn ingediend, worden de vermeldingen geacht te zijn aanvaard. De Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie stelt alle Overeenkomstsluitende Staten en de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa hiervan in kennis alsmede van de datum van inwerkingtreding hiervan. 3. Wanneer de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie in kennis wordt gesteld van bezwaren zal daarover worden onderhandeld tussen de betrokken Staten. Artikel 17 1. Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.Iedere Overeenkomstsluitende Staat kan deze Overeenkomst opzeggen door daarvan kennisgeving te doen aan de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie, die de andere Overeenkomstsluitende Staten en de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis stelt van deze opzegging binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de kennisgeving door de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie. 2. Bij opzegging van deze Overeenkomst wordt elk recht dat op grond van deze Overeenkomst is verkregen, gehandhaafd.Door de opzegging wordt geen afbreuk gedaan aan de rechten, welke op grond van tijdvakken, vervuld vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt, worden opgebouwd; het behoud ervan wordt in onderlinge overeenstemming vastgesteld of bij gebreke daarvan door de wetgeving die het betrokken orgaan toepast.

Artikel 18 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt deze Overeenkomst alleen voor het Rijk in Europa.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 24 juni 1996, in drievoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België : Voor het Groothertogdom Luxemburg : Voor het Koninkrijk der Nederlanden :

Bijlage bij de overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid België geen Luxemburg geen Nederland geen

Administratieve schikking voor de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid Voor de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid, zijn de bevoegde autoriteiten van België, Luxemburg en Nederland op grond van artikel 14 van genoemde Overeenkomst, het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze Administratieve Schikking : a) wordt onder « Overeenkomst » verstaan de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden als bedoeld in de artikelen 7, 26, 56, 58, 67, 69 en 70 van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid;b) wordt onder « Aanvullend Akkoord » verstaan het Aanvullend Akkoord ter toepassing van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid;c) wordt onder « Toepassingsverordening » verstaan de Verordening (EEG) nr.574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen met de inhoud op het ogenblik van de inwerkingtreding van de voorliggende Schikking en de sindsdien erin aangebrachte wijzigingen; d) hebben de in deze Schikking vermelde termen de betekenis welke daaraan wordt gegeven in artikel 1 van de Overeenkomst. HOOFDSTUK 2. - Ziekte en moederschap Artikel 2 Voor de tenuitvoerlegging van artikel 4 van de Overeenkomst passen de Overeenkomstsluitende Staten alle relevante bepalingen van de Toepassingsverordening toe, zoals die bepalingen worden toegepast tussen de organen en op de personen waarop de Verordening van toepassing is. HOOFDSTUK 3. - Kinderbijslagen Artikel 3 Voor de tenuitvoerlegging van artikel 6 van de Overeenkomst passen de Overeenkomstsluitende Staten alle relevante bepalingen van de Toepassingsverordening toe, zoals die bepalingen worden toegepast tussen de organen en op de personen waarop de Verordening van toepassing is. HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen Artikel 4 1. Indien de zelfstandige, die zijn werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer Overeenkomstsluitende Staten pleegt te verrichten, en die een deel van zijn werkzaamheden verricht op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Staat waar hij woont, onderworpen is aan de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat, verstrekt het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van laatstgenoemde Staat hem een bewijs waarin wordt verklaard dat hij aan de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat onderworpen is en zendt het een afschrift daarvan aan het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van elke andere Overeenkomstsluitende Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene een deel van zijn werkzaamheden uitoefent.2. Laatstbedoeld orgaan zendt voor zover nodig, aan het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de wetgeving van toepassing is, de nodige gegevens voor de vaststelling van de premies of bijdragen die door de betrokkene ingevolge deze wetgeving verschuldigd zijn.3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende organen aangewezen : a) in België : Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;b) in Luxemburg : Centre commun de la sécurité sociale (Gemeenschappelijk Centrum van de sociale zekerheid;c) in Nederland : Sociale Verzekeringsbank. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen Artikel 5 Voor de toepassing van de Overeenkomst en deze Schikking gebruiken de betrokken organen de voor de toepassing van de Verordeningen opgestelde bewijsstukken en verklaringen.

Artikel 6 Deze Schikking treedt in werking op dezelfde dag als de Overeenkomst.

Gedaan te Brussel, op 24 juni 1996.

In drievoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België : Voor het Groothertogdom Luxemburg : Voor het Koninkrijk der Nederlanden :

^