Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 februari 2016
gepubliceerd op 11 mei 2017

Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Montenegro betreffende de politiesamenwerking, opgesteld te Brussel op 9 december 2010 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2017011805
pub.
11/05/2017
prom.
24/02/2016
ELI
eli/wet/2016/02/24/2017011805/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

24 FEBRUARI 2016. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Montenegro betreffende de politiesamenwerking, opgesteld te Brussel op 9 december 2010 (1) (2)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Montenegro betreffende de politiesamenwerking, opgesteld te Brussel op 9 december 2010, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 februari 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, D. REYNDERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS. Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 54-1499 Integraal verslag : 19/01/2016 (2) Datum inwerkingtreding : 01/05/2017

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Montenegro betreffende de politiesamenwerking De regering van het Koninkrijk België En De regering van Montenegro hierna genoemd de "Verdragsluitende Partijen", ZICH baserend op de bezorgdheid om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen, en in het bijzonder op de gemeenschappelijke wens om een nauwere politiesamenwerking tot stand te brengen; ZICH baserend op de wens om deze politiesamenwerking te versterken in het kader van de internationale overeenkomsten inzake het respect van de fundamentele rechten en plichten die ondertekend zijn door de Verdragsluitende Partijen, met inbegrip van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950, alsook het Verdrag Nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen op het vlak van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;

OVERWEGENDE dat de strijd tegen misdaden die verband houden met terrorisme zoals vermeld in het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme van 1977 noodzakelijk is om de democratische waarden en instellingen te verdedigen;

OVERWEGENDE dat de internationaal georganiseerde criminaliteit een zware bedreiging vormt voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen, en dat de recente ontwikkelingen van de internationaal georganiseerde criminaliteit de werking van hun openbare overheden in gevaar kunnen brengen;

OVERWEGENDE dat de strijd tegen de mensenhandel en het illegaal betreden en verlaten van het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen en illegale migratie, alsook de eliminatie van de georganiseerde netwerken die deelnemen aan deze illegale praktijken een aangelegenheid zijn van de Verdragsluitende Partijen;

OVERWEGENDE dat de illegale productie van en handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen een bedreiging vormen voor de gezondheid en de veiligheid van onze burgers;

OVERWEGENDE dat enkel het overeenstemmen van de betreffende wetgevingen onvoldoende blijkt om het fenomeen van de illegale immigratie voldoende efficiënt te bestrijden;

OVERWEGENDE dat een efficiënte en doeltreffende internationale politiesamenwerking op het vlak van georganiseerde misdaad en illegale migratie, in het bijzonder door de uitwisseling en verwerking van informatie en goede praktijken, noodzakelijk is om strafbare feiten te voorkomen en te bestrijden;

OVERWEGENDE dat deze samenwerking een reeks maatregelen en een nauwe samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen vereist;

HEBBEN BESLOTEN om onderhavig Verdrag af te sluiten : Definities Artikel 1 In onderhavig Verdrag verstaat men onder : a) Internationale mensenhandel : Onder "mensenhandel" wordt verstaan het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen, door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, ontvoering, bedrog, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of in ontvangst nemen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon, ten behoeve van uitbuiting. Uitbuiting omvat minstens de uitbuiting van prostitutie van anderen of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij, onderworpenheid of de verwijdering van organen. b) Seksueel misbruik van kinderen : De inbreuken die opgenomen zijn in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van het Kind van 20 november 1989, met inbegrip van de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit materiaal voor persoonlijke doeleinden.c) Technische ondersteuning : Onder technische ondersteuning verstaat men de bijstand die wordt verleend aan politie- en immigratiediensten onder de vorm van logistieke steun.d) Criminaliteit in verband met nucleair en radioactief materiaal : De inbreuken opgesomd in art.7 § 1 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Fysieke Bescherming van Nucleair Materiaal, ondertekend in Wenen en in New York op 3 maart 1980. e) Witwassen van geld : De inbreuken zoals opgesomd in artikel 6 paragrafen 1 tot 3 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagname en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, ondertekend te Straatsburg op 8 november 1990.f) Georganiseerde misdaad : Elk misdrijf dat wordt gepleegd in het kader van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit zoals voorzien in het Verdrag van de Verenigde Naties van 12 december 2000 tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit.g) Persoonsgegevens : Alle informatie betreffende een geïdentificeerde of een te identificeren fysieke persoon (betrokken persoon);te identificeren betekent dat de persoon direct of indirect te identificeren is, meer bepaald met betrekking tot een identificatienummer of één of meerdere specifieke kenmerken die eigen zijn aan diens fysische, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit. h) Verwerking van persoonsgegevens : Elke operatie of reeks operaties die al dan niet met behulp van geautomatiseerde procedés wordt uitgevoerd op persoonsgegevens zoals het verzamelen, opslaan, organiseren, behouden, aanpassen en wijzigen, verwijderen, consulteren, gebruiken, bekendmaken door transmissie, verdelen of andere vormen van het ter beschikking stellen, bijeenbrengen, verbinden, alsook het beschermen, het wissen of het vernietigen.i) Verdovende middelen : Alle substanties, zowel natuurlijke als synthetische, die voorkomen in Tabel I of Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake Verdovende Middelen dat op 30 maart 1961 in New York werd ondertekend, alsook elk navolgend Verdrag waarbij de lijst van verdovende middelen wordt gewijzigd en/of uitgebreid, dat van toepassing zal zijn in de landen van de Verdragsluitende Partijen.j) Psychotrope substantie : Alle substanties, zowel natuurlijk als synthetische, of alle natuurlijke producten vermeld in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 21 februari 1971, alsook elk navolgend Verdrag waarbij de lijst van verdovende middelen wordt gewijzigd en/of uitgebreid, dat van toepassing zal zijn in de landen van de Verdragsluitende Partijen k) Illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen : De term 'illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen ' omvat de teelt en de vervaardiging of de handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen die strijdig zijn met de doelstellingen van het Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen of het Verdrag van de Verenigde Naties van 19 december 1988 betreffende de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.l) Cybercriminaliteit : Elk misdrijf dat onder Cybercriminaliteit valt zoals bepaald in het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa, dat op 23 november 2001 getekend werd in Boedapest.m) Dringend verzoek : Een verzoek is dringend indien de inachtneming van de formele administratieve procedure door de centrale instanties de preventie- of opsporingsactie dreigt te hinderen of te schaden. Domeinen van samenwerking Artikel 2 1. Elke Verdragsluitende Partij verbindt er zich toe om aan de andere Partij haar zo volledig mogelijke samenwerking te bieden op politioneel vlak, met inachtneming van haar nationale wetgeving en de voorwaarden vastgelegd in dit Verdrag.2. De Partijen zullen samenwerken op het vlak van preventie, repressie en vervolging van zware misdrijven die onder georganiseerde misdaad vallen, en in het bijzonder : - delicten tegen het leven, de gezondheid en de fysieke integriteit van personen; - delicten in verband met productie van en illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en gerelateerde chemische stoffen en precursoren; - illegale immigratie; - mensensmokkel; - mensenhandel; - proxenetisme en seksueel misbruik van kinderen; - afpersing; - diefstal, trafiek en illegale handel in wapens, munitie, springstoffen, radioactieve stoffen, nucleaire stoffen en andere gevaarlijke stoffen; - vervalsingen (vervaardiging, namaak, verandering en verdeling) van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren; - vervalsing en gebruik van vervalste officiële documenten; - criminaliteit op het vlak van handelsverkeer en financieel verkeer; - delicten tegen goederen, onder meer diefstal, trafiek in kunstwerken en historische voorwerpen; - diefstal, illegale handel en trafiek in motorvoertuigen en vervalsing en gebruik van vervalste documenten voor voertuigen; - witwassen van geld; - illegale kansspelen; - cybercriminaliteit; - corruptie; - criminele activiteiten die verband houden met terrorisme en met de financiering van die activiteiten; - zware en georganiseerde fraude met BTW en inkomensbelasting; - zwendel, verduistering, bedrog en fraude; - misdrijven met betrekking tot faillissementen; - zware en georganiseerde sociale fraude. 3. De zware misdrijven die niet in artikel 1 worden opgesomd, worden beoordeeld door de bevoegde centrale instellingen van de Verdragsluitende Partijen op basis van hun nationale wetgeving. Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal eveneens betrekking hebben op : - de opsporing van verdwenen personen en hulp bij de identificatie van niet-geïdentificeerde lijken; - de opsporing op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij van voorwerpen gestolen, verdwenen, verduisterd of verloren op het grondgebied van de andere Partij, in overeenstemming met de nationale wetgeving van de vragende Verdragsluitende Partij.

Artikel 4 De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerken in de in de artikels 2 en 3 vermelde domeinen via : - uitwisseling van informatie, in het bijzonder de modus operandi, over domeinen die onder de bevoegdheid vallen van de politie- en immigratiediensten; - uitwisseling van materiaal; - technische en wetenschappelijke ondersteuning, expertises en levering van gespecialiseerd technisch materiaal; - uitwisseling van ervaringen; - hulp bij de professionele opleiding; - hulp bij de voorbereiding van de uitvoering van verzoeken van de bevoegde overheden tot wederzijdse rechtshulp in strafzaken; overeenkomstig de hierop volgende voorwaarden.

Informatie-uitwisseling Artikel 5 De Verdragsluitende Partijen bieden elkaar bijstand en staan ze in voor een nauwe en permanente samenwerking. Zij zullen met name alle relevante en belangrijke gegevens uitwisselen.

Deze samenwerking kan de vorm aannemen van een permanent contact via de aan te stellen verbindingsofficieren Artikel 6 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich er toe dat de bijstand wordt verleend tussen hun politiediensten, met inachtneming van het nationaal recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, met het oog op de preventie en opsporing van strafbare feiten, op voorwaarde dat het nationaal recht het verzoek of de uitvoering ervan niet voorbehoudt aan de gerechtelijke instanties.2. In specifieke gevallen heeft elke Verdragsluitende Partij het recht om op eigen initiatief en overeenkomstig de nationale wetgeving aan de betrokken Verdragsluitende Partij informatie te verstrekken die nuttig kan zijn voor de andere Partij met het oog op de preventie en repressie van inbreuken zoals vermeld in Artikel 2 van dit Verdrag of om bedreigingen ten opzichte van de openbare orde en veiligheid te voorkomen. Artikel 7 Alle informatie die door de aangezochte Verdragsluitende Partij wordt verstrekt kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden gebruikt na een verzoek om rechtshulp overeenkomstig de internationale regels die van toepassing zijn in de twee Verdragsluitende Partijen.

Verzoeken om bijstand Artikel 8 1. Verzoeken om bijstand en antwoorden op die verzoeken moeten worden uitgewisseld tussen de centrale organen die bij iedere Verdragsluitende Partij verantwoordelijk zijn voor internationale politiesamenwerking en immigratie. Indien het onmogelijk is om het verzoek via de voornoemde weg tijdig te stellen, kan, uitsluitend bij uitzondering en hoogdringendheid, de bevoegde overheid van de verzoekende Partij de vraag rechtstreeks aan de bevoegde overheid van de aangezochte Partij stellen, die dan onmiddellijk kan antwoorden. In dergelijke uitzonderlijke gevallen dient de verzoekende Partij zo vlug mogelijk het centraal orgaan verantwoordelijk voor internationale samenwerking in de aangezochte Verdragsluitende Partij op de hoogte te brengen van de rechtstreekse vraag waarbij het dringende karakter moet worden gemotiveerd. 2. De aanstelling van de centrale organen die met de internationale samenwerking zijn belast en de modaliteiten van de wederzijdse bijstand worden bepaald door de bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen. Classificatieniveau voor informatie Artikel 9 De verzoekende bevoegde autoriteit moet de graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de aangezochte bevoegde autoriteit van de andere Partij aan de informatie heeft toegekend. De graden van veiligheid zijn deze gebruikt door INTERPOL. Artikel 10 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij voor bepaalde of onbepaalde tijd bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. Het detacheren van verbindingsofficieren voor bepaalde of onbepaalde tijd is erop gericht de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen, in het bijzonder door het bieden van ondersteuning : a) in de vorm van informatie-uitwisseling met het oog op preventieve en repressieve bestrijding van de criminaliteit;b) bij de uitvoering van verzoeken om wederzijdse rechtshulp in strafzaken;c) bij de uitvoering van opdrachten van de overheden die belast zijn met het toezicht op de buitengrenzen en de immigratie;d) bij de uitvoering van opdrachten van de overheden die belast zijn met het voorkomen van bedreigingen voor de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies te verstrekken en bijstand te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om politiemaatregelen autonoom uit te voeren. Ze verstrekken informatie en voeren hun taken uit in het kader van de richtlijnen die hun werden gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan ze afkomstig zijn en door de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. Ze brengen regelmatig verslag uit aan het centrale orgaan dat bevoegd is voor politiesamenwerking van de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. 4. De Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij die gedetacheerd zijn bij derde landen eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Bescherming van persoonsgegevens Artikel 11 1. In toepassing van onderhavig Verdrag is de verwerking van de persoonsgegevens onderworpen aan het respectieve nationale recht van elke Verdragsluitende Partij, alsook in overeenstemming met de voorwaarden en principes voor de bescherming van persoonsgegevens.2. Wat de verwerking en de overmaking van persoonsgegevens, in toepassing van onderhavig Verdrag, betreft, verbinden de Verdragsluitende Partijen er zich toe de persoonsgegevens te beschermen volgens de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 ter bescherming van personen op het vlak van automatische verwerking van persoonsgegevens en van de Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa die het gebruik van persoonsgegevens voor politiedoeleinden regelt.3. Wat de verwerking betreft van de overgebrachte persoonsgegevens in toepassing van dit Verdrag, zijn de volgende bepalingen van toepassing : a) de Verdragsluitende Partij waarvoor de persoonsgegevens bestemd zijn, mag de gegevens alleen gebruiken voor de doeleinden waarvoor dit Verdrag in de verwerking van dergelijke gegevens voorziet en met inachtneming van voorwaarden bepaald door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt.Het gebruik van de gegevens voor andere doeleinden is uitsluitend mogelijk na voorafgaande toestemming vanwege de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt en met inachtneming van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn; b) de persoonsgegevens mogen alleen worden gebruikt door de politionele en gerechtelijke instanties en de diensten en organen die een taak of functie uitvoeren binnen het geheel van de doeleinden waarin is voorzien in dit Verdrag, meer bepaald in artikel 2 en 3.De Verdragsluitende Partijen moeten de lijst van gebruikers uitwisselen; c) de Verdragsluitende Partij die de gegevens ontvangt, is verplicht om de persoonsgegevens afdoend te beschermen tegen toegang, aanpassing of bekendmaking door onbevoegden;d) de ontvangen persoonsgegevens worden gewist, vernietigd of verbeterd indien : a.het bewezen is dat de gegevens onjuist zijn, of b. het bevoegde orgaan dat instaat voor de overmaking, meldt dat de gegevens in strijd met de wet verzameld of verstuurd zijn, of c.de gegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak waarvoor ze oorspronkelijk verstuurd werden, tenzij er een duidelijke toelating is om deze gegevens voor andere doeleinden te gebruiken. e) de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt, moet erop toezien dat ze juist en volledig zijn en dat ze niet langer dan nodig worden bewaard.Indien zij op eigen initiatief of als gevolg van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist zijn of niet overgemaakt dienden te worden, moet(en) de Verdragsluitende Partij(en) waarvoor de gegevens bestemd zijn daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. Deze Verdragsluitende Partij(en) dient (dienen) de gegevens te corrigeren of te vernietigen, of erbij te vermelden dat ze onjuist zijn of onwettelijk werden overgemaakt; f) de persoon wiens gegevens overgemaakt zijn of zullen worden, mag een verzoek indienen om op de hoogte te worden gebracht over de overgemaakte persoonsgegevens en over het doel van de verwerking ervan;g) een Verdragsluitende Partij mag zich niet beroepen op het feit dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens zou hebben overgemaakt om zich te ontdoen van haar in haar nationale wetgeving vastgestelde verantwoordelijkheid ten aanzien van een benadeeld persoon;h) de overmaking en ontvangst van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd.De Verdragsluitende Partijen moeten de lijst uitwisselen waarin de overheden opgenomen zijn die de toestemming hebben om de registraties te raadplegen; i) de beslissing met betrekking tot de vraag of de persoon die onderwerp is van de persoonsgegevens, op diens verzoek, informatie krijgt over verstrekte gegevens die betrekking hebben op zijn persoon, wordt geregeld door de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Partij waaraan de betrokken persoon zijn vraag richt.De gegevens worden slechts verstrekt nadat daartoe de toestemming werd gevraagd aan de Verdragsluitende Partij waarvan de gegevens afkomstig zijn; j) de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn, mag ze alleen gebruiken voor de doeleinden die werden bepaald door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt en met inachtneming van de voorwaarden die die Verdragsluitende Partij oplegt.4. Wat de overbrenging van persoonsgegevens betreft, zijn de volgende bepalingen van toepassing : a) de gegevens mogen alleen worden doorgegeven aan politie- en immigratiediensten;de gegevens mogen slechts aan andere organen met dezelfde doelstellingen als de politie- en immigratiediensten worden meegedeeld na voorafgaande toestemming van de Verdragsluitende Partij die de persoonsgegevens verstrekt; b) de Verdragsluitende Partij die de gegevens ontvangt, deelt op verzoek mee aan de Verdragsluitende Partij die de gegevens overbrengt, waarvoor de gegevens werden gebruikt en welke resultaten de gegevens opleverden.5. Elke Verdragsluitende Partij duidt een controleoverheid aan die, overeenkomstig het nationaal recht, op haar grondgebied onafhankelijk de verwerking van persoonsgegevens moet controleren op basis van onderhavig Verdrag.Zij moet bovendien nagaan of de bovengenoemde verwerking de rechten van de betrokken persoon niet schendt. De controleoverheden zijn eveneens bevoegd om de problemen te analyseren omtrent de toepassing en de interpretatie van onderhavig Verdrag in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Deze controleoverheden kunnen overeenkomen samen te werken in het kader van de opdrachten die hen door onderhavig Verdrag worden toegekend.

Artikel 12 Wanneer de persoonsgegevens worden overgemaakt via een verbindingsofficier zoals bedoeld in artikel 10, zijn de bepalingen van onderhavig Verdrag slechts van toepassing indien de verbindingsofficier de gegevens overmaakt aan de Verdragsluitende Partij waarbij hij gedetacheerd is.

Uitzondering Artikel 13 Elke Verdragsluitende Partij weigert bijstand wanneer het gaat om politieke of militaire delicten of wanneer die bijstand strijdig blijkt te zijn met de wetgeving die van kracht is op haar grondgebied.

Elke Verdragsluitende Partij kan bijstand weigeren of deze aan voorwaarden onderwerpen wanneer het gaat om delicten die in verband staan met de politieke of militaire delicten of wanneer de bijstandsverlening de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat zou kunnen bedreigen.

Andere vormen van samenwerking Artikel 14 1. De Verdragsluitende Partijen gaan akkoord om elkaar wederzijds bijstand te verlenen op het vlak van beroepsopleiding en technische bijstand voor de problemen betreffende de werking van de politie.2. De Verdragsluitende Partijen gaan akkoord om hun praktische ervaringen uit te wisselen omtrent alle onderwerpen beschreven in onderhavig Verdrag.3. De modaliteiten van wederzijdse bijstand worden vastgelegd in overeenkomsten, die worden gesloten tussen de bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen. Overleg Artikel 15 1. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten die belast zijn met het onderzoek naar de gemeenschappelijke problemen inzake detectie en preventie van de criminaliteit zoals voorzien in Artikel 2 en de samenwerking zoals voorzien in Artikel 3 en, indien dat nodig wordt geacht, met de uitwerking van actieplannen om de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.2. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de samenwerking zullen ten laste zijn van beide Verdragsluitende Partijen, tenzij de hiertoe gemachtigde officieren van de Verdragsluitende Partijen anders overeenkomen.3. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen richten een evaluatiecomité op die om de drie jaar een rapport zal voorleggen aan de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. Regeling van de geschillen Artikel 16 Alle geschillen in verband met de interpretatie of de toepassing van onderhavig Verdrag zullen worden beslecht door een gemengde adviescommissie.

Er wordt een gemengde adviescommissie opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van de ministers van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie, die periodiek zal samenkomen op verzoek van de ene of de andere Verdragsluitende Staat, om de regeling van de problemen, die kunnen opduiken bij de interpretatie of de toepassing van onderhavig Verdrag, te vergemakkelijken.

Slotbepalingen Artikel 17 De bepalingen van onderhavig Verdrag zijn slechts van toepassing voor zover ze in overeenstemming zijn met het nationaal recht van de Verdragsluitende Partijen.

Het toezicht op de uitvoering van onderhavig Verdrag gebeurt in overeenstemming met het nationaal recht van elk van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 18 De Verdragsluitende Partijen informeren elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg over de afhandeling van de wettelijke formaliteiten, vereist voor de inwerkingtreding van onderhavig Verdrag. Het Verdrag zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de dag waarop de laatste bekendmaking wordt ontvangen.

Onderhavig Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte tijd. Elke Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door de andere Partij langs diplomatieke weg aan te schrijven. Het Verdrag wordt verbroken na 6 maanden volgend op de datum van het aanschrijven.

Artikel 19 Elke Partij kan aan de andere Partij voorstellen doen toekomen die een wijziging van onderhavig Verdrag beogen. De wijzigingen in onderhavig Verdrag worden in onderlinge overeenstemming door de Partijen besloten.

TER STAVING hebben de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun respectieve Regering, hun handtekening onder onderhavig Verdrag geplaatst.

OPGESTELD te Brussel, op 9 december 2010 in twee originele exemplaren, in het Engels, Frans, Nederlands en Montenegrijns. De vier teksten zijn in gelijke mate rechtsgeldig. De Engelse tekst is rechtsgeldig wanneer er uiteenlopende interpretaties van onderhavig Verdrag zijn.

^