20 DECEMBER 2024. - Wet tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 3 mei 2024 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de gedeeltelijke gecoördineerde uitvoering van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 over een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (1)

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 3 mei 2024 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap inzake de gecoördineerde gedeeltelijke tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening).

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 20 december 2024.

FILIP Van Koningswege : De eerste minister, A. DE CROO De minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE De minister van Telecommunicatie, P. DE SUTTER De staatssecretaris voor Digitalisering, M. MICHEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten BATprc0288k

Samenwerkingsakkoord van 3 mei 2024 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap inzake de gecoördineerde gedeeltelijke tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) Gelet op de Grondwet, de artikelen 127, 128 en 130; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, de artikelen 4, 6° -7° ; 5, § 1, II, 6° ; 6, § 1, VI, vierde lid, 2° en 3° en vijfde lid, 3° tot 5° en 92bis;

Gelet op de wet van 31 december 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/12/1983 pub. 11/12/2007 numac 2007000934 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, de artikelen 4 en 55bis;

Gelet op Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, het artikel 49;

Gelet op de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, artikel 14, § 1;

Gelet op het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, de artikelen 176/10 en 217/1, 1° ;

Gelet op het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/02/2021 pub. 26/03/2021 numac 2021020568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten sluiten van de Franstalige Gemeenschap betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten, artikel 9.1.1 - 3;

Gelet op het decreet van 1 maart 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/03/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021201177 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen sluiten van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen, artikel 112, lid 3;

Gelet op de bevoegdheidsverdelende beginselen zoals die uiteengezet zijn in de arresten 132/2004 van 14 juli 2004 en 155/2020 van 26 november 2020 van het Grondwettelijk Hof;

Gelet op de bevoegdheidsverdelende beginselen zoals die uiteengezet zijn in de adviezen van de Raad van State bij de voorontwerpen van wet en decreet tot uitvoering van Verordening (EU) 2022/2065: - Het advies 74.816/VR 4 van de Raad van State van 20 december 2023 over een voorontwerp van wet `tot uitvoering van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, houdende wijzigingen van boek XII en boek XV van het Wetboek van economisch recht en houdende wijzigingen van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector'; - Het advies 73.934/3 van de Raad van State van 26 september 2023 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschap `tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 30/04/2009 numac 2009035356 bron vlaamse overheid Decreet betreffende radio-omroep en televisie sluiten betreffende radio-omroep en televisie tot gedeeltelijke uitvoering van de digitaledienstenverordening'; - Het advies 74.823/4 van de Raad van State van 20 december 2023 over een voorontwerp van decreet van de Franse Gemeenschap `tot wijziging van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/02/2021 pub. 26/03/2021 numac 2021020568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten sluiten betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten';

Overwegende dat het aangewezen is dat de partijen een samenwerkingsakkoord sluiten om hun respectievelijke bevoegdheden samen uit te oefenen voor de in het samenwerkingsakkoord geregelde aspecten;

Overwegende dat de voormelde Verordening (EU) 2022/2065 voorziet in geharmoniseerde regels over het aanbieden van tussenhandeldiensten op de interne markt. Deze verordening voorziet met name in: a) een kader voor de voorwaardelijke aansprakelijkheidsvrijstelling van aanbieders van tussenhandeldiensten;b) regels over zorgvuldigheidsverplichtingen op maat van bepaalde specifieke categorieën van aanbieders van tussenhandeldiensten;c) regels over de uitvoering en handhaving van deze verordening, ook met betrekking tot de samenwerking van en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten; Overwegende dat, overeenkomstig artikel 2, vierde lid van diezelfde verordening "geen afbreuk (doet) aan de regels die zijn vastgesteld bij andere Unierechtshandelingen ter regeling van andere aspecten van de aanbieding van tussenhandeldiensten op de interne markt", waaronder met name Richtlijn 2010/13/EU (betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten);

Overwegende dat de bevoegde autoriteiten onderling hun goede praktijken in kaart brengen, bedoeld om hen te helpen in concreto te bepalen welke autoriteit in een bepaalde situatie mag optreden.

Overwegende dat een bepaling is ingevoegd in antwoord op de aanbeveling van de Raad van State betreffende de naleving van het ne bis in idem-beginsel en de in artikel 52 van de verordening vastgelegde maximumbedragen.

De Federale Staat, vertegenwoordigd door de heer Dermagne, Vice-Eerstemiister en Minister van Economie en Werk, De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering in de persoon van de heer Dalle, Vlaams Minister van Brussel, Jeugd, Media en Armoedebestrijding, De Franstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Regering van de Franstalige Gemeenschap in de persoon van Mevr. Linard, Vice-President en Minister van Kinderen, Gezondhaid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door vertegenwoordigd door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap in de persoon van Mevr. Weykmans, Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media, zijn overeengekomen om de volgende tekst ter goedkeuring aan de federale Kamer van volksvertegenwoordigers en de Parlementen van de Gemeenschappen voor te leggen:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord, wordt verstaan onder: 1° "verordening": Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening); 2° "bevoegde autoriteit": de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 49.1 van de verordening, die worden aangeduid door de Federale Staat of een van de Gemeenschappen, met name: a) wat de Federale Staat betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, artikel 14, § 1;b) wat de Vlaamse Gemeenschap betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 30/04/2009 numac 2009035356 bron vlaamse overheid Decreet betreffende radio-omroep en televisie sluiten betreffende radio-omroep en televisie, artikel 176/10; c) wat de Franse Gemeenschap betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/02/2021 pub. 26/03/2021 numac 2021020568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten sluiten betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten, artikel 9.1.1 - 3-; d) wat de Duitstalige Gemeenschap betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in het decreet van 1 maart 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/03/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021201177 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen sluiten betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen, artikel 112, lid 3;3° "coördinator": de digitaledienstencoördinator in de zin van artikel 49, tweede lid, van de verordening;4° "raad": de Europese Raad voor digitale diensten ingesteld bij artikel 61 van de verordening;

Art. 2.Dit samenwerkingsakkoord regelt de gecoördineerde uitvoering door de Federale Staat en de gemeenschappen van bepaalde aspecten van de verordening.

Art. 3.De bevoegde autoriteiten en de coördinator voeren de verordening uit in overeenstemming met de bevoegdheden die respectievelijk aan de Federale Staat en aan de Gemeenschappen zijn toegekend en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Art. 4.§ 1. Het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt aangewezen als coördinator. § 2. De coördinator is verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau voor alle kwesties die verband houden met het toezicht op en de handhaving van de verordening en draagt bij aan het effectieve en consistente toezicht op en de handhaving van de verordening in de hele Europese Unie.

De coördinator heeft de volgende taken: 1° centraliseren van bevelen die uitgaan van Belgische sectorale autoriteiten zoals bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de verordening, overeenkomstig artikel 13 2° opstellen van het jaarverslag zoals bedoeld in artikel 55, derde lid van de verordening, overeenkomstig artikel 12; 3° vertegenwoordigen van België in de raad, bedoeld in de artikelen 61 t.e.m. 63 van de verordening, overeenkomstig artikel 9; 4° ontvangen en doorsturen van de verzoeken in het kader van de artikelen 21, 22 en 40 van de verordening, overeenkomstig artikel 10;5° ontvangen en doorsturen van de in artikel 53 van de verordening bedoelde klachten, overeenkomstig artikel 11;6° ontvangen en doorsturen van de in artikel 82 van de verordening bedoelde verzoeken om toegangsbeperkingen en samenwerking met nationale rechterlijke instanties overeenkomstig artikel 14;7° als centraal contactpunt te zorgen voor een vlotte informatiestroom via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem met de andere bevoegde autoriteiten, de coördinatoren van de andere lidstaten van de Europese Unie, de raad, de Europese Commissie en de aanbieders van tussenhandeldiensten in het kader van de volgende artikelen van de verordening : 1° artikel 13, vierde lid ;2° artikel 21, vierde, zevende en achtste leden ;3° artikel 22, derde, vierde, zesde en zevende leden ;4° artikel 24, derde en vierde leden ;5° artikel 33, zesde lid ;6° artikel 40, derde, vierde, vijfde, zesde, negende, tiende en elfde leden ;7° artikel 41, derde en vierde leden ;8° artikel 42, vierde en vijfde leden ;9° artikel 45, derde lid ;10° artikel 48, derde lid ;11° artikel 56, zevende lid ;12° artikel 57 ;13° artikel 58 ;14° artikel 59, derde lid ;15° artikel 60;16° artikel 64 ;17° artikel 65, tweede en derde leden ;18° artikel 66, tweede, derde en vierde leden ;19° artikel 67, vijfde en zesde leden ;20° artikel 68, tweede lid ;21° artikel 69, derde tot tiende leden ;22° artikel 75, tweede en derde leden ;23° artikel 82, eerste lid ;24° artikel 85 ; Alle andere taken worden overeenkomstig artikel 49, tweede lid, van de verordening toegewezen aan de bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 1, 2°. Deze taken worden toegewezen rekening houdende met de bevoegdheden die respectievelijk aan de Federale Staat en aan de Gemeenschappen zijn toegekend.

De coördinator oefent geen taken uit die zijn toegewezen aan de andere bevoegde autoriteiten.

Art. 5.De coördinator en de bevoegde autoriteiten zetten een informatie-uitwisselingssysteem op dat voor elk van hen toegankelijk is. Zij geven daarop in real time de voortgang aan van de dossiers die zij in behandeling hebben, met inbegrip van de eventueel genomen beslissing.

Art. 6.Overeenkomstig artikelen 9 tot 12 en 14 tot 16, wordt de daarin bedoelde informatie door de coördinator of de bevoegde autoriteiten op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem geplaatst, ter informatieve titel.

Art. 7.De bevoegde autoriteiten komen minstens elk kwartaal bijeen.

Art. 8.Alvorens een sanctie op te leggen, gaan de bevoegde autoriteiten na op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem of een andere bevoegde autoriteit reeds een definitieve beslissing heeft genomen ten aanzien van dezelfde aanbieder van tussenhandeldiensten voor dezelfde inbreuk op de verordening.

In voorkomend geval houdt de bevoegde autoriteit die een sanctie wil opleggen rekening met eventuele sancties die al door een andere bevoegde autoriteit zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk en, indien van toepassing, met de in artikel 52 van de verordening bedoelde plafonds.

Art. 9.De coördinator ontvangt de agenda van de raad en plaatst deze onverwijld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

De andere bevoegde autoriteiten nemen deel aan de raad in toepassing van artikel 62 van de verordening.

Wanneer het standpunt van de lidstaten vereist is, wordt het standpunt van België voorbereid door de coördinator, die zijn ontwerp plaatst op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

Wanneer een bevoegde autoriteit van de gemeenschappen van oordeel is dat een onderdeel van het ontwerp geheel of gedeeltelijk onder de bevoegdheid van haar gemeenschap valt, geeft de betrokken bevoegde autoriteit over dit onderdeel haar opmerkingen die onverwijld geplaatst worden op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

In geval van onenigheid, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg.

Indien het onderling overleg niet resulteert in een akkoord over het standpunt dat door de coördinator naar voren gebracht dient te worden, onthoudt België zich van het innemen van een standpunt.

Art. 10.§ 1. De coördinator ontvangt de verzoeken tot het verlenen van de certificatie als buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan en van de status van betrouwbare flagger of erkend onderzoeker en plaatst deze onverwijld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem. § 2. De coördinator geeft aan welke bevoegde autoriteit volgens hem het in paragraaf 1 bedoelde verzoek moet behandelen overeenkomstig artikel 3.

Bij onenigheid over welke bevoegde autoriteit het in paragraaf 1 bedoelde verzoek moet behandelen, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf werkdagen na de in paragraaf 1 bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening. § 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan een Interministerieel Comité dat bestaat uit: 1° de minister(s) aangeduid door de federale regering 2° de minister(s) aangeduid door de Vlaamse Gemeenschap 3° de minister(s) aangeduid door de Franstalige Gemeenschap 4° de minister(s) aangeduid door de Duitstalige Gemeenschap. Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen bij consensus vast te stellen welke bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3. § 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité. § 5. De coördinator stelt de verzoeker op de hoogte van de bevoegde autoriteit waarnaar het verzoek geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd. § 6. De bevoegde autoriteit waarnaar het in paragraaf 1 bedoelde verzoek geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd, behandelt het verzoek en plaatst haar beslissing op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

Art. 11.§ 1. De coördinator en in voorkomend geval de andere bevoegde autoriteiten ontvangen de verzoeken van de in artikel 53 van de verordening bedoelde klachten en plaatsen deze onverwijld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

Klachten die geen betrekking hebben op de toepassing van de verordening worden geïdentificeerd door de coördinator, die de klager hiervan op de hoogte stelt. § 2. De coördinator vermeldt ofwel de coördinator van een andere lidstaat van de Europese Unie tot wie de klacht is gericht overeenkomstig artikel 53 van de verordening, ofwel de bevoegde autoriteit die volgens hem de klacht moet behandelen overeenkomstig artikel 3.

Bij onenigheid over welke bevoegde autoriteit de klacht moet behandelen, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf werkdagen na de in paragraaf 1 bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening. § 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.

Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen bij consensus vast te stellen welke bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3. § 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité. § 5. De coördinator stelt de klager op de hoogte van de bevoegde autoriteit waarnaar de klacht geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd. § 6. De bevoegde autoriteit waarnaar de klacht geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd, behandelt de klacht en plaatst haar beslissing op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

Art. 12.Binnen 20 werkdagen na de uitnodiging van de coördinator plaatst elk van de bevoegde autoriteiten haar verslag over haar activiteiten op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem, waarbij zij erop toezien dat deze de in artikel 55, eerste en tweede lid van de verordening voorgeschreven minimuminformatie bevatten.

De coördinator voegt de verslagen van alle bevoegde autoriteiten samen tot één jaarverslag.

De coördinator plaatst het jaarverslag op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

Art. 13.Wanneer de coördinator een kopie ontvangt van een bevel op grond van de artikelen 9 en 10 van de verordening, plaatst hij deze onverwijld op het informatie-uitwisselingssysteem bedoeld in artikel 5.

Art. 14.§ 1. Wanneer de coördinator een verzoek ontvangt van de Europese Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat, met name overeenkomstig de artikelen 35, derde lid, 45, tweede lid, 57, 58, 59, 60, 66, derde lid, of 82 van de verordening, plaatst de coördinator deze onverwijld op het informatie-uitwisselingssysteem bedoeld in artikel 5. § 2. De coördinator geeft aan welke bevoegde autoriteit volgens hem gevolg moet geven aan het verzoek overeenkomstig artikel 3.

Bij onenigheid over welke bevoegde autoriteit gevolg moet geven aan het verzoek, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf werkdagen na de in paragraaf 1 bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening. § 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.

Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening bij consensus vast te stellen welke bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3. § 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité. § . 5. De bevoegde autoriteit waarnaar het verzoek geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd, geeft uiterlijk vijf werkdagen vóór het verstrijken van de in de verordening voorgeschreven termijn gevolg aan dit verzoek. Het antwoord wordt op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem geplaatst.

De coördinator stuurt het antwoord door naar de Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat.

Art. 15.§ 1. Indien een bevoegde autoriteit in het kader van de daarin bedoelde taken een verzoek tot de Europese Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat wenst te richten, met name uit hoofde van de artikelen 57, 58 en 60, artikel 65, tweede lid, artikel 68, tweede lid, of artikel 69, zevende lid, van de verordening, plaatst zij dat verzoek op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

De coördinator handelt onverwijld. § 2. Bij onenigheid over de bevoegdheid van de bevoegde autoriteit die zich tot de Europese Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat wil richten, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf dagen na de in het eerste lid bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening. § 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.

Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening bij consensus vast te stellen of de bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3. § 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité.

Art. 16.Onverminderd artikelen 5 en 6, wisselen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten met elkaar via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem alle informatie uit die nuttig is voor de uitvoering van hun respectieve taken bij de uitvoering van de verordening.

De coördinator dient bij de andere bedoelde bevoegde autoriteiten verzoek in om de informatie te verkrijgen waarover hij moet beschikken om zijn taken uit hoofde van de verordening, met name de artikelen 21, zevende lid, 22, zevende lid, 40, tiende lid, 55, derde lid en 66, tweede lid, uit te voeren. De andere bevoegde autoriteiten zenden de coördinator de gevraagde informatie binnen de door hem vastgestelde termijn.

Wanneer zij door de Europese Commissie worden betrokken bij de uitvoering van de verordening, met name krachtens de de artikelen 41, derde lid, 48, 64, 67, vijfde lid, 69 en 72, tweede lid, plaatsen de bevoegde autoriteiten op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem alle nuttige informatie met betrekking tot hun optreden in dit kader.

Art. 17.§ . 1. De bevoegde autoriteiten zijn elk verwerkingsverantwoordelijke voor het beheer van de gegevens die zij in hun bezit hebben of die op grond van dit akkoord aan hen ter beschikking worden gesteld. § 2. De overdracht, opslag en elke andere verwerking van persoonsgegevens op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem mag enkel plaatsvinden op een noodzakelijke en evenredige wijze en alleen voor de volgende doeleinden: 1° uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten in het kader van toezicht, onderzoeken en toepassing van de verordening;2° behandeling van dossiers door de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun bevoegdheden in het kader van toezicht, onderzoeken en toepassing van de verordening. § 3. De verwerking van persoonsgegevens mag alleen plaatsvinden via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem met betrekking tot de volgende categorieën van betrokkenen: 1° natuurlijke personen wier informatie is vervat in documenten die zijn verkregen in het kader van toezicht, onderzoeken en handhaving van de verordening;2° de beheerders van het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem, alsmede de personen die toegang hebben tot dit systeem. § 4. De verwerking van persoonsgegevens kan alleen plaatsvinden via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem voor de volgende categorieën persoonsgegevens: 1° identificatiegegevens, contactgegevens, dossiergegevens en alle andere informatie die strikt noodzakelijk is voor het toezicht op, het onderzoek en de handhaving van de verordening;2° een dossier en alle andere informatie die met name uit hoofde van de artikelen 10, 11, 13, 14 en 15 van dit samenwerkingsakkoord is verkregen en die strikt noodzakelijk is voor het toezicht op, het onderzoek en de handhaving van de verordening;3° de naam, het adres, de contactgegevens, het contactnummer, (gebruikersnummer) van de beheerders van het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem en van de personen die toegang hebben tot dit systeem. § 5. De verzamelde persoonsgegevens kunnen op basis van dit samenwerkingsakkoord uiterlijk bewaard worden tot 10 jaar na afloop van de uitvoering van de decretale en/of wettelijke taken en/of de taken voorzien door dit samenwerkingsakkoord, of tot alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. Na deze termijnen worden de persoonsgegevens gewist. § 6. Elke bevoegde autoriteit zal ervoor zorgen dat de betrokkenen hun rechten kunnen uitoefenen in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en zal verantwoordelijk zijn voor naleving van deze regelgeving voor de verwerkingen van persoonsgegevens die namens haar worden uitgevoerd. § 7. De volgende categorieën van personen hebben toegang tot de verwerkte persoonsgegevens, in het kader van de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord: 1° de personeelsleden van de bevoegde autoriteiten 2° de personeelsleden van de coördinator.

Art. 18.Drie jaar na de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord, en vervolgens om de drie jaar, evalueren de bevoegde autoriteiten gezamenlijk de werking ervan en brengen zij hierover verslag uit aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.

Art. 19.Elke partij die bij dit akkoord is betrokken kan te allen tijde om een herziening verzoeken door dat aan de andere partijen te melden en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen.

Dit akkoord kan slechts worden beëindigd op voorwaarde dat dezelfde partijen een nieuw akkoord met hetzelfde voorwerp hebben gesloten.

Art. 20.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking 10 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de laatste instemmingsakte.

Gedaan te Brussel, op 3 mei 2024 in vier originele exemplaren waarvan elke partij bij dit samenwerkingsakkoord verklaard één exemplaar ontvangen te hebben.

Voor de federale Staat: De Eerste Minister, A. DE CROO De Vice-Eersteminister en Minister van Economie en Werk, P.-Y. DERMAGNE De Vice-Eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post, P. DE SUTTER De Staatssecretaris voor Digitalisering, belast met Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en de Regie der gebouwen, M. MICHEL Voor de Vlaamse Gemeenschap: De Minister-President van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management, J. JAMBON De Vlaams Minister van Brussel, Jeugd, Media en Armoedebestrijding, B. DALLE Voor de Duitstalige Gemeenschap: De Minister-President van de Regering van de Duistalige Gemeenschap en Minister van Lokaal Bestuur en Financiën, O. PAASCH De Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media van de Duitstalige Gemeenschap, I. WEYKMANS Voor de Franstalige Gemeenschap: De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, P.-Y. JEHOLET De Vice-President en Minister van Kinderen, Gezondhaid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD

Zusammenarbeitsabkommens vom 3 Mai 2024 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Gemeinschaft, der Französischen Gemeinschaft und der Deutschsprachigen Gemeinschaft zur koordinierten Teilumsetzung der Verordnung (EU) 2022/2065 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 19. Oktober 2022 über einen Binnenmarkt für digitale Dienste und zur Änderung der Richtlinie 2000/31/EG (Gesetz über digitale Dienste) Aufgrund der Artikel 127, 128 und 130 der Verfassung;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen, Artikel 4 Nummer 6 bis 7; Artikel 5 § 1 II Nummer 6;

Artikel 6, § 1, VI Absatz 4 Nummer 2 bis 3 und Absatz 5 Nummer 3 bis 5; und Artikel 92bis;

Aufgrund des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft, Artikel 4 und 55bis;

Aufgrund der Verordnung (EU) 2022/2065 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 19. Oktober 2022 über einen Binnenmarkt für digitale Dienste und zur Änderung der Richtlinie 2000/31/EG, Artikel 49;

Aufgrund des Gesetzes vom 17. Januar 2003 über das Statut der Regulierungsinstanz des belgischen Post- und Telekommunikationssektors, Artikel 14 § 1;

Aufgrund des Dekrets der Flämischen Gemeinschaft vom 27. März 2009 über Rundfunk und Fernsehen, Artikel 176/10 und 217/1, Nummer 1;

Aufgrund des Dekrets der Französischen Gemeinschaft vom 4. Februar 2021 über audiovisuelle Mediendienste und Videoplattformdienste, Artikel 9.1.1 - 3;

Aufgrund des Dekrets der Deutschsprachigen Gemeinschaft vom 1. März 2021 über Mediendienste und Kinovorstellungen, Artikel 112 Absatz 3;

Aufgrund der in den Urteilen des Verfassungsgerichtshofs 132/2004 vom 14. Juli 2004 und 155/2020 vom 26.November 2020 dargelegten Grundsätze der Kompetenzverteilung;

Aufgrund der Grundsätze der Kompetenzverteilung, wie sie in den Stellungnahmen des Staatsrates zu den Vorentwürfen von Gesetzen und Dekreten zur Durchführung der Verordnung (EU) 2022/2065 dargelegt sind: - Stellungnahme 74.816/VR 4 des Staatsrates vom 20. Dezember 2023 zu einem Vorentwurf eines Gesetzes "zur Durchführung der Verordnung (EU) 2022/2065 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 19. Oktober 2022 über einen Binnenmarkt für digitale Dienste und zur Änderung der Richtlinie 2000/31/EG, zur Änderung des XII. und XV. Buches des Wirtschaftsgesetzbuches und zur Änderung des Gesetzes vom 17. Januar 2003 über das Statut der Regulierungsinstanz des belgischen Post- und Telekommunikationssektors"; - Stellungnahme 73.934/3 des Staatsrats vom 26. September 2023 zu einem Vorentwurf eines Dekrets der Flämischen Gemeinschaft "zur Änderung des Dekrets vom 27. März 2009 über Rundfunk und Fernsehen zur teilweisen Umsetzung der Verordnung über digitale Dienste"; - Stellungnahme 74.823/4 des Staatsrats vom 20. Dezember 2023 zu einem Vorentwurf eines Dekrets der Französischen Gemeinschaft "zur Änderung des Dekrets vom 4. Februar 2021 über audiovisuelle Mediendienste und Videoplattformdienste";

In Erwägung, dass es angebracht ist, dass die Parteien ein Zusammenarbeitsabkommen schließen, um ihre jeweiligen Befugnisse in Bezug auf die im Zusammenarbeitsabkommen geregelten Aspekte gemeinsam auszuüben;

In Erwägung, dass die vorgenannte Verordnung (EU) 2022/2065 harmonisierte Regeln für die Erbringung von Vermittlungsdienste im Binnenmarkt enthält. Diese Verordnung sieht insbesondere Folgendes vor: (a) einen Rahmen für die bedingte Haftungsausschlüsse für Anbieter von Vermittlungsdiensten;(b) Regeln für Sorgfaltspflichten, die auf bestimmte Kategorien von Anbietern von Vermittlungsdiensten zugeschnitten sind;(c) Vorschriften für die Durchführung und Durchsetzung dieser Verordnung, einschließlich der Zusammenarbeit und Koordinierung zwischen den zuständigen Behörden; In der Erwägung, dass gemäß Artikel 2 Absatz 4 derselben Verordnung, diese "die Vorschriften anderer Rechtsakte der Union unberührt [lässt], die andere Aspekte der Erbringung von Vermittlungsdiensten im Binnenmarkt regeln", darunter insbesondere die Richtlinie 2010/13/EU (zur Koordinierung bestimmter Rechts- und Verwaltungsvorschriften der Mitgliedstaaten über die Bereitstellung audiovisueller Mediendienste (Richtlinie über audiovisuelle Mediendienste));

In Erwägung, dass die zuständigen Behörden untereinander ihre bewährten Praktiken ermitteln, die ihnen helfen sollen, konkret zu bestimmen, welche Behörde in einer bestimmten Situation tätig werden kann;

In Erwägung, dass eine Bestimmung über die Einhaltung des Grundsatzes ne bis in idem und der in Artikel 52 der Verordnung festgelegten Höchstbeträge auf Empfehlung des Staatsrates eingefügt wurde.

Der Föderalstaat, vertreten durch Herr Dermagne, Vizepremierminister und Minister für Wirtschaft und Arbeit, Die Flämische Gemeinschaft, vertreten durch die Flämische Regierung in der Person von Herr Dalle, Flämische Minister für Brüssel, Jugend, Medien und Armutsbekämpfung, Die Französische Gemeinschaft, vertreten durch die Regierung der Französischen Gemeinschaft in der Person von Frau Linard, Vizepräsidentin und Ministerin für Kinder, Gesundheit, Kultur, Medien und die Rechte der Frau, Die Deutschsprachige Gemeinschaft, vertreten durch die Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft in der Person von Frau Weykmans, Ministerin für Kultur und Sport, Beschäftigung und Medien, kamen überein, den folgenden Text der föderalen Abgeordnetenkammer und den Parlamenten der Gemeinschaften zur Genehmigung vorzulegen:

Artikel 1.- Für die Zwecke dieses Zusammenarbeitsabkommens gelten die folgenden Begriffsbestimmungen: 1. "Verordnung": Verordnung (EU) 2022/2065 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 19.Oktober 2022 über einen Binnenmarkt für digitale Dienste und zur Änderung der Richtlinie 2000/31/EG (Gesetz über digitale Dienste); 2. "zuständige Behörde": die vom Föderalstaat oder einer der Gemeinschaften benannte zuständige Behörde im Sinne von Artikel 49 Absatz 1 der Verordnung, d.h.: a) in Bezug auf den Föderalstaat: die zuständige Behörde gemäß dem Gesetz vom 17.Januar 2003 über das Statut der Regulierungsinstanz des belgischen Post- und Telekommunikationssektors, Artikel 14 § 1; b) in Bezug auf die Flämische Gemeinschaft: die zuständige Behörde gemäß dem Dekret der Flämischen Gemeinschaft vom 27.März 2009 über Rundfunk und Fernsehen, Artikel 176/10; c) in Bezug auf die Französische Gemeinschaft: die zuständige Behörde gemäß dem Dekret vom 4.Februar 2021 über audiovisuelle Mediendienste und Videoplattformdienste, Artikel 9.1.1 - 3; d) in Bezug auf die Deutschsprachige Gemeinschaft: die zuständige Behörde gemäß dem Dekret vom 1.März 2021 über Mediendienste und Kinovorstellungen, Artikel 112 Absatz 3; 3. "Koordinator": der Koordinator für digitale Dienste im Sinne von Artikel 49 Absatz 2 der Verordnung;4. "Gremium": das durch Artikel 61 der Verordnung eingerichtete Europäische Gremium für digitale Dienste. Art. 2 - Dieses Zusammenarbeitsabkommen regelt die koordinierte Umsetzung bestimmter Aspekte der Verordnung durch den Föderalstaat und die Gemeinschaften.

Art. 3 - Die zuständigen Behörden und der Koordinator führen die Verordnung im Rahmen der dem Föderalstaat bzw. den Gemeinschaften übertragenen Befugnisse und unter Wahrung des Verhältnismäßigkeitsprinzips durch.

Art. 4 - § 1. Das Belgische Institut für Postdienste und Telekommunikation wird als Koordinator benannt. § 2. Der Koordinator ist für die Koordinierung aller Fragen im Zusammenhang mit der Überwachung und Durchsetzung der Verordnung auf nationaler Ebene zuständig und trägt zu einer wirksamen und einheitlichen Überwachung und Durchsetzung der Verordnung in der gesamten Europäischen Union bei.

Der Koordinator hat die folgenden Aufgaben: 1. die Zentralisierung der in den Artikeln 9 und 10 der Verordnung genannten Anordnungen der belgischen sektoralen Behörden im Einklang mit Artikel 13;2. Erstellung des in Artikel 55 Absatz 3 der Verordnung genannten Jahresberichts im Einklang mit Artikel 12;3. Vertretung Belgiens in dem in den Artikeln 61 bis 63 der Verordnung genannten Gremium im Einklang mit Artikel 9;4. Entgegennahme und Weiterleitung von Anträgen gemäß den Artikeln 21, 22 und 40 der Verordnung im Einklang mit Artikel 10;5. Entgegennahme und Weiterleitung der in Artikel 53 der Verordnung genannten Beschwerden im Einklang mit Artikel 11;6. Entgegennahme und Weiterleitung von Anträge auf Beschränkungen der Akteneinsicht und Zusammenarbeit mit den nationalen Gerichten gemäß Artikel 82 der Verordnung im Einklang mit Artikel 14;7. Fungieren als zentrale Kontaktstelle, um einen reibungslosen Informationsfluss über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem mit den anderen zuständigen Behörden, den Koordinatoren der anderen Mitgliedstaaten der Europäischen Union, dem Gremium, der Europäischen Kommission und den Anbietern von Vermittlungsdiensten im Rahmen der folgenden Artikel der Verordnung sicherzustellen: 1.Artikel 13 Absatz 4; 2. Artikel 21 Absatz 4, 7 und 8;3. Artikel 22 Absatz 3, 4, 6 und 7;4. Artikel 24 Absatz 3 und 4;5. Artikel 33 Absatz 6;6. Artikel 40 Absatz 3, 4, 5, 6, 9, 10 und 11;7. Artikel 41 Absatz 3 und 4;8. Artikel 42 Absatz 4 und 5;9. Artikel 45 Absatz 3;10. Artikel 48 Absatz 3;11. Artikel 56, Absatz 7;12. Artikel 57;13. Artikel 58;14. Artikel 59 Absatz 3;15° Artikel 60;16° Artikel 64;17. Artikel 65 Absatz 2 und 3;18. Artikel 66 Absatz 2, 3 und 4;19. Artikel 67 Absatz 5 und 6;20. Artikel 68 Absatz 2;21. Artikel 69 Absatz 3 bis 10;22. Artikel 75 Absatz 2 und 3;23. Artikel 82 Absatz 1;24. Artikel 85; Alle anderen Aufgaben werden den in Artikel 1 Nummer 2 genannten zuständigen Behörden gemäß Artikel 49 Absatz 2 der Verordnung übertragen. Diese Aufgaben werden unter Berücksichtigung der Zuständigkeiten des Föderalstaates und der Gemeinschaften zugewiesen.

Der Koordinator darf keine Aufgaben wahrnehmen, die anderen zuständigen Behörden zugewiesen sind.

Art. 5 - Der Koordinator und die zuständigen Behörden richten ein Informationsaustauschsystem ein, das jedem von ihnen zugänglich ist.

Darauf zeigen sie in Echtzeit den Fortschritt der von ihnen bearbeiteten Akten an, einschließlich aller getroffenen Entscheidungen.

Art. 6 - Im Einklang mit den Artikeln 9 bis 12 und 14 bis 16 werden die darin genannten Informationen von dem Koordinator oder den zuständigen Behörden zu Informationszwecken in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem eingestellt.

Art. 7 - Die zuständigen Behörden treten mindestens vierteljährlich zusammen.

Art. 8 - Bevor die zuständigen Behörden eine Sanktion verhängen, überprüfen sie über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem, ob eine andere zuständige Behörde bereits eine endgültige Entscheidung gegen denselben Anbieter von Vermittlungsdiensten wegen desselben Verstoßes gegen die Verordnung getroffen hat.

Gegebenenfalls berücksichtigt die zuständige Behörde, die eine Sanktion verhängen möchte, alle von einer anderen zuständigen Behörde für denselben Verstoß bereits verhängten Sanktionen und gegebenenfalls die in Artikel 52 der Verordnung genannten Höchstbeträge.

Art. 9 - Der Koordinator erhält die Tagesordnung des Gremiums und stellt sie unverzüglich in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Die anderen zuständigen Behörden nehmen in Anwendung von Artikel 62 der Verordnung an dem Gremium teil.

Wird die Stellungnahme der Mitgliedstaaten benötigt, so wird die Stellungnahme Belgiens vom Koordinator ausgearbeitet, der seinen Entwurf in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem einstellt.

Ist eine zuständige Behörde der Gemeinschaften der Auffassung, dass ein Element des Entwurfs ganz oder teilweise in die Zuständigkeit ihrer Gemeinschaft fällt, so gibt die betreffende zuständige Behörde ihre Stellungnahme zu diesem Element ab, die unverzüglich in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem eingestellt wird.

Im Falle von Meinungsverschiedenheiten konsultieren der Koordinator und die anderen zuständigen Behörden einander.

Führt die gegenseitige Konsultation nicht zu einer Einigung über die vom Koordinator zu vertretende Stellungnahme, sieht Belgien von einer Stellungnahme ab.

Art. 10 - § 1. Der Koordinator nimmt die Anträge auf Zertifizierung als außergerichtliche Streitbeilegungsstelle und auf Status als vertrauenswürdiger Hinweisgebers oder zugelassener Forscher entgegen und stellt sie unverzüglich in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein. § 2. Der Koordinator gibt an, welche zuständige Behörde seiner Ansicht nach den Antrag nach § 1 gemäß Artikel 3 bearbeiten sollte.

Besteht Uneinigkeit darüber, welche zuständige Behörde den Antrag gemäß § 1 bearbeiten soll, der über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem innerhalb von fünf Arbeitstagen nach der Absendung gemäß § 1 mitgeteilt wurde, so konsultieren der Koordinator und die anderen zuständigen Behörden einander, um innerhalb von 20 Arbeitstagen nach Feststellung der Uneinigkeit oder innerhalb einer kürzeren Frist, falls dies in der Verordnung vorgesehen ist, einen Konsens zu erzielen. § 3. Kommt der in § 2 genannte Konsens nicht zustande, legt der Minister, in dessen Zuständigkeitsbereich die Leitung des Koordinators fällt, oder eine andere zuständige Behörde die Angelegenheit unverzüglich einem Interministeriellen Ausschuss vor, der sich aus folgenden Mitgliedern zusammensetzt: 1. der/die von der Föderalregierung ernannte(n) Minister;2. der/die von der Flämischen Gemeinschaft ernannte(n) Minister;3. der/die von der Französischen Gemeinschaft ernannte(n) Minister;4. der/die von der Deutschsprachigen Gemeinschaft ernannte(n) Minister. Der Interministerielle Ausschuss berät sich, um innerhalb von 40 Arbeitstagen einvernehmlich zu bestimmen, welche zuständige Behörde gemäß Artikel 3 ganz oder teilweise zuständig ist. § 4. Der Koordinator ist für die weitere Umsetzung der Entscheidung des Interministeriellen Ausschusses verantwortlich. § 5. Der Koordinator teilt dem Antragsteller mit, an welche zuständige Behörde der Antrag ganz oder teilweise weitergeleitet wurde. § 6. Die zuständige Behörde, an die der in § 1 genannte Antrag ganz oder teilweise weitergeleitet wurde, bearbeitet den Antrag und stellt ihre Entscheidung in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Art. 11 - § 1. Der Koordinator und gegebenenfalls die anderen zuständigen Behörden nehmen die Anträge der in Artikel 53 der Verordnung genannten Beschwerden entgegen und stellen sie unverzüglich in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Beschwerden, die sich nicht auf die Anwendung der Verordnung beziehen, werden vom Koordinator ermittelt, der den Beschwerdeführer informiert. § 2. Der Koordinator gibt entweder den Koordinator eines anderen Mitgliedstaats der Europäischen Union an, an den die Beschwerde gemäß Artikel 53 der Verordnung gerichtet ist, oder die zuständige Behörde, die seiner Ansicht nach die Beschwerde gemäß Artikel 3 bearbeiten sollte.

Besteht Uneinigkeit darüber, welche zuständige Behörde die Beschwerde bearbeiten soll, die über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem innerhalb von fünf Arbeitstagen nach der Absendung gemäß § 1 mitgeteilt wurde, so konsultieren der Koordinator und die anderen zuständigen Behörden einander, um innerhalb von 20 Arbeitstagen nach Feststellung der Uneinigkeit oder innerhalb einer kürzeren Frist, falls dies in der Verordnung vorgesehen ist, einen Konsens zu erzielen. § 3. Kommt der in § 2 genannte Konsens nicht zustande, legt der Minister, in dessen Zuständigkeitsbereich die Leitung des Koordinators fällt, oder eine andere zuständige Behörde die Angelegenheit unverzüglich dem in Artikel 10 § 3 genannten Interministeriellen Ausschuss vor.

Der Interministerielle Ausschuss berät sich, um innerhalb von 40 Arbeitstagen einvernehmlich zu bestimmen, welche zuständige Behörde gemäß Artikel 3 ganz oder teilweise zuständig ist. § 4. Der Koordinator ist für die weitere Umsetzung der Entscheidung des Interministeriellen Ausschusses verantwortlich. § 5. Der Koordinator teilt dem Beschwerdeführer mit, an welche zuständige Behörde die Beschwerde ganz oder teilweise weitergeleitet wurde. § 6. Die zuständige Behörde, an die die Beschwerde ganz oder teilweise weitergeleitet wurde, bearbeitet die Beschwerde und stellt ihre Entscheidung in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Art. 12 - Innerhalb von 20 Arbeitstagen nach Aufforderung durch den Koordinator stellt jede der zuständigen Behörden ihren Tätigkeitsbericht in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein und stellt sicher, dass er die in Artikel 55 Absätze 1 und 2 der Verordnung geforderten Mindestangaben enthält.

Der Koordinator fasst die Berichte aller zuständigen Behörden in einem Jahresbericht zusammen.

Der Koordinator stellt den Jahresbericht in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Art. 13 - Erhält der Koordinator eine Kopie einer Anordnung nach den Artikeln 9 und 10 der Verordnung, so stellt er sie unverzüglich in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Art. 14 - § 1. Erhält der Koordinator einen Antrag der Europäischen Kommission, des Gremiums oder des Koordinators eines anderen Mitgliedstaats, insbesondere gemäß Artikel 35 Absatz 3, Artikel 45 Absatz 2, Artikel 57, 58, 59, 60, 66 Absatz 3 oder Artikel 82 der Verordnung, so stellt er es unverzüglich in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein. § 2. Der Koordinator gibt an, welche zuständige Behörde seiner Ansicht nach dem Antrag gemäß Artikel 3 nachkommen sollte.

Besteht Uneinigkeit darüber, welche zuständige Behörde dem über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem innerhalb von fünf Arbeitstagen nach der Absendung gemäß § 1 übermittelten Antrag nachkommen sollte, so konsultieren der Koordinator und die anderen zuständigen Behörden einander, um innerhalb von 20 Arbeitstagen nach Feststellung der Uneinigkeit oder innerhalb einer kürzeren Frist, falls dies in der Verordnung vorgesehen ist, einen Konsens zu erzielen. § 3. Kommt der in § 2 genannte Konsens nicht zustande, legt der Minister, in dessen Zuständigkeitsbereich die Leitung des Koordinators fällt, oder eine andere zuständige Behörde die Angelegenheit unverzüglich dem in Artikel 10 § 3 genannten Interministeriellen Ausschuss vor.

Der Interministerielle Ausschuss berät sich, um innerhalb von 40 Arbeitstagen oder innerhalb einer kürzeren Frist, wenn dies in der Verordnung einvernehmlich zu bestimmen, welche zuständige Behörde gemäß Artikel 3 ganz oder teilweise zuständig ist. § 4. Der Koordinator ist für die weitere Umsetzung der Entscheidung des Interministeriellen Ausschusses verantwortlich. § 5. Die zuständige Behörde, an die der Antrag ganz oder teilweise weitergeleitet wurde, gibt dem Antrag spätestens fünf Arbeitstage vor Ablauf der in der Verordnung vorgesehenen Frist statt. Die Antwort wird in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem eingestellt.

Der Koordinator leitet die Antwort an die Kommission, das Gremium oder den Koordinator eines anderen Mitgliedstaats weiter.

Art. 15 - § 1. Möchte eine zuständige Behörde im Rahmen der darin genannten Aufgaben, insbesondere gemäß den Artikeln 57, 58 und 60, Artikel 65 Absatz 2, Artikel 68 Absatz 2 oder Artikel 69 Absatz 7 der Verordnung, einen Antrag an die Europäische Kommission, das Gremium oder den Koordinator eines anderen Mitgliedstaats richten, so stellt sie diesen Antrag in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem ein.

Der Koordinator wird unverzüglich tätig. § 2. Besteht Uneinigkeit über die Zuständigkeit der zuständigen Behörde, die sich an die Europäische Kommission, das Gremium oder den Koordinator eines anderen Mitgliedstaats wenden möchte, die über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem innerhalb von fünf Tagen nach der in § 1 genannten Absendung mitgeteilt wurde, konsultieren der Koordinator und die anderen zuständigen Behörden einander, um innerhalb von 20 Arbeitstagen nach Feststellung der Uneinigkeit oder innerhalb einer kürzeren Frist, wenn dies in der Verordnung vorgesehen ist, einen Konsens zu erzielen. § 3. Kommt der in § 2 genannte Konsens nicht zustande, legt der Minister, in dessen Zuständigkeitsbereich die Leitung des Koordinators fällt, oder eine andere zuständige Behörde die Angelegenheit unverzüglich dem in Artikel 10 § 3 genannten Interministeriellen Ausschuss vor.

Der Interministerielle Ausschuss berät sich, um innerhalb von 40 Arbeitstagen oder innerhalb einer kürzeren Frist, wenn dies in der Verordnung einvernehmlich zu bestimmen, ob die zuständige Behörde gemäß Artikel 3 ganz oder teilweise zuständig ist. § 4. Der Koordinator ist für die weitere Umsetzung der Entscheidung des Interministeriellen Ausschusses verantwortlich.

Art. 16 - Unbeschadet der Artikel 5 und 6 tauschen der Koordinator und die anderen zuständigen Behörden über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem alle Informationen aus, die für die Erfüllung ihrer jeweiligen Aufgaben bei der Durchführung der Verordnung nützlich sind.

Der Koordinator beantragt bei den anderen betroffenen zuständigen Behörden die Informationen, die diese zur Erfüllung ihrer Aufgaben im Rahmen der Verordnung benötigen, insbesondere Artikel 21 Absatz 7, Artikel 22 Absatz 7, Artikel 40 Absatz 10, Artikel 55 Absatz 3 und Artikel 66 Absatz 2. Die anderen zuständigen Behörden übermitteln dem Koordinator die angeforderten Informationen innerhalb der vom Koordinator gesetzten Frist.

Werden die zuständigen Behörden von der Europäischen Kommission in die Durchführung der Verordnung einbezogen, insbesondere gemäß Artikel 41 Absatz 3, Artikel 48, Artikel 64, Artikel 67 Absatz 5, Artikel 69 und Artikel 72 Absatz 2, so stellen sie in das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem alle nützlichen Informationen über ihre diesbezüglichen Maßnahmen ein.

Art. 17 - § 1. Die zuständigen Behörden sind jeweils für die Daten verantwortlich, die sich in ihrem Besitz befinden oder ihnen im Rahmen dieses Abkommens zur Verfügung gestellt werden. § 2. Die Übermittlung, Speicherung und sonstige Verarbeitung personenbezogener Daten über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem darf nur in notwendiger und verhältnismäßiger Weise und nur für die folgenden Zwecke erfolgen: 1. Informationsaustausch zwischen den zuständigen Behörden im Rahmen der Aufsicht, der Ermittlungen und der Anwendung der Verordnung;2. Behandlung der Akten durch die zuständigen Behörden bei der Ausübung ihrer Aufsichts-, Ermittlungs- und Anwendungsbefugnisse im Rahmen der Verordnung. § 3. Personenbezogene Daten dürfen über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem nur in Bezug auf die folgenden Kategorien von betroffenen Personen verarbeitet werden: 1. natürliche Personen, deren Informationen in Dokumenten enthalten sind, die im Rahmen der Überwachung, Untersuchung und Durchsetzung der Verordnung erlangt wurden;2. die Betreiber des in Artikel 5 genannten Informationsaustauschsystems sowie die Personen, die Zugang zu diesem System haben. § 4. Personenbezogene Daten können über das in Artikel 5 genannte Informationsaustauschsystem für die folgenden Kategorien personenbezogener Daten verarbeitet werden: 1. Identifikationsangaben, Kontaktdaten, Aktendetails und alle anderen Informationen, die für die Überwachung, die Untersuchung und die Durchsetzung der Verordnung notwendig sind;2. eine Akte und alle anderen Informationen, die im Rahmen der Artikel 10, 11, 13, 14 und 15 dieses Zusammenarbeitsabkommens erlangt wurden und für die Überwachung, Untersuchung und Durchsetzung der Verordnung notwendig sind;3. Name, Anschrift, Kontaktdaten, Kontaktnummer (Benutzernummer) der Verwalter des in Artikel 5 genannten Informationsaustauschsystems und der Personen, die Zugang zu diesem System haben. § 5. Die erhobenen personenbezogenen Daten können aufgrund dieses Zusammenarbeitsabkommens bis zu zehn Jahre nach Beendigung der Durchführung der dekretalen und/oder gesetzlichen Aufgaben und/oder der in diesem Zusammenarbeitsabkommen vorgesehenen Aufgaben oder bis zur Ausschöpfung aller Rechtsmittel aufbewahrt werden. Nach Ablauf dieser Fristen werden die personenbezogenen Daten gelöscht. § 6. Jede zuständige Behörde stellt sicher, dass die betroffenen Personen ihre Rechte gemäß der Verordnung (EU) 2016/679 und dem Gesetz vom 30. Juli 2018 zum Schutz natürlicher Personen bei der Verarbeitung personenbezogener Daten ausüben können, und ist dafür verantwortlich, dass diese Vorschriften bei den in ihrem Auftrag durchgeführten Verarbeitungen personenbezogener Daten eingehalten werden. § 7. Die folgenden Kategorien von Personen haben Zugang zu den verarbeiteten personenbezogenen Daten im Rahmen der Durchführung dieses Zusammenarbeitsabkommens: 1° die Mitarbeiter der zuständigen Behörden 2° die Mitarbeiter des Koordinators. Art. 18 - Drei Jahre nach Inkrafttreten dieses Zusammenarbeitsabkommens und danach alle drei Jahre überprüfen die zuständigen Behörden gemeinsam seine Funktionsweise und erstatten dem in Artikel 10 § 3 genannten Interministeriellen Ausschuss Bericht.

Art. 19 - Jede Partei dieses Abkommens kann jederzeit eine Überprüfung beantragen, indem sie die anderen Parteien und die zuständigen Behörden unterrichtet.

Dieses Abkommen kann nur unter der Bedingung gekündigt werden, dass dieselben Parteien ein neues Abkommen mit demselben Gegenstand geschlossen haben.

Art. 20 - Dieses Zusammenarbeitsabkommen tritt 10 Tage nach der Veröffentlichung des letzten Zustimmungsaktes im Belgischen Staatsblatt in Kraft.

Abgeschlossen in Brüssel am 3 Mai 2024 in vier Originalen, von denen jede Partei dieses Zusammenarbeitsabkommens erklärt, ein Exemplar erhalten zu haben Für den Föderalstaat: Der Premierminister A. DE CROO Der Vizepremierminister und Minister für Wirtschaft und Arbeit P.-Y. DERMAGNE Die Vizepremierministerin und Ministerin des Öffentlichen Dienstes, der Öffentlichen Unternehmen, der Telekommunikation und der Post P. DE SUTTER Der Staatssekretär für Digitalisierung, beauftragt mit der Administrativen Vereinfachung, dem Schutz des Privatlebens und der Gebäuderegie M. MICHEL Für die Flämische Gemeinschaft: Der Ministerpräsident der Flämischen Regierung und Flämische Minister für Auswärtige Angelegenheiten, Kultur, Digitalisierung und Facility Management J. JAMBON Der Flämische Minister für Brüssel, Jugend, Medien und Armutsbekämpfung B. DALLE Für die Deutschsprachige Gemeinschaft: Der Ministerpräsident der Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft und Minister für lokale Behörden und Finanzen O. PAASCH Die Ministerin für Kultur und Sport, Beschäftigung und Medien der Deutschsprachigen Gemeinschaft I. WEYKMANS Für die Französische Gemeinschaft: Der Premierminister der Regierung der Französischen Gemeinschaft P.-Y. JEHOLET Die Vizepräsidentin und Ministerin für Kinder, Gesundheit, Kultur, Medien und die Rechte der Frau B. LINARD