Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 mei 1998
gepubliceerd op 08 augustus 1998

Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliserings bij drage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector

bron
ministerie van financien
numac
1998003353
pub.
08/08/1998
prom.
19/05/1998
ELI
eli/wet/1998/05/19/1998003353/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MEI 1998. - Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliserings bij drage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 2, § 4, van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4. Voor de vaststelling van de op de jaren 1990 tot 1999 betrekking hebbende basisresponsabiliseringsbijdragen die gebruikt zullen worden voor het bepalen van de voor de jaren 1997 tot 2000 door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap verschuldigde responsabiliseringsbijdragen omvat de in § 2, tweede lid, bedoelde weddemassa deze van het personeel van het onderwijs voor sociale promotie niet. ».

Art. 3.In artikel 3, § 1, van voormelde bijzondere wet van 27 april 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden tussen de woorden « na aftrek » en « van het werkelijk aangewende » de woorden « van het gedeelte van die massa dat ten laste gelegd wordt van het Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels alsook » ingevoegd;2° in het derde lid worden tussen de woorden « na aftrek » en « van het voor datzelfde jaar » de woorden « van het gedeelte van die massa dat, volgens de ramingen, ten laste gelegd zal worden van het Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels alsook » ingevoegd.

Art. 4.In artikel 6, § 1, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet worden tussen de woorden « verminderd » en « met het in de loop van datzelfde jaar » de woorden « met het gedeelte van die massa dat ten laste gelegd wordt van het Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels alsook » ingevoegd.

Art. 5.In artikel 7 van dezelfde bijzondere wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 5° wordt vervangen door : « 5° Duitstalige Gemeenschap : 0 % »;b) hij wordt aangevuld als volgt : « 8° Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : 0 % »;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « voor de jaren 1994 tot 1996 » vervangen door de woorden « voor de jaren 1997 tot 2000 »;3° in § 2, tweede lid, worden de woorden « van het jaar 1996 » en « vanaf het jaar 1997 » respectievelijk vervangen door de woorden « van het jaar 2000 » en « vanaf het jaar 2001 »;4° aan § 2, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « Wat uitsluitend het personeel van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, het personeel van de Duitstalige Gemeenschap, met uitsluiting van dat van het onderwijs, en het personeel van het onderwijs voor sociale promotie betreft » worden vervangen door de woorden « Wat uitsluitend het personeel van de Duitstalige Gemeenschap, het personeel van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, het personeel van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het personeel van het onderwijs voor sociale promotie van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap betreft »;b) de woorden « tussen 31 december 1989 en 1 januari 1996 » worden vervangen door de woorden « tussen 31 december 1989 en 1 januari 2000 ».

Art. 6.Artikel 8 van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De werkelijke responsabiliseringsbijdrage die door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest verschuldigd is voor elk van de jaren 1997 tot 2000, is gelijk aan het bijdrag dat verkregen wordt door zijn weddemassa van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor deze bijdrage verschuldigd is, te vermenigvuldigen met een percentage dat de verhouding vertegenwoordigt tussen enerzijds het geheel van de door de in artikel 7, § 1, 1°, 3° en 4°, bedoelde overheden voor het betrokken jaar verschuldigde werkelijke responsabiliseringsbijdragen en anderzijds het gemiddelde van de weddemassa's van het geheel van dezelfde overheden. Dit gemiddelde wordt ieder jaar vastgesteld op basis van de vierjarige periode die tot grondslag dient voor de vaststelling van de voor het betrokken jaar verschuldigde werkelijke responsabiliseringsbijdrage. Voor de vaststelling van voormelde verhouding worden de met toepassing van § 2 door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap verschuldigde werkelijke responsabiliseringsbijdragen, de met toepassing van § 3 door de Duitstalige Gemeenschap verschuldigde werkelijke responsabiliseringsbijdrage en de met toepassing van § 4 door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verschuldigde werkelijke responsabiliseringsbijdrage, alsook de voor de vaststelling van deze bijdragen in aanmerking genomen weddemassa's, niet in aanmerking genomen. § 2. De werkelijke responsabiliseringsbijdrage die door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap verschuldigd is voor elk van de jaren 1997 tot 2000, maar enkel wat het personeel van het onderwijs voor sociale promotie betreft, is gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de weddemassa van ditzelfde personeel voor het jaar voorafgaand aan dat waarvoor deze bijdrage verschuldigd is, te vermenigvuldigen met het in § 1 bepaalde percentage. § 3. De werkelijke responsabiliseringsbijdrage die door de Duitstalige Gemeenschap verschuldigd is voor elk van de jaren 1997 tot 2000, is gelijk aan het bedrag dat verkregen wordt door haar weddemassa voor het jaar voorafgaand aan dat waarvoor deze bijdrage verschuldigd is, te vermenigvuldigen met het in § 1 bepaalde percentage. § 4. De werkelijke responsabiliseringsbijdrage die door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verschuldigd is voor elk van de jaren 1997 tot 2000, is gelijk aan het bedrag dat verkregen wordt door haar weddemassa voor het jaar voorafgaand aan dat waarvoor deze bijdrage verschuldigd is, te vermenigvuldigen met het in § 1 bepaalde percentage. ».

Art. 7.In artikel 9, § 1, van dezelfde bijzondere wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « het voorzienbare beschikbare saldo bij het Fonds voor overlevingspensioenen » geschrapt;2° het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de vaststelling van de voor de jaren 1997 tot 2000 verschuldigde voorlopige werkelijke responsabiliseringsbijdragen worden de in het tweede lid bepaalde werkelijke of geraamde weddemassa's vervangen, wat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap betreft, door de in artikel 2, § 4, bepaalde werkelijke of geraamde weddemassa's.»

Art. 8.Artikel 10, § 1, derde lid, van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de vaststelling van de voor de jaren 1997 tot 2000 verschuldigde definitieve werkelijke responsabiliseringsbijdragen worden de in het tweede lid bepaalde werkelijke weddemassa's vervangen, wat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap betreft, door de in artikel 2, § 4, bepaalde werkelijke weddemassa's. ».

Art. 9.Aan artikel 11, § 1, van dezelfde bijzondere wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « de Hoge Raad van Financiën is » en « belast met » worden de woorden « , voorafgaand aan het overleg met de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten, » ingevoegd;2° de woorden « vanaf 1 januari 1997 » worden vervangen door de woorden « vanaf het jaar 2001 ».

Art. 10.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 mei 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998 Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire Stukken.- Wetsontwerp, nr. 1295/1. - Verslag, nr. 1295/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat op 19 februari 1998, nr. 1295/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 18 en 19 februari 1998.

Senaat : Parlementaire Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 894/1. - Verslag, nr. 894/2. - Tekst aangenomen door de Commissie van de sociale aangelegenheden, nr. 894/3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering op 30 april 1998, nr. 894/4.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 23 en 30 april 1998.

^