gepubliceerd op 03 augustus 2010
Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, met de Bijlagen 1 en 2, en met de Aanhangsels, I, II, III, IV en V, gedaan te Straatsburg op 9 september 1996. - Addendum
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
19 JUNI 2008. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, met de Bijlagen 1 en 2, en met de Aanhangsels, I, II, III, IV en V, gedaan te Straatsburg op 9 september 1996. - Addendum (1)
Bijlage 2 - Aanhangsel V Grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen (Uitvoeringsregeling) De Conferentie van Verdragsluitende Partijen, onder verwijzing naar haar besluit CDNI 2009-II-4 met betrekking tot de grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen zoals voorzien in Bijlage 2 - Aanhangsel V van het Verdrag, overwegende dat er aanvullende uitvoeringsbepalingen nodig zijn om de toepassing van de nieuwe normen in de praktijk te kunnen handhaven, gezien de artikelen 14 en 19 van het Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en binnenvaart, stelt de instemming van alle Verdragsluitende Partijen met het onderhavige besluit vast, neemt de hier bijgevoegde versie 2010 van Aanhangsel V, ter vervanging van Aanhangsel V zoals opgenomen in besluit 2009-II-4, betreffende grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen aan.
Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2010.
Bijlage AANHANGSEL V Behorende bij de Uitvoeringsregeling (Versie 2010) Grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen 1. Boordzuiveringsinstallaties moeten bij de typekeuring aan de volgende grenswaarden voldoen : Tabel 1 : Grenswaarden bij de afvoer van boordzuiveringsinstallatie (testinstallatie) waar tijdens de typekeuring aan moet worden voldaan
Parameter
Zuurstofconcentratie
Bemonstering
Fase I
Fase II vanaf 1.1.2011
Biochemische zuurstofbehoefde (BZB5) ISO 5815-1 en 5815-2 (2003) 1)
25 mg/l
20 mg/l
24u-mengmonster, gehomogeniseerd
40 mg/l
25 mg/l
Steekproef, gehomogeniseerd
Chemische zuurstofbehoefte (CZB) 2) ISO 6060 (1989) 1)
125 mg/l
100 mg/l
24u-mengmonster, gehomogeniseerd
180 mg/l
125 mg/l
Steekproef, gehomogeniseerd
Totaal organisch gebonden koolstof (TOC) EN 1484 (1997) 1)
-
35 mg/l
24u-mengmonster, gehomogeniseerd
-
45 mg/l
Steekproef, gehomogeniseerd
1) De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.2) In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan. 2. Bij gebruik moet aan de volgende controlewaarden worden voldaan : Tabel 2 : Grenswaarden bij de afvoer van de boordzuiveringsinstallatie tijdens gebruik aan boord van passagiersschepen
Parameter
Zuurstofconcentratie
Bemonstering
Fase I
Fase II vanaf 1.1.2011
Biochemische zuurstofbehoefte (BZB5) ISO 5815-1 en 5815-2 (2003) 1)
40 mg/l
25 mg/l
Steekproef, gehomogeniseerd
Chemische zuurstofbehoefte (CZB) 2)
180 mg/l
125 mg/l
Steekproef gehomogeniseerd
ISO 6060 (1989) 1)
-
150 mg/l
Steekproef
Totaal organisch gebonden koolstof (TOC) EN 1484 (1997) 1)
-
45 mg/l
Steekproef, gehomogeniseerd
1) De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.2) In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan. De steekproef moet aan de desbetreffende waarde voldoen. De bevoegde instanties moeten met onregelmatige tussenpozen steekproeven nemen. 3. Procedés die gebruikmaken van chloorhoudende stoffen zijn niet toegestaan. Het is evenmin toegelaten, het huishoudelijk afvalwater te verdunnen om de specifieke belasting te verminderen en daardoor lozing mogelijk te maken.
Overgangsbepalingen voor passagiersschepen Bijlage 2, Deel C, artikel 9.01 De Conferentie van Verdragsluitende Partijen, overwegende dat de overgangstermijnen die in de Uitvoeringsregeling van het Verdrag voorzien zijn, reeds verstreken zijn, in het bewustzijn dat eventuele aanvullende termijnen in het licht van de beoogde milieudoelstelling zo beperkt mogelijk zouden moeten zijn, stelt vast dat elke Verdragsluitende Partij kan bepalen dat het voorschrift van artikel 9.01, onder punt 3, van de Bijlage 2, Deel C bij het Verdrag, op een latere datum dan in genoemd artikel bepaald, op haar gehele waterwegennet of een deel daarvan van toepassing kan worden, met dien verstande dat de termijn van 31 december 2011 niet wordt overschreden, verzoekt de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen het uitvoerend secretariaat van iedere maatregel in dezen in kennis te stellen. _______ Nota (1) Zie Belgisch Staatsblad d.d. 22 oktober 2009 en 9 maart 2010.