Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 juli 2013
gepubliceerd op 30 oktober 2013

Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, en met de Bijlage, aangenomen te Parijs op 20 oktober 2005 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2013015195
pub.
30/10/2013
prom.
19/07/2013
ELI
eli/wet/2013/07/19/2013015195/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

19 JULI 2013. - Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, en met de Bijlage, aangenomen te Parijs op 20 oktober 2005 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, en de Bijlage, aangenomen te Parijs op 20 oktober 2005, zullen volkomen gevolg hebben.

De amendementen bij het Verdrag bedoeld in het eerste artikel, die met toepassing van artikel 33, paragraaf 5, van dat Verdrag zullen worden aangenomen, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, op 19 juli 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met de Federale Culturele Instellingen, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, Ph. COURARD Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Zitting 2012-2013. Senaat.

Documenten : Ontwerp van wet ingediend op 22/03/2013, nr. 5-2025/1.

Verslag namens de commissie nr. 5-2025/2.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 2 mei 2013.

Stemming, vergadering van 2 mei 2013.

Kamer Documenten : Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2794/1.

Verslag namens de Commissie, nr. 53-2794/2.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 53-2794/3.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 29 mei 2013.

Stemming, vergadering van 29 mei 2013. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 6 mei 2011 (Belgisch Staatsblad van 15 juni 2011), Decreet van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2006 (Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2006), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 30 oktober 2006 (Belgisch Staatsblad van 4 januari 2007), Decreet van het Waalse Gewest van 10 november 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 november 2006), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 3 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 21 mei 2007). Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen De algemene Conferentie van de UNESCO, de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur, tijdens de 33e zitting te Parijs van 3 tot en met 21 oktober 2005 bijeen, Bevestigend dat culturele diversiteit inherent is aan de mensheid, Zich ervan bewust dat de culturele diversiteit tot het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid behoort en tot ieders voordeel moet worden gekoesterd en bewaard, In het besef dat culturele diversiteit een rijke, gevarieerde wereld creëert, die het aantal keuzes vergroot en menselijke capaciteiten en waarden bevordert, en dus een drijfveer is voor de duurzame ontwikkeling van gemeenschappen, volkeren en naties, Eraan herinnerend dat culturele diversiteit, die zich in een kader van democratie, tolerantie, sociale gerechtigheid en wederzijds respect tussen volkeren en culturen kan ontplooien, een noodzakelijke voorwaarde is voor lokale, nationale en internationale vrede en veiligheid, De nadruk leggend op het belang van culturele diversiteit voor de volledige verwezenlijking van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die zijn afgekondigd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en in andere universeel erkende instrumenten, Onderstrepend dat cultuur als strategisch element in het nationale en internationale ontwikkelingsbeleid en in de internationale ontwikkelingssamenwerking moet worden geïntegreerd, tevens rekening houdend met de Millenniumverklaring van de VN (2000) die de nadruk legt op de uitroeiing van de armoede, Overwegend dat cultuur in de loop van de tijd en in de ruimte diverse vormen aanneemt en dat deze diversiteit tot uiting komt in de originaliteit en de pluraliteit van de identiteiten en de cultuuruitingen van de volkeren en de samenlevingen die samen de mensheid uitmaken, Erkennend dat traditionele kennis als bron van immateriële en materiële rijkdom, en in het bijzonder de kennissystemen van autochtone volkeren, van groot belang zijn, een positieve bijdrage leveren tot duurzame ontwikkeling, en doelmatig moeten worden beschermd en bevorderd, Erkennend dat er maatregelen moeten worden genomen om de diversiteit van cultuuruitingen, inclusief van hun inhoud, te beschermen, in het bijzonder in situaties waar cultuuruitingen mogelijk met verdwijning of ernstige aantasting worden bedreigd, Onderstrepend dat cultuur van belang is voor de sociale cohesie in het algemeen, en in het bijzonder een bijdrage levert tot de verbetering van de status en de rol van de vrouw in de samenleving, Zich ervan bewust dat culturele diversiteit wordt versterkt door het vrije verkeer van ideeën, en wordt gevoed door permanente uitwisselingen en wisselwerkingen tussen de culturen, Nogmaals bevestigend dat de vrijheid van denken, meningsuiting en informatie, alsook de diversiteit van de media, het mogelijk maken dat cultuuruitingen zich in de samenlevingen ontplooien, Erkennend dat de diversiteit van cultuuruitingen, en ook van traditionele cultuuruitingen, een belangrijke factor is waardoor individuen en volkeren zich kunnen uiten, en hun ideeën en waarden met anderen kunnen delen, Eraan herinnerend dat taalkundige diversiteit een essentieel element van de culturele diversiteit is, en nogmaals bevestigend dat het onderwijs een fundamentele rol vervult in de bescherming en de bevordering van cultuuruitingen, Overwegend dat de vitaliteit van de culturen voor iedereen van belang is, ook voor mensen die tot minderheden behoren en voor autochtone volkeren, zoals die tot uiting komt in hun vrijheid om hun traditionele cultuuruitingen te scheppen, te verspreiden en te distribueren, en er toegang toe te hebben zodat zij er voor hun eigen ontwikkeling voordeel uit kunnen halen, Onderstrepend dat de wisselwerking tussen culturen en de culturele creativiteit een essentiële rol vervullen : zij voeden en vernieuwen cultuuruitingen en versterken de rol van wie ijvert voor de ontwikkeling van de cultuur voor de vooruitgang van de samenleving in haar geheel, Erkennend dat intellectuele eigendomsrechten van belang zijn voor de ondersteuning van personen die cultureel creatief zijn, Ervan overtuigd dat culturele activiteiten, goederen en diensten zowel een economisch als een cultureel aspect hebben omdat zij dragers zijn van identiteiten, waarden en betekenissen, en bijgevolg niet mogen worden behandeld alsof zij uitsluitend een commerciële waarde hebben, Vaststellend dat de mondialiseringsprocessen, in de hand gewerkt door de snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën, weliswaar nooit geziene omstandigheden scheppen voor een versterkte wisselwerking tussen de culturen, maar ook een uitdaging vormen voor de culturele diversiteit, met name wat de gevaren van ongelijkheid tussen rijke en arme landen betreft, Zich bewust van het specifieke mandaat dat aan de UNESCO is toevertrouwd om het respect voor de diversiteit van de culturen te verzekeren en aanbevelingen te doen voor de internationale akkoorden die zij nuttig acht om het vrije verkeer van ideeën via woord en beeld te bevorderen, Verwijzend naar de bepalingen van de door de UNESCO goedgekeurde internationale instrumenten in verband met culturele diversiteit en de uitoefening van culturele rechten, en in het bijzonder naar de Universele Verklaring betreffende culturele diversiteit van 2001, Keurt op 20 oktober 2005 het onderhavige verdrag goed.

I. DOELSTELLINGEN EN LEIDENDE BEGINSELEN Artikel 1 - Doelstellingen Dit verdrag heeft tot doel : (a) de diversiteit van cultuuruitingen te beschermen en te bevorderen;(b) de voorwaarden te scheppen waarin culturen zich kunnen ontplooien en vrij met elkaar in wisselwerking kunnen staan, en elkaar aldus wederzijds kunnen verrijken;(c) de dialoog tussen culturen aan te moedigen om in de wereld intensere en evenwichtiger culturele uitwisselingen te verzekeren, die het intercultureel respect en een vredescultuur ten goede komen;(d) de interculturaliteit te stimuleren om de culturele wisselwerking te ontwikkelen en zodoende bruggen tussen volkeren te slaan;(e) het respect voor de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen, alsook de bewustwording op lokaal, nationaal en internationaal vlak van de waarde van die diversiteit;(f) nogmaals het belang te bevestigen van het verband tussen cultuur en ontwikkeling voor alle landen, in het bijzonder voor de ontwikkelingslanden, en nationale en internationale maatregelen met het oog op de erkenning van de werkelijke waarde van dat verband aan te moedigen;(g) de specifieke aard te erkennen van culturele activiteiten, goederen en diensten als dragers van identiteiten, waarden en betekenissen;(h) nogmaals het soevereine recht van de staten te bevestigen om een beleid en maatregelen te handhaven, goed te keuren en uit te voeren die zij passend achten voor de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen op hun grondgebied;(i) de internationale samenwerking en solidariteit in een geest van partnerschap te versterken teneinde met name de capaciteiten van de ontwikkelingslanden om de diversiteit van cultuuruitingen te beschermen en te bevorderen, te verhogen. Artikel 2 - Leidende beginselen 1. Respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden Culturele diversiteit kan pas worden beschermd en bevorderd wanneer mensenrechten en fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, van informatie en van communicatie, alsook de mogelijkheid voor het individu om cultuuruitingen te kiezen, gewaarborgd zijn.Niemand mag zich op de bepalingen van dit verdrag beroepen om de mensenrechten en de fundamentele vrijheden zoals die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens of door het internationale recht worden gewaarborgd, te schenden of hun strekking te beperken. 2. Soevereiniteit De staten hebben overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en de internationale rechtsbeginselen het soevereine recht om maatregelen te nemen en een beleid te voeren ter bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen op hun grondgebied.3. Gelijke waardigheid van en gelijk respect voor alle culturen De bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen impliceert de erkenning van de gelijke waardigheid van en het gelijke respect voor alle culturen, met inbegrip van die van personen die tot minderheden behoren en van autochtone volkeren.4. Internationale solidariteit en samenwerking Internationale samenwerking en solidariteit moet het alle landen, en in het bijzondere de ontwikkelingslanden, mogelijk maken om op lokaal, nationaal en internationaal vlak de middelen te creëren en te versterken die voor hun cultuuruiting nodig zijn, met inbegrip van hun cultuurindustrie, ongeacht of het een ontluikende of een gevestigde industrie betreft.5. Complementariteit van de economische en culturele aspecten van ontwikkeling Aangezien cultuur een van de drijfveren van ontwikkeling is, zijn de culturele aspecten van ontwikkeling even belangrijk als de economische, en individuen en volkeren hebben het fundamentele recht om eraan deel te nemen en ze te genieten.6. Duurzame ontwikkeling Culturele diversiteit is een grote rijkdom voor mens en samenleving. Bescherming, bevordering en behoud van culturele diversiteit zijn essentiële voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling ten gunste van de huidige en de toekomstige generaties. 7. Billijke toegang De billijke toegang tot een rijk en gediversifieerd scala van cultuuruitingen van over de hele wereld en de toegang van de culturen tot de middelen om zich uit te drukken en hun uitingen te verspreiden zijn belangrijke elementen om de culturele diversiteit te versterken en het wederzijds begrip te bevorderen.8. Openheid en evenwicht Wanneer staten maatregelen nemen om de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen, horen zij op een passende manier de openheid voor de andere culturen in de wereld te bevorderen en zich ervan te vergewissen dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de door dit verdrag nagestreefde doeleinden. II. TOEPASSINGSGEBIED Artikel 3 - Toepassingsgebied Dit verdrag is van toepassing op de maatregelen en het beleid van de partijen met betrekking tot de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

III. DEFINITIES Artikel 4 - Definities In dit verdrag worden de volgende definities gehanteerd : 1. Culturele diversiteit Onder « culturele diversiteit » wordt verstaan : de veelheid aan vormen waardoor de culturen van groepen en samenlevingen tot uiting komen.Deze uitingen worden binnen en tussen de groepen en samenlevingen overgebracht.

Culturele diversiteit komt niet alleen tot uiting in de uiteenlopende vormen waarin het cultureel erfgoed van de mensheid dankzij de diversiteit van cultuuruitingen wordt geopenbaard, verrijkt en overgebracht, maar, ongeacht de gebruikte middelen en technologieën, ook via de verschillende wijzen om cultuuruitingen te scheppen, te produceren, te verspreiden, te distribueren en te genieten. 2. Culturele inhoud Onder « culturele inhoud » wordt verstaan : de symbolische betekenis, de artistieke dimensie en de culturele waarden waaraan culturele identiteiten ten grondslag liggen of die deze tot uiting brengen.3. Cultuuruitingen « Cultuuruitingen » zijn uitingen die het resultaat zijn van de creativiteit van individuen, groepen en samenlevingen, en die een culturele inhoud hebben.4. Culturele activiteiten, goederen en diensten Onder « culturele activiteiten, goederen en diensten » wordt verstaan : activiteiten, goederen en diensten die gezien hun specifieke aard, aanwending of doel, vorm geven aan cultuuruitingen of deze overbrengen, ongeacht hun eventuele commerciële waarde.Culturele activiteiten kunnen een doel op zich zijn, maar kunnen ook bijdragen tot de productie van culturele goederen en diensten. 5. Cultuurindustrie Onder « cultuurindustrie » wordt verstaan : de industrie die culturele goederen of diensten zoals omschreven in punt 4 produceert of distribueert.6. Cultuurbeleid en culturele maatregelen Onder « cultuurbeleid en culturele maatregelen » wordt verstaan : het beleid en de maatregelen op cultuurgebied op lokaal, nationaal, regionaal of internationaal niveau, ongeacht of deze op de eigenlijke cultuur zijn toegespitst, dan wel bedoeld zijn om een rechtstreekse uitwerking te hebben op cultuuruitingen van individuen, groepen of samenlevingen, inclusief op het scheppen, produceren, verspreiden en distribueren van culturele activiteiten, goederen en diensten, alsook op de toegang daartoe.7. Bescherming Onder « bescherming » wordt verstaan : het nemen van maatregelen met het oog op het behoud, de vrijwaring en de versterking van de diversiteit van cultuuruitingen. Onder « beschermen » wordt verstaan : dergelijke maatregelen nemen. 8. Interculturaliteit Onder « interculturaliteit » wordt verstaan : het bestaan van en de billijke wisselwerking tussen verschillende culturen, alsook de mogelijkheid om via dialoog en wederzijds respect tot gezamenlijke cultuuruitingen te komen. IV. RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE PARTIJEN Artikel 5 - Algemene regel inzake rechten en verplichtingen 1. Overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties, de internationale rechtsbeginselen en de universeel erkende instrumenten op het gebied van de mensenrechten, bevestigen de partijen hun soevereine recht om hun cultuurbeleid te bepalen en uit te voeren, en om maatregelen te nemen ter bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen en ter versterking van de internationale samenwerking teneinde de doelstellingen van dit verdrag te verwezenlijken.2. Wanneer een partij een beleid uitvoert en maatregelen neemt om de diversiteit van cultuuruitingen op haar grondgebied te beschermen en te bevorderen, moeten haar beleid en maatregelen met dit verdrag in overeenstemming zijn. Artikel 6 - Rechten van de partijen op nationaal vlak 1. Elke partij kan in het kader van haar in artikel 4, punt 6, beschreven cultuurbeleid en culturele maatregelen, en rekening houdend met de eigen omstandigheden en behoeften, maatregelen nemen ter bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen op haar grondgebied.2. Het kan daarbij gaan om : (a) regelgeving ter bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;(b) maatregelen die de nationale culturele activiteiten, goederen en diensten passende kansen bieden om hun plaats te vinden tussen alle activiteiten, goederen en diensten die op haar grondgebied beschikbaar zijn voor hun schepping, productie, verspreiding, distributie en genot, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de taal die voor deze activiteiten, goederen en diensten wordt gebruikt;(c) maatregelen die ertoe strekken de onafhankelijke nationale cultuurindustrie en de activiteiten van de informele sector effectieve toegang te verstrekken tot de middelen om culturele activiteiten, goederen en diensten te produceren, te verspreiden en te distribueren;(d) maatregelen om financiële overheidssteun toe te kennen;(e) maatregelen om non-profitorganisaties, overheids- en privé-instellingen, kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector ertoe aan te moedigen de vrije uitwisseling en het vrije verkeer van ideeën en cultuuruitingen, alsook van culturele activiteiten, goederen en diensten te ontwikkelen en te bevorderen, en de creativiteit en de ondernemingsgeest bij hun activiteiten te stimuleren;(f) maatregelen om op passende wijze openbare instellingen op te richten en te ondersteunen;(g) maatregelen om kunstenaars en al wie bij het scheppen van cultuuruitingen is betrokken, aan te moedigen en te steunen;(h) maatregelen ter bevordering van de diversiteit van de media, onder meer via de openbare omroep. Artikel 7 - Maatregelen ter bevordering van cultuuruitingen 1. De partijen streven ernaar om op hun grondgebied de omstandigheden te creëren die personen en maatschappelijke groepen ertoe aanzetten : (a) hun eigen cultuuruitingen te scheppen, te verspreiden, te distribueren en er toegang toe te hebben, terdege rekening houdend met de specifieke omstandigheden en behoeften van vrouwen en van diverse groepen in de samenleving, met inbegrip van personen die tot een minderheid behoren en autochtone volkeren;(b) toegang te hebben tot diverse cultuuruitingen uit hun grondgebied en uit andere landen in de wereld.2. De partijen streven er eveneens naar de belangrijke bijdrage te erkennen van kunstenaars en van al wie bij het scheppingsproces betrokken is, van culturele gemeenschappen en van organisaties die hen in hun werk steunen, alsook hun centrale rol die erin bestaat de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen. Artikel 8 - Maatregelen ter bescherming van cultuuruitingen 1. Onverminderd de artikelen 5 en 6 kan een partij vaststellen dat zich speciale situaties voordoen waarin cultuuruitingen op haar grondgebied gevaar lopen te verdwijnen, ernstig bedreigd worden of op de ene of andere manier dringend moeten worden gevrijwaard.2. De partijen kunnen in de in lid 1 genoemde situaties alle nodige maatregelen nemen om cultuuruitingen in overeenstemming met dit verdrag te beschermen en te behouden.3. De partijen brengen bij het in artikel 23 bedoelde Intergouvernementeel Comité verslag uit over alle maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen, en het Comité kan passende aanbevelingen doen. Artikel 9 - Uitwisseling van informatie en transparantie De partijen : (a) verstrekken om de vier jaar in hun verslagen aan de UNESCO passende informatie over de maatregelen ter bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen die zij op hun grondgebied en op internationaal niveau hebben genomen;(b) wijzen een contactpunt aan dat bevoegd is voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot dit verdrag;(c) delen informatie mee en wisselen informatie uit over de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen. Artikel 10 - Voorlichting en bewustmaking van het publiek De partijen : (a) bevorderen en ontwikkelen, onder meer door voorlichtings- en bewustmakingsprogramma's voor het publiek, het inzicht dat de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van belang zijn;(b) werken samen met andere partijen en internationale en regionale organisaties om het doel van dit artikel te verwezenlijken;(c) zetten zich ervoor in om creativiteit aan te moedigen en productiecapaciteiten te versterken door op het gebied van de cultuurindustrie voorlichtings-, opleidings- en uitwisselingsprogramma's in te stellen.Deze maatregelen moeten op zodanige wijze worden toegepast dat zij geen negatieve gevolgen hebben voor traditionele productievormen.

Artikel 11 - Participatie van het maatschappelijk middenveld De partijen erkennen de essentiële rol van het maatschappelijk middenveld in de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen. Zij moedigen het maatschappelijk middenveld ertoe aan actief te participeren in hun inspanningen om de doelstellingen van dit verdrag te verwezenlijken.

Artikel 12 - Bevordering van de internationale samenwerking De partijen streven ernaar hun bilaterale, regionale en internationale samenwerking te versterken om gunstige voorwaarden te scheppen voor de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, in het bijzonder rekening houdend met de in artikelen 8 en 17 vermelde situaties, met name teneinde : (a) de dialoog tussen de partijen over cultuurbeleid te bevorderen;(b) de strategische en beheerscapaciteiten van de overheidssector in de openbare cultuurinstellingen te versterken dankzij professionele en internationale culturele uitwisselingen en het doorgeven van beste praktijken;(c) de partnerschappen met en tussen het maatschappelijk middenveld, niet-gouvernementele organisaties en de privésector te versterken om de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen;(d) de aanwending van nieuwe technologieën te bevorderen, partnerschappen aan te moedigen om de informatie-uitwisseling en het begrip van culturen te versterken, en de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen;(e) het sluiten van coproductie- en codistributieovereenkomsten aan te moedigen. Artikel 13 - Integratie van cultuur in duurzame ontwikkeling De partijen streven ernaar cultuur op alle niveaus in hun ontwikkelingsbeleid te integreren om gunstige voorwaarden voor duurzame ontwikkeling te scheppen, en in dat kader aspecten die verband houden met de bescherming en de bevordering van cultuuruitingen te stimuleren.

Artikel 14 - Ontwikkelingssamenwerking De partijen beijveren zich ervoor de samenwerking met het oog op duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding te steunen, in het bijzonder wat de specifieke behoeften van de ontwikkelingslanden betreft, teneinde onder meer met de volgende middelen het ontluiken van een dynamische culturele sector te bevorderen : (a) versterking van de cultuurindustrie van de ontwikkelingslanden : (i) door in ontwikkelingslanden culturele productie- en distributiecapaciteit te scheppen en te versterken; (ii) door een betere toegang van hun culturele activiteiten, goederen en diensten tot de wereldmarkt en de internationale distributienetwerken te bevorderen; (iii) door het ontstaan van levensvatbare lokale en regionale markten mogelijk te maken; (iv) door in de ontwikkelde landen, waar mogelijk, passende maatregelen te nemen om de toegang tot hun grondgebied van culturele activiteiten, goederen en diensten uit ontwikkelingslanden te bevorderen; (v) door creatief werk te steunen en, voorzover mogelijk, de mobiliteit van kunstenaars uit ontwikkelingslanden te bevorderen; (vi) door een passende samenwerking tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden aan te moedigen, met name op het gebied van muziek en film; (b) versterking van de capaciteiten door uitwisseling van informatie, ervaring en deskundigheid, alsook door opleiding van het menselijk potentieel in ontwikkelingslanden in de overheids- en de privésector, met name inzake strategische en beheerscapaciteiten, het uitwerken en uitvoeren van een beleid, de bevordering en de distributie van cultuuruitingen, de ontwikkeling van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, de aanwending van technologie en de ontwikkeling en overdracht van vaardigheden;(c) overdracht van technologie door de invoering van passende stimuleringsmaatregelen voor de overdracht van technologie en knowhow, in het bijzonder op het gebied van de cultuurindustrie en culturele ondernemingen;(d) financiële steun door : (i) de oprichting van een Internationaal Fonds voor culturele diversiteit, zoals bepaald in artikel 18; (ii) de toekenning van passende officiële ontwikkelingshulp, onder meer van technische bijstand, om creativiteit te stimuleren en te steunen; (iii) andere vormen van financiële hulp zoals laagrentende leningen, subsidies en andere financieringsmechanismen.

Artikel 15 - Invulling van de samenwerking De partijen stimuleren de ontwikkeling van partnerschappen tussen en in de overheidssector, de privésector en non-profitorganisaties, die tot doel hebben met ontwikkelingslanden samen te werken aan de versterking van hun capaciteit om de diversiteit van cultuuruitingen te beschermen en te bevorderen. Inspelend op de concrete behoeften van de ontwikkelingslanden zullen deze vernieuwende partnerschappen de nadruk leggen op de verdere ontwikkeling van infrastructuur, menselijk potentieel en beleidsmaatregelen, alsook op de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten.

Artikel 16 - Voorkeursbehandeling voor ontwikkelingslanden De ontwikkelde landen bevorderen de culturele uitwisselingen met de ontwikkelingslanden door hun kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars, alsook hun culturele goederen en diensten door middel van een passend institutioneel en juridisch kader een voorkeursbehandeling te geven.

Artikel 17 - Internationale samenwerking in geval van een ernstige bedreiging van cultuuruitingen De partijen werken samen om elkaar, en in het bijzonder de ontwikkelingslanden, in de in artikel 8 bedoelde situaties bijstand te verlenen.

Artikel 18 - Internationaal Fonds voor culturele diversiteit 1. Er wordt een Internationaal Fonds voor culturele diversiteit opgericht, hierna « het fonds » te noemen.2. Het fonds bestaat uit deposito's overeenkomstig het financieel reglement van de UNESCO.3. De middelen van het fonds omvatten : (a) de vrijwillige bijdragen van de partijen;(b) de fondsen die met dit doel door de algemene Conferentie van de UNESCO zijn toegewezen;(c) de stortingen, giften of legaten van andere staten, organisaties en programma's van de Verenigde Naties, andere regionale of internationale organisaties, en overheids- of privé-instellingen of privé-personen;(d) verschuldigde rente op de middelen van het fonds;(e) de opbrengst van inzamelingen en ontvangsten van manifestaties die ten gunste van het fonds werden georganiseerd;(f) alle andere middelen die het reglement van het fonds toestaat.4. Het Intergouvernementeel Comité beslist over de aanwending van de middelen van het fonds op grond van de richtsnoeren van de in artikel 22 bedoelde Conferentie van de partijen.5. Het Intergouvernementeel Comité kan voor algemene of specifieke doelstellingen in verband met welomschreven projecten bijdragen en andere vormen van steun aanvaarden, op voorwaarde dat die projecten door het Intergouvernementeel Comité zijn goedgekeurd.6. Aan de bijdragen tot het fonds mogen geen politieke, economische of andere voorwaarden zijn verbonden die onverenigbaar zijn met de doelstellingen van dit verdrag.7. De partijen streven ernaar op gezette tijden vrijwillige bijdragen te storten voor de uitvoering van dit verdrag. Artikel 19 C Uitwisseling, analyse en verspreiding van informatie 1. De partijen komen overeen informatie en deskundigheid met betrekking tot gegevensverzameling en statistieken op het gebied van de diversiteit van cultuuruitingen uit te wisselen, alsook met betrekking tot beste praktijken om deze diversiteit te beschermen en te bevorderen.2. Door gebruik te maken van de bestaande mechanismen van het secretariaat bevordert de UNESCO het verzamelen, de analyse en de verspreiding van alle informatie, statistieken en beste praktijken op dit gebied.3. Voorts creëert en actualiseert de UNESCO een gegevensbank over verschillende sectoren en gouvernementele, particuliere en non-profitorganisaties die actief zijn op het gebied van cultuuruitingen.4. Teneinde het verzamelen van de gegevens te bevorderen, besteedt de UNESCO bijzondere aandacht aan de versterking van de capaciteit en de deskundigheid van de partijen die op dat gebied om bijstand vragen.5. De in dit artikel beschreven verzameling van informatie vult de in artikel 9 bedoelde informatie aan. V. VERHOUDING TOT ANDERE INSTRUMENTEN Artikel 20 - Verhouding tot andere instrumenten : wederzijdse steun, complementariteit en non-subordinatie 1. De partijen erkennen dat zij hun verplichtingen krachtens dit en alle andere verdragen waarbij zij partij zijn, te goeder trouw moeten nakomen.Zonder dit verdrag aan andere verdragen ondergeschikt te maken, (a) bevorderen zij de wederzijdse ondersteuning van dit en de andere verdragen waarbij zij partij zijn;en (b) houden zij bij de interpretatie en de toepassing van andere verdragen waarbij zij partij zijn of bij het aangaan van andere internationale verplichtingen rekening met de relevante bepalingen van dit verdrag.2. Niets in dit verdrag mag worden geïnterpreteerd als een wijziging van de rechten en verplichtingen van de partijen krachtens andere verdragen waarbij zij partij zijn. Artikel 21 - Overleg en coördinatie op internationaal niveau De partijen verbinden zich ertoe de verwezenlijking van de doelstellingen en beginselen van dit verdrag op andere internationale fora te bevorderen. Daartoe plegen de partijen, indien nodig, overleg, daarbij deze doelstellingen en beginselen in gedachten houdend.

VI. ORGANEN VAN HET VERDRAG Artikel 22 - Conferentie van de partijen 1. Er wordt een Conferentie van de partijen ingesteld.Deze Conferentie is het plenaire en hoogste orgaan van dit verdrag. 2. De Conferentie van de partijen komt, voorzover mogelijk, om de twee jaar in gewone zitting bijeenin het kader van de algemene Conferentie van de UNESCO.Zij kan in buitengewone zitting bijeenkomen wanneer zij daartoe beslist, of wanneer het Intergouvernementeel Comité daartoe van minstens een derde van de partijen een verzoek ontvangt. 3. De Conferentie van de partijen stelt haar reglement van orde vast.4. De Conferentie van de partijen heeft onder meer de taak : (a) de leden van het Intergouvernementeel Comité te verkiezen;(b) de door het Intergouvernementeel Comité doorgestuurde verslagen van de partijen bij het verdrag in ontvangst te nemen en te bespreken;(c) de operationele richtsnoeren, die het Intergouvernementeel Comité op haar verzoek heeft opgesteld, goed te keuren;(d) alle nodige maatregelen te nemen die zij nodig acht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit verdrag. Artikel 23 - Intergouvernementeel Comité 1. Bij de UNESCO wordt een Intergouvernementeel Comité voor de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen ingesteld, hierna « het Intergouvernementeel Comité » te noemen.Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van 18 staten die partij zijn bij het verdrag. Zij worden, zodra dit verdrag overeenkomstig artikel 29 in werking treedt, voor vier jaar door de Conferentie van de partijen verkozen. 2. Het Intergouvernementeel Comité komt één keer per jaar bijeen.3. Het Intergouvernementeel Comité staat onder toezicht en volgt de richtsnoeren van de Conferentie van de partijen, en is haar rekenschap verschuldigd.4. Het aantal leden van het Intergouvernementeel Comité wordt op 24 gebracht zodra er 50 partijen zijn bij het verdrag.5. De verkiezing van de leden van het Intergouvernementeel Comité is gebaseerd op de beginselen van een billijke geografische spreiding en roulering.6. Onverminderd de andere bevoegdheden die dit verdrag het Intergouvernementeel Comité verleent, heeft dat Comité de volgende taken : (a) de verwezenlijking van de doelstellingen van dit verdrag bevorderen, en de uitvoering ervan stimuleren en hierop toezicht houden;(b) op verzoek van de Conferentie van de partijen de operationele richtsnoeren voor de uitvoering en de toepassing van de bepalingen van het verdrag opstellen, en haar die ter goedkeuring voorleggen;(c) de verslagen van de partijen bij het verdrag, samen met zijn opmerkingen en een samenvatting van de inhoud ervan, doen toekomen aan de Conferentie van de partijen;(d) passende aanbevelingen doen in situaties die de partijen hem overeenkomstig de relevante bepalingen van het verdrag, en in het bijzonder artikel 8, ter kennis brengen;(e) raadplegingsprocedures en -mechanismen instellen om de verwezenlijking van de doelstellingen en de naleving van de beginselen van dit verdrag in andere internationale fora te bevorderen;(f) alle taken uit te voeren waarom de Conferentie van de partijen verzoekt.7. Overeenkomstig zijn reglement van orde kan het Intergouvernementeel Comité op elk ogenblik overheidsorganen, privé-organen of natuurlijke personen op zijn vergaderingen uitnodigen om hen over specifieke aangelegenheden te raadplegen.8. Het Intergouvernementeel Comité stelt zijn reglement van orde vast en legt het ter goedkeuring voor aan de Conferentie van de partijen. Artikel 24 - Secretariaat van de UNESCO 1. De organen van het verdrag worden bijgestaan door het secretariaat van de UNESCO.2. Het secretariaat stelt de documentatie van de Conferentie van de partijen en van het Intergouvernementeel Comité samen, stelt de ontwerp-agenda van hun vergaderingen op, helpt hun beslissingen uit te voeren en brengt er verslag over uit. VII. SLOTBEPALINGEN Artikel 25 - Geschillenregeling 1. Wanneer de partijen het oneens zijn over de interpretatie of de toepassing van dit verdrag, proberen zij door overleg een oplossing te vinden.2. Wanneer de betrokken partijen niet door overleg tot overeenstemming kunnen komen, kunnen zij in onderlinge overeenstemming een beroep doen op de bijstand of bemiddeling van een derde.3. Wanneer er geen bijstand is verleend of er geen bemiddeling heeft plaatsgevonden, of wanneer het geschil niet kon worden geregeld door overleg, bijstand of bemiddeling, kan één van de partijen een beroep doen op de verzoeningsprocedure in de bijlage bij dit verdrag.De partijen overwegen te goeder trouw het voorstel van de verzoeningscommissie voor de regeling van het geschil. 4. Elke partij kan bij de bekrachtiging, de aanvaarding, de goedkeuring of de toetreding verklaren dat zij de hierboven vermelde verzoeningsprocedure niet erkent.Elke partij die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, kan die verklaring te allen tijde intrekken door middel van kennisgeving aan de directeur-generaal van de UNESCO. Artikel 26 - Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding 1. Dit verdrag is onderworpen aan bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door de lidstaten van de UNESCO, overeenkomstig hun respectieve grondwettelijke procedures.2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden bij de directeur-generaal van de UNESCO nedergelegd. Artikel 27 - Toetreding 1. Tot dit verdrag kunnen staten toetreden die geen lid zijn van de UNESCO, maar wel van de Verenigde Naties of van één van haar gespecialiseerde instellingen, en die door de algemene Conferentie van de UNESCO tot toetreding worden uitgenodigd.2. Tot dit verdrag kunnen eveneens gebieden toetreden die een door de Verenigde Naties als dusdanig erkende volledige interne autonomie genieten, maar niet volledig onafhankelijk zijn overeenkomstig Resolutie 1514 (XV) van de algemene Vergadering, en die bevoegd zijn voor de aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld, alsook om over deze aangelegenheden verdragen te sluiten.3. De volgende bepalingen zijn van toepassing op de organisaties voor regionale economische integratie : (a) tot dit verdrag kan eveneens elke organisatie voor regionale economische integratie toetreden die, onder voorbehoud van het onderstaande, net als de staten die er partij bij zijn volledig gebonden is door dit verdrag;(b) wanneer één of meer lidstaten van een dergelijke organisatie ook partij zijn bij het verdrag, stellen die organisatie of die lidstaat/lidstaten hun verantwoordelijkheid bij het nakomen van hun verplichtingen krachtens dit verdrag vast.Deze verdeling van de verantwoordelijkheid wordt van kracht wanneer de onder c) beschreven kennisgevingsprocedure is voltooid. De organisatie en de lidstaten zijn niet gemachtigd om de uit dit verdrag voortvloeiende rechten tegelijkertijd uit te oefenen. Voorts beschikken de organisaties voor regionale economische integratie op hun bevoegdheidsgebieden voor de uitoefening van hun stemrecht over evenveel stemmen als er lidstaten van hun organisatie partij zijn bij dit verdrag. Deze organisaties maken geen gebruik van hun stemrecht wanneer hun lidstaten dat wel doen, en omgekeerd; (c) een organisatie voor regionale economische integratie en haar lidstaat of lidstaten die overeenkomstig punt b) een verdeling van de verantwoordelijkheid zijn overeengekomen, lichten de partijen op de volgende wijze over deze verdeling van de verantwoordelijkheid in : (i) in haar akte van toetreding vermeldt deze organisatie precies hoe de verantwoordelijkheden met betrekking tot de aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld, zijn verdeeld; (ii) wanneer de respectieve verantwoordelijkheden nadien worden gewijzigd, licht de organisatie voor regionale economische integratie de depositaris in over elk voorstel om deze verantwoordelijkheden te wijzigen; de depositaris licht op zijn beurt de partijen over deze wijziging in; (d) de lidstaten van een organisatie voor regionale economische integratie die partij worden bij het verdrag, worden geacht bevoegd te blijven voor alle gebieden waarvoor er geen uitdrukkelijk aan de depositaris gemelde of gesignaleerde bevoegdheidsoverdracht aan de organisatie heeft plaatsgevonden;(e) onder « organisatie voor regionale economische integratie » wordt een organisatie verstaan die bestaat uit soevereine staten die lid zijn van de Verenigde Naties of van één van haar gespecialiseerde instellingen, waaraan deze staten hun bevoegdheid op gebieden die onder dit verdrag vallen hebben overgedragen, en waaraan volgens haar interne procedures toestemming is verleend om partij te worden bij dit verdrag.4. De akte van toetreding wordt bij de directeur-generaal van de UNESCO nedergelegd. Artikel 28 - Contactpunt Elke partij die lid wordt bij dit verdrag wijst een contactpunt aan als bedoeld in artikel 9.

Artikel 29 - Inwerkingtreding 1. Dit verdrag treedt in werking drie maanden na de datum waarop de dertigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding is nedergelegd, maar uitsluitend ten aanzien van de staten en organisaties voor regionale economische integratie die hun respectieve akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding op die datum of eerder hebben nedergelegd.Voor alle andere partijen treedt het verdrag in werking drie maanden na de nederlegging van hun akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt een akte die door een organisatie voor regionale economische integratie wordt nedergelegd niet beschouwd als een bijkomende akte naast de akten die haar lidstaten reeds hebben nedergelegd. Artikel 30 - Federale of niet-unitaire grondwettelijke stelsels Erkennende dat de internationale overeenkomsten de partijen, ongeacht hun grondwettelijke stelsels, verbinden, gelden de onderstaande bepalingen voor de partijen met een federaal of niet-unitair grondwettelijk stelsel : (a) wat de bepalingen van dit verdrag betreft, waarvan de toepassing tot de bevoegdheid van de federale of centrale wetgevende macht behoort, heeft de federale of centrale regering dezelfde verplichtingen als de partijen die geen federale staat zijn;(b) wat de bepalingen van dit verdrag betreft, waarvan de toepassing tot de bevoegdheid behoort van elk van de samenstellende delen zoals staten, districten, provincies of kantons, die krachtens het grondwettelijk stelsel van de federatie niet gehouden zijn wetgevingsmaatregelen te nemen, brengt de federale overheid deze bepalingen, indien nodig, ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de samenstellende delen zoals staten, districten, provincies of kantons, samen met haar aanbeveling voor goedkeuring. Artikel 31 - Opzegging 1. Elk van de partijen kan dit verdrag opzeggen.2. Kennisgeving van de opzegging gebeurt door nederlegging van een schriftelijk instrument bij de directeur-generaal van de UNESCO.3. De opzegging wordt van kracht twaalf maanden na ontvangst van de akte van opzegging.Zij wijzigt geenszins de financiële verplichtingen, die de opzeggende partij dient na te komen tot de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

Artikel 32 - Taken van de depositaris In zijn hoedanigheid van depositaris van dit verdrag licht de directeur-generaal van de UNESCO de lidstaten van de organisatie, de in artikel 27 bedoelde niet-lidstaten en organisaties voor regionale economische integratie, alsook de Verenigde Naties, in over de nederlegging van alle in artikelen 26 en 27 bedoelde akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, en over de in artikel 31 bedoelde opzeggingen.

Artikel 33 - Amendementen 1. Elke partij kan bij schriftelijke mededeling aan de directeur-generaal amendementen op dit verdrag voorstellen.De directeur-generaal doet deze mededeling aan alle partijen toekomen.

Indien, binnen zes maanden na de datum waarop de mededeling is toegestuurd, minstens de helft van de partijen een gunstig antwoord heeft gegeven, presenteert de directeur-generaal dit voorstel ter bespreking en eventuele aanneming op de volgende zitting van de Conferentie van de partijen. 2. De amendementen worden aangenomen met een tweederde meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde partijen.3. Wanneer de amendementen op dit verdrag zijn aangenomen, worden zij ter aanvaarding, instemming, goedkeuring of toetreding aan de partijen voorgelegd.4. Voor de partijen die de amendementen op dit verdrag hebben bekrachtigd, ze hebben aanvaard, ze hebben goedgekeurd of ertoe zijn toegetreden, treden deze amendementen in werking drie maanden na de nederlegging van de in lid 3 van dit artikel bedoelde akten door twee derden van de partijen.Vervolgens treedt dat amendement voor elke partij die het bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt in werking drie maanden na de nederlegging door de partij van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. 5. De in de leden 3 en 4 vastgestelde procedure is niet van toepassing op de amendementen op artikel 23 betreffende het aantal leden van het Intergouvernementeel Comité.Deze amendementen treden in werking op het ogenblik van hun aanneming. 6. Een in artikel 27 bedoelde staat of organisatie voor regionale economische integratie die partij wordt bij dit verdrag na de inwerkingtreding van amendementen conform lid 4 van dit artikel, wordt, indien geen blijk werd gegeven van een andere intentie, geacht : (a) partij te zijn bij het aldus geamendeerde verdrag;en (b) partij te zijn bij het niet geamendeerde verdrag ten aanzien van alle partijen die niet door deze amendementen gebonden zijn. Artikel 34 - Authentieke teksten Dit verdrag is opgesteld in het Arabisch, het Chinees, het Engels, het Frans, het Russisch en het Spaans. De zes teksten zijn gelijkelijk authentiek.

Artikel 35 - Registratie Overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties wordt dit verdrag op verzoek van de directeur-generaal van de UNESCO geregistreerd bij het secretariaat van de Verenigde Naties.

BIJLAGE Verzoeningsprocedure Artikel 1 - Verzoeningscommissie Op verzoek van één van de partijen bij het geschil wordt een verzoeningscommissie opgericht. Tenzij de partijen er anders over beslissen, is de commissie samengesteld uit vijf leden : elke betrokken partij wijst twee leden aan, en de voorzitter wordt door de aldus aangewezen leden in onderlinge overeenstemming gekozen.

Artikel 2 - Leden van de commissie Bij een geschil tussen meer dan twee partijen wijzen de partijen met dezelfde belangen hun leden van de commissie in onderlinge overeenstemming aan. Wanneer minstens twee partijen onafhankelijke belangen hebben of het er niet over eens zijn of zij dezelfde belangen hebben, wijzen zij hun leden afzonderlijk aan.

Artikel 3 - Aanwijzing Wanneer de partijen twee maanden na het verzoek tot oprichting van een verzoeningscommissie niet alle leden hebben aangewezen, wijst de directeur-generaal van de UNESCO op vraag van de partij die het verzoek heeft ingediend binnen een nieuwe termijn van twee maanden alle leden van de commissie aan die niet door de partijen zijn aangewezen.

Artikel 4 - Voorzitter van de commissie Wanneer de leden van de commissie binnen een termijn van twee maanden na de aanwijzing van het laatste lid van de commissie geen voorzitter hebben gekozen, wijst de directeur-generaal van de UNESCO op verzoek van een partij binnen een nieuwe termijn van twee maanden de voorzitter aan.

Artikel 5 - Beslissingen De verzoeningscommissie neemt haar beslissingen met de meerderheid van de stemmen van haar leden. Tenzij de partijen bij het geschil daar anders over beschikken, stelt zij haar eigen procedure vast. Zij doet een voorstel voor een oplossing van het geschil, dat de partijen te goeder trouw overwegen.

Artikel 6 - Onenigheden Bij onenigheid over de bevoegdheid van de verzoeningscommissie, beslist deze laatste of zij al dan niet bevoegd is.

Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, en de Bijlage, aangenomen te Parijs op 20 oktober 2005 Lijst van de gebonden Staten

Staten / Organisaties

Datum authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

AFGHANISTAN

Aanvaarding

30/03/2009

30/06/2009

ALBANIE

Toetreding

17/11/2006

18/03/2007

ANDORRA

Toetreding

06/02/2007

06/05/2007

ANGOLA

Toetreding

07/02/2012

07/05/2012

ANTIGUA ET BARBUDA

Toetreding

25/04/2013

25/07/2013

ARGENTINIE

Bekrachtiging

07/05/2008

07/08/2008

ARMENIE

Toetreding

27/02/2007

27/05/2007

AUSTRALIE

Toetreding

18/09/2009

18/12/2009

AZERBEIDZJAN

Toetreding

15/02/2010

15/05/2010

BANGLADESH

Bekrachtiging

31/05/2007

31/08/2007

BARBADOS

Toetreding

02/10/2008

02/01/2009

BELARUS

Goedkeuring

06/09/2006

18/03/2007

BENIN

Bekrachtiging

20/12/2007

20/03/2008

BOLIVIA

Bekrachtiging

04/08/2006

18/03/2007

BOSNI" EN HERZEGOVINA

Bekrachtiging

27/01/2009

27/04/2009

BRAZILIE

Bekrachtiging

16/01/2007

16/04/2007

BULGARIJE

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

BURKINA FASO

Bekrachtiging

15/09/2006

18/03/2007

BURUNDI

Bekrachtiging

14/10/2008

14/01/2009

België

Bekrachtiging

09/08/2013

09/11/2013

CAMBODJA

Toetreding

19/09/2007

19/12/2007

CANADA

Aanvaarding

28/11/2005

18/03/2007

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

Bekrachtiging

11/05/2012

11/08/2012

CHILI

Bekrachtiging

13/03/2007

13/06/2007

CHINA (VOLKSREPUBLIEK)

Bekrachtiging

30/01/2007

30/04/2007

COLOMBIA

Toetreding

19/03/2013

19/06/2013

CONGO (DEMOCRATISCHE REP.)

Bekracht!ging

28/09/2010

28/12/2010

CONGO (REPUBLIEK)

Bekrachtiging

22/10/2008

22/01/2009

COSTA RICA

Bekrachtiging

15/03/2011

15/06/2011

CUBA

Bekrachtiging

29/05/2007

29/08/2007

CYPRUS

Bekrachtiging

19/12/2006

19/03/2007

DENEMARKEN

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

DJIBOUTI

Bekrachtiging

09/08/2006

18/03/2007

DOMINICAANSE REPUBLIEK

Toetreding

24/09/2009

24/12/2009

DUITSLAND

Bekrachtiging

12/03/2007

12/06/2007

ECUADOR

Toetreding

08/11/2006

18/03/2007

EGYPTE

Bekrachtiging

23/08/2007

23/11/2007

EL SALVADOR

Bekrachtiging

02/07/2013

02/10/2013

EQUATORIAAL GUINEA

Bekrachtiging

17/06/2010

17/09/2010

ESTLAND

Goedkeuring

18/12/2006

18/03/2007

ETHIOPIE

Bekrachtiging

02/09/2008

02/12/2008

Europese Gemeenschap

Toetreding

18/12/2006

18/03/2007

FINLAND

Aanvaarding

18/12/2006

18/03/2007

FRANKRIJK

Toetreding

18/12/2006

18/03/2007

GABON

Bekrachtiging

15/05/2007

15/08/2007

GAMBIA

Bekrachtiging

26/05/2011

26/08/2011

GEORGIE

Goedkeuring

01/07/2008

01/10/2008

GRENADA

Bekrachtiging

15/01/2009

15/04/2009

GRIEKENLAND

Bekrachtiging

03/01/2007

03/04/2007

GUATEMALA

Bekrachtiging

25/10/2006

18/03/2007

GUINEA

Bekrachtiging

20/02/2008

20/05/2008

GUYANA

Toetreding

14/12/2009

14/03/2010

HAITI

Bekrachtiging

08/02/2010

08/05/2010

HONDURAS

Toetreding

31/08/2010

30/11/2010

HONGARIJE

Bekrachtiging

09/05/2008

09/08/2008

IERLAND

Bekrachtiging

22/12/2006

22/03/2007

IJSLAND

Aanvaarding

01/02/2007

01/05/2007

INDIA

Bekrachtiging

15/12/2006

18/03/2007

INDONESIE

Toetreding

12/01/2012

12/04/2012

IRAK

Toetreding

22/07/2013

22/10/2013

ITALIE

Bekrachtiging

19/02/2007

19/05/2007

IVOORMST

Bekrachtiging

16/04/2007

16/07/2007

JAMAICA

Bekrachtiging

04/05/2007

04/08/2007

JORDANIE

Bekrachtiging

16/02/2007

16/05/2007

KAMEROEN

Toetreding

22/11/2006

18/03/2007

KENIA

Bekrachtiging

24/10/2007

24/01/2008

KOEWEIT

Toetreding

03/08/2007

03/11/2007

KOREA (ZUID)

Bekrachtiging

01/04/2010

01/07/2010

KROATIE

Goedkeuring

31/08/2006

18/03/2007

LAOS

Toetreding

05/11/2007

05/02/2008

LESOTHO

Toetreding

18/02/2010

18/05/2010

LETLAND

Toetreding

06/07/2007

06/10/2007

LITOUWEN

Toetreding

18/12/2006

18/03/2007

LUXEMBURG

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)

Bekrachtiging

22/05/2007

22/08/2007

MADAGASCAR

Bekrachtiging

11/09/2006

18/03/2007

MALAWI

Toetreding

16/03/2010

16/06/2010

MALI

Bekrachtiging

09/11/2006

18/03/2007

MALTA

Toetreding

18/12/2006

18/03/2007

MAROKKO

Bekrachtiging

04/06/2013

04/09/2013

MAURITIUS

Bekrachtiging

29/03/2006

18/03/2007

MEXICO

Bekrachtiging

05/07/2006

18/03/2007

MOLDAVA

Bekrachtiging

05/10/2006

18/03/2007

MONACO

Bekrachtiging

31/07/2006

18/03/2007

MONGOLIE

Toetreding

15/10/2007

15/01/2008

MONTENEGRO

Bekrachtiging

24/06/2008

24/09/2008

MOZAMBIQUE

Bekrachtiging

18/10/2007

18/01/2008

NAMIBIE

Bekrachtiging

29/11/2006

18/03/2007

NEDERLAND

Toetreding

09/10/2009

09/01/2010

NICARAGUA

Bekrachtiging

05/03/2009

05/06/2009

NIEUW-ZEELAND

Toetreding

05/10/2007

05/01/2008

NIGER

Bekrachtiging

14/03/2007

14/06/2007

NIGERIA

Bekrachtiging

21/01/2008

21/04/2008

NOORWEGEN

Bekrachtiging

17/01/2007

17/04/2007

OEKRAINE

Bekrachtiging

10/03/2010

10/06/2010

OMAN

Bekrachtiging

16/03/2007

16/06/2007

OOSTENRIJK

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

PALESTIJNSE GEBIEDEN

Bekrachtiging

08/12/2011

08/03/2012

PANAMA

Bekrachtiging

22/01/2007

22/04/2007

PARAGUAY

Bekrachtiging

30/10/2007

30/01/2008

PERU

Toetreding

16/10/2006

18/03/2007

POLEN

Toetreding

17/08/2007

17/11/2007

PORTUGAL

Bekrachtiging

16/03/2007

16/06/2007

QATAR

Toetreding

21/04/2009

21/07/2009

IROEMENIE

Toetreding

20/07/2006

18/03/2007

RWANDA

Bekrachtiging

16/07/2012

16/10/2012

SAINT VINCENT ET GRENADE

Toetreding

25/09/2009

25/12/2009

SENEGAL

Bekrachtiging

07/11/2006

18/03/2007

SERVI"

Bekrachtiging

02/07/2009

02/10/2009

SEYCHELLEN

Toetreding

20/06/2008

20/09/2008

SLOVAKIJE

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

SLOVENIE

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

SOEDAN

Bekrachtiging

19/06/2008

19/09/2008

SPANJE

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

ST. LUCIA

Bekrachtiging

01/02/2007

01/05/2007

SWAZILAND

Aanvaarding

30/10/2012

30/01/2013

TADZJIKISTAN

Bekrachtiging

24/10/2007

24/01/2008

TANZANIA

Bekrachtiging

18/10/2011

18/01/2012

TOGO

Bekrachtiging

05/09/2006

18/03/2007

TRINIDAD EN TOBAGO

Bekrachtiging

26/07/2010

26/10/2010

TSJAAD

Bekrachtiging

17/06/2008

17/09/2008

TSJECHISCHE REP. Toetreding

12/08/2010

12/11/2010

TUNESIE

Bekrachtiging

15/02/2007

15/05/2007

URUGUAY

Bekrachtiging

18/01/2007

18/04/2007

VENEZUELA

Aanvaarding

28/05/2013

28/08/2013

VERENIGD KONINKRIJK

Bekrachtiging

07/12/2007

07/03/2008

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN

Toetreding

06/06/2012

06/09/2012

VIETNAM

Bekrachtiging

07/08/2007

07/11/2007

ZIMBABWE

Bekrachtiging

15/05/2008

15/08/2008

ZUID-AFRIKA

Bekrachtiging

21/12/2006

21/03/2007

ZWEDEN

Bekrachtiging

18/12/2006

18/03/2007

ZWITSERLAND

Bekrachtiging

16/07/2008

16/10/2008

^