Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 februari 2004
gepubliceerd op 13 april 2004

Wet houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven, gedaan te Straatsburg op 24 november 1983

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004015046
pub.
13/04/2004
prom.
19/02/2004
ELI
eli/wet/2004/02/19/2004015046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 FEBRUARI 2004. - Wet houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven, gedaan te Straatsburg op 24 november 1983 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Europees Verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven, gedaan te Straatsburg op 24 november 1983, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met' s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 februari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2003-2004 Senaat Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 3 oktober 2003, nr. 3-218/1. - Verslag namens de commissie, nr. 3-218/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 5 december 2003. - Stemming, vergadering van 5 december 2003. Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-559/1. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-559/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 8 januari 2004.

EUROPEES VERDRAG INZAKE DE SCHADELOOSSTELLING VAN SLACHTOFFERS VAN GEWELDMISDRIJVEN De Lidstaten van de Raad van Europa, ondertekenaars van dit verdrag, Overwegende dat het doel van de Raad van Europa het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen de leden is;

Overwegende dat het, om redenen van billijkheid en sociale solidariteit, noodzakelijk is een regeling te treffen voor de situatie van slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven die lichamelijk letsel of nadeel voor de gezondheid hebben ondervonden of van personen die ten laste waren van slachtoffers die overleden zijn ingevolge dergelijke misdrijven;

Overwegende dat het noodzakelijk is regelingen in te voeren of te ontwikkelen ter schadeloosstelling van deze slachtoffers door de Staat op het grondgebied waarvan dergelijke misdrijven werden gepleegd, meerbepaald wanneer de dader niet bekend is of geen financiële middelen bezit;

Overwegende dat het noodzakelijk is terzake minimumbepalingen op te stellen;

Gelet op resolutie (77) 27 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven;

Zijn het volgende overeengekomen : TITEL I. - Grondbeginselen

Artikel 1.De Partijen verbinden zich om de noodzakelijke maatregelen te nemen om de in Deel 1 van dit Verdrag opgenomen beginselen uit te voeren.

Art. 2.1. Wanneer het herstel van de schade niet volledig uit andere bronnen kan worden verzekerd, moet de Staat bijdragen aan de schadeloosstelling : a. van hen die ernstig lichamelijk letsel of nadeel voor de gezondheid hebben ondervonden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijk geweldmisdrijf;b. van hen die ten laste waren van de persoon die ingevolge een dergelijk misdrijf overleden is.2. De schadeloosstelling voorzien in voorgaande alinea wordt toegekend zelfs indien de dader niet kan worden vervolgd of gestraft.

Art. 3.De schadeloosstelling wordt toegekend door de Staat op het grondgebied waarvan het misdrijf werd gepleegd : a. aan onderdanen van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag;b. aan onderdanen van alle Lidstaten van de Raad van Europa die permanent verblijven in de Staat op het grondgebied waarvan het misdrijf werd gepleegd.

Art. 4.De schadeloosstelling omvat, naargelang het geval, ten minste de volgende schadeposten : verlies van inkomsten, medische kosten, ziekenhuiskosten, begrafeniskosten en, voor wat de personen ten laste betreft, het verlies aan levensonderhoud.

Art. 5.De regeling van de schadeloosstelling kan, indien nodig, voor één of meer bestanddelen van de schadeloosstelling een bovengrens waaronder en een benedengrens waarboven geen schadeloosstelling wordt toegekend, vastleggen.

Art. 6.De regeling van de schadeloosstelling kan een termijn voorzien waarbinnen de verzoeken tot schadeloosstelling moeten worden ingediend.

Art. 7.De schadeloosstelling kan worden verminderd of geweigerd rekening houdend met de financiële situatie van de verzoeker.

Art. 8.1. De schadeloosstelling kan worden verminderd of geweigerd op grond van het gedrag van het slachtoffer of de verzoeker vóór, tijdens of na het misdrijf, of in verband met de veroorzaakte schade. 2. De schadeloosstelling kan ook worden verminderd of geweigerd indien het slachtoffer of de verzoeker betrokken is bij de georganiseerde misdaad of tot een organisatie behoort die zich schuldig maakt aan het plegen van geweldmisdrijven.3. De schadeloosstelling kan eveneens worden verminderd of geweigerd indien geheel of gedeeltelijk herstel in strijd zou zijn met het rechtsgevoel of met de openbare orde.

Art. 9.Ten einde dubbele schadeloosstelling te vermijden, kan de Staat of de bevoegde autoriteit elk bedrag dat met betrekking tot de schade is ontvangen van de dader, de sociale zekerheid, een verzekering, of uit welke andere bron ook, van de toegekende schadeloosstelling aftrekken of van de schadeloosgestelde persoon terugvorderen.

Art. 10.De Staat of de bevoegde autoriteit kan worden gesubrogeerd in de rechten van de schadeloosgestelde persoon tot beloop van het uitgekeerde bedrag.

Art. 11.Elke Partij verbindt zich om de nodige maatregelen te nemen opdat informatie over de regeling van de schadeloosstelling ter beschikking zou zijn van eventuele verzoekers.

TITEL II. -Internationale samenwerking

Art. 12.Onder voorbehoud van de toepassing van tussen de verdragsluitende Staten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand, moeten de bevoegde autoriteiten van elke Partij elkaar, op verzoek, de grootst mogelijke bijstand verlenen in verband met de aangelegenheid behandeld in dit Verdrag. Met het oog hierop wijst elke verdragsluitende Partij een centrale autoriteit aan belast met het in ontvangst nemen van en gevolg geven aan verzoeken om bijstand, en stelt ze hiervan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa in kennis bij het neerleggen van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

Art. 13.1. Het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC) van de Raad van Europa wordt op de hoogte gehouden van de toepassing van dit Verdrag. 2. Met het oog hierop maakt elke Partij aan de Secretaris-generaal van het Raad van Europa alle nuttige informatie over aangaande haar wetgevende of reglementaire bepalingen betreffende de aangelegenheden waarop het Verdrag betrekking heeft. TITEL III. - Slotbepalingen

Art. 14.Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de Lidstaten van de Raad van Europa. Het zal onderworpen worden aan bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeurig zullen worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Art. 15.1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum waarop drie Lidstaten van de Raad van Europa hun instemming om door het Verdrag te worden verbonden tot uiting hebben gebracht overeenkomstig de bepalingen van artikel 14. 2. Ten aanzien van elke andere Lidstaat die daarna zijn instemming om door het Verdrag te worden verbonden tot uiting brengt, treedt deze in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van de neerlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Art. 16.1. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa elke Staat die geen lid is van de Raad van Europa uitnodigen om tot dit Verdrag toe te treden, bij een besluit genomen door de in artikel 20, d., van het Statuut van de Raad van Europa voorziene meerderheid, en bij algemene stemmen van de vertegenwoordigers van de verdragsluitende Partijen die gerechtigd zijn in het Comité zitting te hebben. 2. Ten aanzien van elke toetredende Staat treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van de neerlegging van de akte van toetreding bij de Secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Art. 17.1. Elke Staat kan bij de ondertekening of bij de neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen waarop dit Verdrag van toepassing zal zijn. 2. Elke Staat kan, op elk later tijdstip, door middel van een verklaring gericht aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander in de verklaring aangewezen grondgebied.Ten aanzien dit grondgebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van de verklaring door de Secretaris-generaal. 3. Elke krachtens de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan worden ingetrokken, voor wat betreft elk in deze verklaring aangewezen grondgebied, door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-generaal.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-generaal.

Art. 18.1. Elke Staat kan bij de ondertekening of bij de neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren één of meer voorbehouden te maken. 2. Elke verdragsluitende Partij die een voorbehoud krachtens het vorige lid heeft geformuleerd, kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa.De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris generaal. 3. Een partij die een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot een bepaling van dit Verdrag kan geen aanspraak maken op de toepassing van die bepaling door een andere Partij;indien haar voorbehoud evenwel gedeeltelijk of voorwaardelijk is, kan zij aanspraak maken op de toepassing van die bepaling voor zover zij deze zelf heeft aanvaard.

Art. 19.1. Elke Partij kan, op elk ogenblik, dit Verdrag opzeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa. 2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-generaal.

Art. 20.De Secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt de Lidstaten van de Raad en elke Staat die tot dit Verdrag is toegetreden in kennis van : a. elke ondertekening;b. de neerlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;c. elke datum van inwerkingtreding van dit Verdrag overeenkomstig de artikelen 15, 16 en 17;d. elke andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Straatsburg, op 24 november 1983, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in één enkel exemplaar, dat zal worden neergelegd in het archief van de Raad van de Raad van Europa. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa doet een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan elke Lidstaat van de Raad van Europa en aan elke Staat die is uitgenodigd om tot dit Verdrag toe te treden.

Lijst met de gebonden staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^