Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 april 2006
gepubliceerd op 01 juni 2006

Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de tenuitvoerlegging van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2006009384
pub.
01/06/2006
prom.
19/04/2006
ELI
eli/wet/2006/04/19/2006009384/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 APRIL 2006. - Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de tenuitvoerlegging van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het samenwerkingsakkoord van 12 december 2005 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de tenuitvoerlegging van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie wordt goedgekeurd.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 april 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegelgezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2157 - 2005/2006 : Nr.1 : Wetsontwerp.

Nr. 2. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag. - 9 februari 2006.

Stukken van de Senaat : 3-1570 - 2005/2006 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat. - 30 maart 2006.

12 DECEMBER 2005. - Samenwerkings-akkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de tenuitvoerlegging van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie Gelet op de artikelen 128, § 1, en 130, § 1, van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op de artikelen 5, § 1, II, 1° en 6°, en 92bis, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 4, § 2, en 55bis, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en 5 mei 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 63, gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei 1993;

Gelet op de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2004, inzonderheid op artikel 13;

Overwegende dat samenwerking tussen de verschillende autoriteiten die bevoegd zijn inzake adoptie onontbeerlijk is met het oog op een harmonieuze uitoefening van deze bevoegdheden;

Overwegende dat deze samenwerking tevens de mogelijkheid biedt de procedures met betrekking tot de inwerkingtreding van de wet te verduidelijken in het hoger belang van het kind en met eerbied voor de fundamentele rechten die het kind op grond van het internationaal recht toekomen;

Tussen : 1. de Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie;2. de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;3. de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid;4. de Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Vice-Minister-President, Minister van Onderwijs en Tewerkstelling, Sociale Zaken en Toerisme;5. de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, in de persoon van haar Voorzitter en van de Leden van het College die bevoegd zijn voor het beleid inzake bijstand aan personen; is op grond van hun respectieve bevoegdheden overeengekomen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Voorbereiding van de adoptant en voorafgaande informatie aan de oorspronkelijke ouders

Artikel 1.Voor de toepassing van de artikelen 1231-3, tweede lid, en 1231-28 van het Gerechtelijk Wetboek, geven de Gemeenschappen, aansluitend op de voorbereiding van de adoptant bedoeld in de artikelen 346-2, eerste lid, en 361-1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, een attest af waaruit blijkt dat de voorbereiding werd gevolgd. Dit attest is conform het model dat als bijlage 1 bij dit samenwerkingsakkoord gaat.

De adoptanten die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verblijven, maken een keuze tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap.

Art. 2.De Gemeenschappen verstrekken de voorafgaande en gepaste informatie bedoeld in artikel 348-4, tweede en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek aan de oorspronkelijke ouders van het kind. HOOFDSTUK II Maatschappelijk onderzoek

Art. 3.Het maatschappelijk onderzoek dat krachtens artikel 1231-6, eerste lid, en de artikelen 1231-29, eerste lid, en 1231-35, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek door de jeugdrechtbank wordt bevolen, wordt gevoerd door de dienst aangewezen door de Gemeenschappen.

Wat betreft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, wordt het maatschappelijk onderzoek, bedoeld in de artikelen 1231-6, eerste lid, 1231-29, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek uitgevoerd door de dienst aangewezen door de Franse Gemeenschap wanneer de procedure werd ingeleid voor een Franstalige kamer van de jeugdrechtbank en door de Vlaamse Gemeenschap wanneer de procedure werd ingeleid voor een Nederlandstalige kamer van de jeugdrechtbank.

Ingeval een organisme bestaat dat optreedt als tussenpersoon voor de adoptie van het kind, wordt het maatschappelijk onderzoek bedoeld in artikel 1231-35, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek gevoerd door de dienst aangewezen door de Gemeenschap die het organisme heeft erkend. In de andere gevallen wordt het maatschappelijk onderzoek gevoerd door de dienst aangewezen door de Franse Gemeenschap wanneer de procedure werd ingeleid voor een Franstalige kamer van de jeugdrechtbank of door de Vlaamse Gemeenschap wanneer de procedure werd ingeleid voor een Nederlandstalige kamer van de jeugdrechtbank.

Art. 4.Dit maatschappelijk onderzoek moet ten minste betrekking hebben op : 1° inzake de procedure houdende vaststelling van de geschiktheid om te adopteren : a) het verzamelen van de gegevens inzake de identiteit van de adoptant, zijn sociaal-economische situatie en zijn sociaal milieu;b) een onderzoek, op grond van de verzamelde gegevens, of de adoptant over de sociaal-psychologische kwaliteiten beschikt die noodzakelijk zijn voor de adoptie.Die gegevens houden inzonderheid verband met : de persoonlijkheidskenmerken van de kandidaat-adoptanten, de voorgeschiedenis en de dynamiek van de relatie en van het gezin, de kinderwens en de beweegredenen voor de adoptie, de opvattingen en de verwachtingen aangaande de adoptie, de uitwerking van het adoptieproject of de individuele sensibilisering voor de adoptie, de opvoeding van het kind, de psychoaffectieve mogelijkheden en de levensbeschouwelijke overtuiging van de kandidaatadoptanten, het profiel van het kind of de kinderen die aan de kandidaat-adoptanten kan of kunnen worden toevertrouwd (leeftijd, geslacht, aantal, herkomst, lichamelijke en geestelijke toestand van het kind) en, met de schriftelijke toestemming van de kandidaatadoptanten, gegevens over hun medische toestand. 2° inzake de procedure houdende vaststelling van de adopteerbaarheid van een kind : a) het nagaan van de specifieke noden van het kind om te worden geadopteerd;b) het verzamelen van de gegevens omtrent de identiteit van het kind, zijn adopteerbaarheid, zijn sociaal milieu, zijn persoonlijke en familiale achtergrond, en, met de schriftelijke toestemming van de betrokken personen, van de wettelijke vertegenwoordiger van het kind en het kind zelf indien het de leeftijd van 12 jaar bereikt heeft, omtrent zijn medisch verleden en dat van zijn familie (artikel 1231-35 van het Gerechtelijk Wetboek).

Art. 5.Op grond van de gegevens over de gezondheidstoestand van de adoptant stelt de arts aangewezen door de bevoegde centrale autoriteit van de Gemeenschap een gestandaar-diseerd medisch attest op, waarvan het model als bijlage bij dit samenwerkingsakkoord gaat, waaruit enkel blijkt of zijn medische toestand al dan niet de mogelijkheid biedt een kind te adopteren.

Aan de adoptant wordt meegedeeld dat dit attest ter beschikking wordt gesteld van de dienst bedoeld in artikel 3.

Voor de adoptanten die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verblijven, wijst de centrale autoriteit van de gemeenschap die het maatschappelijk onderzoek heeft gevoerd de arts aan die het medisch attest moet opstellen.

Art. 6.§ 1. De kosten van het maatschappelijk onderzoek worden ten laste genomen door de Federale Staat door middel van de financiering van de maatschappelijk assisten-ten, belast met het uitvoeren van dit onderzoek, naar rata van 100 maatschappelijke onderzoeken per jaar voor iedere maatschappelijk assistent.

Voor de periode van 1 september tot 31 december 2005, en evenredig aan de indienstneming van maatschappelijk assistenten of aan het uitvoeren van maatschappelijke onderzoeken door de rechter bevolen, heeft de financiering betrekking op 1/3 van de financiering van 2 VTE maatschappelijk assistenten voor de Vlaamse Gemeenschap, 2 VTE maatschappelijk assistenten voor de Franse Gemeenschap en 0,22 VTE maatschappelijk assistent voor de Duitstalige Gemeenschap.

De opneming in de begroting geschiedt op grond van de weddenschaal voor een maatschappelijk assistent met vijf jaar anciënniteit. § 2. Voor 2006 heeft de financiering betrekking op een raming van 500 maatschappelijke onderzoeken voor de Vlaamse Gemeenschap, 500 maatschappelijke onderzoeken voor de Franse Gemeenschap en 50 maatschappelijke onderzoeken voor de Duitstalige Gemeenschap.

Zulks stemt overeen met de financiering van 5 VTE maatschappelijk assistenten voor de Vlaamse Gemeenschap, 5 VTE maatschappelijk assistenten voor de Franse Gemeenschap en 0, 5 VTE maatschappelijk assistenten voor de Duitstalige Gemeenschap. § 3. In februari 2007, en nadien ieder jaar in de maand februari, maken de bevoegde ministers van de Gemeenschappen een nieuwe raming op grond van het aantal maatschappelijke onderzoeken dat het jaar voordien is uitgevoerd. § 4. Voor 2005 worden de bedragen gestort op het rekeningnummer dat iedere Gemeenschap heeft meegedeeld in de loop van de tweede maand volgend op de inwerkingtreding van het Akkoord.

Vanaf het jaar 2006 worden de bedragen overgemaakt op het rekeningnummer dat iedere Gemeenschap heeft meegedeeld uiterlijk in de loop van de maand april van het jaar waarop zij betrekking hebben. HOOFDSTUK III. - Bewaren, meedelen en overzenden van gegevens, documenten, verslagen en beslissingen Afdeling 1. - Algemene bepaling : het bewaren van de adoptiedossiers

Art. 7.Met het oog op centralisatie delen de centrale autoriteiten van de Gemeenschap aan de federale centrale autoriteit de gegevens mee inzake de plaats waar de dossiers van de door hun instellingen behandelde adopties worden bewaard, ingeval zij tot een adoptie hebben geleid in België of in het buitenland. Afdeling 2. - Interlandelijke adoptie - Het kind heeft zijn gewone

verblijfplaats in een andere Staat

Art. 8.Het afschrift van het verslag dat het openbaar ministerie heeft opgemaakt overeenkomstig artikel 1231-32 van het Gerechtelijk Wetboek en het afschrift van het vonnis betreffende de geschiktheid van de adoptant worden bewaard zowel door de federale centrale autoriteit, waaraan zij overeenkomstig artikel 361-2 van het Burgerlijk Wetboek en 1231-33 van het Gerechtelijk Wetboek werden bezorgd, als door de bevoegde centrale autoriteit van de Gemeenschap waaraan zij overeenkomstig dezelfde bepalingen werden meegedeeld.

Voor de adoptanten die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verblijven, houdt niet enkel de federale centrale autoriteit, maar ook de centrale autoriteit van de gemeenschap die het maatschappelijk onderzoek heeft gevoerd de documenten bedoeld in het eerste lid, bij.

Art. 9.De centrale autoriteiten van de gemeenschappen delen onverwijld aan de federale centrale autoriteit de buitenlandse beslissingen mee bedoeld in de artikelen 361-3 en 361-5 van het Burgerlijk Wetboek op grond waarvan de overbrenging van het kind van de Staat van herkomst naar België toegelaten werd met het oog op adoptie. Afdeling 3. - Interlandelijke adoptie - Het kind heeft zijn gewone

verblijfplaats in België

Art. 10.De centrale autoriteit van de Gemeenschap of de centrale autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die overeenkomstig artikel 362-1 van het Burgerlijk Wetboek het verslag heeft ontvangen over de persoon of de personen die een kind wensen te adopteren dat zijn gewone verblijfplaats in België heeft, bezorgt, overeenkomstig artikel 1231-34 van het Gerechtelijk Wetboek, aan de federale centrale autoriteit de gegevens over een kind dat in aanmerking komt voor adoptie en bezorgt haar de stukken bedoeld in artikel 1231-42.

Art. 11.Het afschrift van het verslag dat het openbaar ministerie heeft opgemaakt overeenkomstig artikel 1231-38 van het Gerechtelijk Wetboek en het afschrift van het vonnis betreffende de adopteerbaarheid van het kind worden bewaard zowel door de federale centrale autoriteit als door de bevoegde centrale autoriteit van de Gemeenschap of door de centrale autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, waaraan zij overeenkomstig artikel 362-3, eerste lid, 2°, van het Burgerlijk Wetboek en 1231-39 van het Gerechtelijk Wetboek werden bezorgd. HOOFDSTUK IV Commissie van overleg en opvolging

Art. 12.§ 1. Een Commissie van overleg en opvolging wordt ingesteld, met als opdracht : 1°. de tenuitvoerlegging van dit samenwerkingsakkoord en van de wet te bevorderen; 2°. de regelmatige uitwisseling van informatie, van documentatie en van geünifor-miseerde statistieken te verzekeren; 3° de opdrachten van de diverse centrale autoriteiten inzake internationale samenwerking te coördineren. § 2. De Commissie van overleg en opvolging is samengesteld als volgt : - een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie; - een vertegenwoordiger van de Minister van Buitenlandse Zaken; - een vertegenwoordiger van de Minister van Binnenlandse Zaken; - voor elke Gemeenschap een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid adoptie behoort, en twee vertegenwoordigers van de leden van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die bevoegd zijn voor het beleid inzake bijstand aan personen; - een vertegenwoordiger van de federale centrale autoriteit en van iedere centrale autoriteit van een Gemeenschap en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; - een vertegenwoordiger van het College van Procureurs-generaal; - twee vertegenwoordigers van de Franstalige Vereniging van jeugdrechters, waarvan een zittend magistraat en een magistraat van het openbaar ministerie; - twee vertegenwoordigers van de Nederlandstalige Vereniging van jeugdrechters, waarvan een zittend magistraat en een magistraat van het openbaar ministerie. § 3. De Commissie van overleg en opvolging komt ten minste twee maal per jaar samen.

Zij wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister van Justitie, die tevens een secretariaat ter beschikking van de Commissie stelt. HOOFDSTUK V. - Identificatie van de adoptiediensten erkend door de Gemeenschappen

Art. 13.Opdat de federale centrale autoriteit aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie de lijst van de erkende adoptiediensten zou kunnen bezorgen, betekent iedere Gemeenschap aan de federale centrale autoriteit de lijst van de erkende adoptiediensten, alsmede enige wijziging aangebracht in die lijst. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding

Art. 14.Dit akkoord wordt van kracht op dezelfde dag als de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie.

Gedaan te Brussel, op 12 december 2005, in vijf originele exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Duitse taal.

Voor de Federale Staat : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de Vlaamse Gemeenschap : De Minister-President, Y. LETERME De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. I. VERVOTTE Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President, Mevr. M. ARENA De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Onderwijs en Tewerkstelling, Sociale Zaken en Toerisme, B. GENTGES Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Ch. PICQUE Het Lid van het Verenigd College dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen, P. SMET Het Lid van het Verenigd College dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen, E. HUYTEBROECK

Bijlage 1 ATTEST Ik, ondergetekende........................................................., verklaar overeenkomstig de artikelen 1231-3, tweede lid, en 1231 28, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, dat de voorbereiding georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap en bedoeld in de artikelen 346-2 en 361-1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek gevolgd werd Door de heer Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gedaan te ......................................, op ........................... (stempel) (handtekening, naam, voornaam en hoedanigheid) Bijlage 2 MEDISCH ATTEST (overeenkomstig artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 12 december 2005 betreffende adoptie) Ik, ondergetekende....... ............................................................., dokter in de geneeskunde, verklaar op grond van de medische gegevens betreffende de heer/Mevrouw Naam : . . . . . Voornaam : . . . . .

Geboortedatum : . . . . .

Adres : . . . . . dat de gezondheidstoestand van de betrokkene het hem/haar mogelijk maakt/niet mogelijk maakt een kind te adopteren.

Aan de betrokkene is meegedeeld dat dit attest ter beschikking wordt gesteld van de dienst belast met het maatschappelijk onderzoek bevolen door de jeugdrechter.

Gedaan te ......................................., op ........................... (stempel) (handtekening)

12. DEZEMBER 2005 - Zusammenarbeits-abkommen zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Gemeinschaft, der Fran-zösischen Gemeinschaft, der Deutschsprachigen Gemeinschaft und der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission bezüglich der Umsetzung des Gesetzes vom 24. April 2003 zur Reform der Adoption Aufgrund der Artikel 128, § 1, und 130, § 1, der Verfassung;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen, insbesondere der Artikel 5, § 1, II, 1° und 6°, und 92bis, § 1, abgeändert durch die Sondergesetze vom 8. August 1988, 16.

Juli 1993 und 13. Juli 2001;

Aufgrund des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft, insbesondere der Artikel 4, § 2, und 55bis, abgeändert durch die Gesetze vom 18. Juli 1990 und 5. Mai 1993;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen, insbesondere des Artikels 63, abgeändert durch das Sondergesetz vom 5.Mai 1993;

Aufgrund des Gesetzes vom 24. April 2003 zur Reform der Adoption, abgeändert durch das Programmgesetz vom 27. Dezember 2004, insbesondere des Artikels 13;

In Erwägung, dass eine Zusammenarbeit zwischen den verschiedenen für die Adoption zuständigen Behörden unentbehrlich ist, um die Ausübung dieser Zuständigkeiten harmonisch zu regeln;

In Erwägung, dass diese Zusammenarbeit auch zulässt, die Verfahren bezüglich der Anwendung des Gesetzes im höheren Interesse des Kindes und unter Berücksichtigung der Grundrechte, die ihm das internationale Recht zuerkennt, zu verdeutlichen;

Zwischen: 1. dem Föderalstaat, vertreten durch die Ministerin der Justiz;2. der Flämischen Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung, in der Person des Ministerpräsidenten und in der Person der Ministerin für Gemeinwohl, der Volksgesundheit und Familie;3. der Französischen Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung, in der Person der Ministerienpräsidentin und in der Person der Ministerin für Kindwohlsein, Jugendhilfe und Gesundheit;4. der Deutschsprachigen Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung, in der Person des Ministerpräsidenten und in der Person des Vize-Ministerpräsidenten, Minister für Ausbildung und Beschäftigung, Soziales und Tourismus;5. der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission vertreten durch das vereinte Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission in der Person seines Präsidenten und der Mitglieder des Kollegiums, zuständig für die Politik der Unterstützung von Personen; je nach ihren jeweiligen Befugnissen wurde das Folgende vereinbart: KAPITEL I Vorbereitung des Adoptierenden und vorherige Information der leiblichen Eltern Für die Anwendung der Artikel 1231-3, Absatz 2, und 1231-28,des Gerichtsgesetzbuches händigen die Gemeinschaften nach Abschluss der in den Artikeln 346-2, Absatz 1 und 361-1, Absatz 2 des Zivilgesetzbuches erwähnten Vorbereitung der Adoptierenden eine Bescheinigung aus, die bestätigt, dass dieser Vorbereitung gefolgt wurde. Diese Bescheinigung entspricht dem vorliegendem Zusammenarbeitsabkommen als Anlage 1 beigefügten Muster.

Die in der Region Brüssel- Hauptstadt wohnhaften Adoptierenden, wählen zwischen der Flämischen Gemeinschaft und der Französischen Gemeinschaft.

Die in Artikel 348-4, Absatz 2 und 3, des Zivilgesetzbuches erwähnte vorherige und angemessene Information an die leiblichen Eltern des Kindes wird durch die Gemeinschaften gewährleistet.

KAPITEL II - Sozialuntersuchung Die gemäss den Artikeln 1231-6, Absatz 1, 1231-29, Absatz 1, und 1231-35, Absatz 1, des Gerichtsgesetzbuches vom Jugendgericht angeordnete Sozialuntersuchung wird von dem durch die Gemeinschaften bezeichneten Dienst durchgeführt.

Bezüglich der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission werden die Sozialunter-suchungen gemäss den Artikeln 1231-6, Absatz 1, 1231-29 des Gerichtsgesetzbuches durch die von der Französischen Gemeinschaft bezeichneten Dienste durchgeführt, wenn das Verfahren vor einer französischsprachigen Kammer des Jugendgerichts eingeleitet wurde und durch die durch die Flämischen Gemeinschaft bezeichneten Dienste, wenn das Verfahren vor einer niederländischsprachigen Kammer des Jugendgerichts eingeleitet wurde.

Wenn eine Organisation als Zwischenperson für die Adoption des Kindes interveniert, wird die in Artikel 1231-35, Absatz 1, des Gerichtsgesetzbuches vorgesehene Sozialuntersuchung durch den Dienst der Gemeinschaft durchgeführt, die die Organisation anerkannt hat. In den anderen Fällen wird die Sozialuntersuchung durch einen von der Französischen Gemeinschaft bezeichneten Dienst durchgeführt, wenn das Verfahren vor einer französischsprachigen Kammer des Jugendgerichts eingeleitet wurde oder durch einen durch die Flämische Gemeinschaft bezeichneten Dienst, wenn das Verfahren vor einer niederländischsprachigen Kammer des Jugendgerichts eingeleitet wurde.

Die Sozialuntersuchung hat zumindest als Gegenstand: 1° in dem Verfahren zur Feststellung der Adoptionseignung: a) die Sammlung der Informationen bezüglich der Identität des Adoptierenden, seine sozioökonomische Situation und sein soziales Umfeld;b) die Prüfung, ob der Adoptierende die erforderlichen sozialpsychologischen Vorraus-setzungen besitzt, anhand gesammelter Informationen über u.a.: die persönlichen Eigenschaften der Adoptionskandidaten, die Vergangenheit und die Dynamik des Ehepaares und der Familie, den Kinderwunsch und die Motivation zu adoptieren, die Einstellung zur Adoption und die Erwartungen, die Ausarbeitung des Adoptionsprojektes oder die individuelle Sensibilisierung für die Adoption, die Erziehung des Kindes, das psychoaffektive Fähigkeiten der Adoptionsbewerber, die Weltanschauung des Adoptionskandidaten, das Profil des Kindes oder der Kinder, die den Adoptionskandidaten anvertraut werden können (Alter, Geschlecht, Anzahl, Herkunft, körperliche und geistige Verfassung des Kindes), mit der schriftlichen Zustimmung der Adoptionskandidaten, Informationen über ihren Gesundheits-zustand. 2° in dem Verfahren zur Feststellung der Adoptier-barkeit eines Kindes: a) die Überprüfung der spezifischen Bedürfnisse des Kindes adoptiert zu werden;b) die Sammlung von Informationen über die Identität des Kindes, seine Adoptierbarkeit, sein soziales Umfeld, seine persönliche und familiäre Entwicklung und, mit dem schriftlichen Einverständnis der betroffenen Personen, des gesetzlichen Vertreters des Kindes und, wenn dieses das Alter von 12 Jahren erreicht hat, des Kindes selbst, über die medizinische Vergangenheit des Kindes und seiner Familie (Artikel 1231-35 des Gerichtsgesetzbuches). Auf Basis der Angaben über den Gesundheitszustand des Adoptierenden erstellt der von der zuständigen gemeinschaftlichen Zentralbehörde bezeichnete Arzt ein ärztliches Attest, gemäss dem vorliegendem Zusammen-arbeitsabkommen beigefügten Muster und woraus nur hervor geht, ob sein Gesundheits-zustand ihm gestattet, ein Kind zu adoptieren, oder nicht.

Er teilt dem Adoptierenden mit, dass dieses Attest dem in Artikel 3 erwähnten Dienst zur Verfügung gestellt wird.

Für die auf dem Gebiet der Region Brüssel-Hauptstadt wohnhaften Adoptionskandida-ten bezeichnet die Zentrale Behörde der Gemeinschaft, die die Sozialuntersuchung durchgeführt hat den Arzt, der mit der Ausstellung des medizinischen Attests beauftragt wird. § 1. Der Föderalstaat trägt die Kosten der Sozialuntersuchung, durch die Finanzierung der mit der Durchführung dieser Untersuchung beauftragten Sozialarbeiter, auf der Basis von einer jährlichen Zuteilung von 100 Akten pro Sozialarbeiter.

Für die Periode vom 1.September bis zum 31. Dezember 2005, und unter Vorbehalt, dass Sozialassistenten angeworben werden, oder, dass der Richter eine Sozialuntersuchungen angeordnet hat, beträgt diese Finanzierung 1/3 der Finanzierung von 2 VZÄ Sozial-arbeitern für die Flämische Gemeinschaft, von 2 VZÄ Sozialarbeitern für die Französische Gemeinschaft und von 0,22 VZÄ Sozialarbeiter für die Deutschsprachige Gemeinschaft.

Die Berechnung erfolgt auf Basis der Gehaltstabelle eines Sozialarbeiters mit einem Dienstalter von fünf Jahren. § 2. Für das Jahr 2006 wird die Finanzierung auf Basis einer Schätzung von 500 Sozialuntersuchungen für die Flämische Gemeinschaft, 500 Sozialuntersuchungen für die Französische Gemeinschaft und 50 Sozialuntersuchungen für die Deutschsprachige Gemeinschaft festgelegt.

Dies entspricht einer Finanzierung von 5 VZÄ Sozialarbeitern für die Flämische Gemeinschaft, von 5 VZÄ Sozialarbeitern für die Französische Gemeinschaft und von 0,5 VZÄ Sozialarbeiter für die Deutschsprachige Gemeinschaft. § 3. Im Februar 2007 und danach im Februar eines jeden Jahres werden die zuständigen Minister der Gemeinschaften eine neue Schätzung anhand von der Anzahl der im Vorjahr durchgeführten Sozialuntersuchungen vorlegen. § 4. Für das Jahr 2005 werden die Beträge im Laufe des zweiten Monats, der dem Inkrafttreten des Abkommens folgt, auf das Konto mit der Nummer, die durch die jeweilige Gemeinschaft mitgeteilt wird, eingezahlt.

Von 2006 an werden die Beträge spätestens im Monat April des Jahres auf das sie sich beziehen auf das durch jede Gemeinschaft angegebene Konto eingezahlt.

KAPITEL III - Aufbewahrung, Mitteilung und Übermittlung von Dokumenten, Berichten und Entscheidungen Abschnitt 1 - Allgemeine Bestimmung: Aufbewahrung der Adoptionsakten Zwecks Zentralisierung über-mitteln die Zentralbehörden der Gemeinschaften der föderalen Zentralbehörde die Daten bezüglich des Hinterlegungsortes der von ihren Diensten behandelten Adoptionsakten, wenn diese zu einer Adoption in Belgien oder im Ausland geführt haben.

Abschnitt 2. - Internationale Adoption - Das Kind hat seinen gewöhnlichen Aufenthaltsort in einem anderen Staat Die Aufbewahrung der Abschrift des Berichtes, der von der Staatsanwaltschaft in Anwendung von Artikel 1231-32 des Gerichtsgesetzbuches verfasst wird, und die Aufbewahrung der Abschrift des Urteils über die Eignung des Adoptierendes wird sowohl von der föderalen Zentralbehörde, als auch von der zentralen Behörde der Gemeinschaft, die beide diese Abschriften in Anwendung von Artikel 361-2 des Zivilgesetzbuches und Artikel 1231-33 des Gerichtsgesetzbuches erhalten haben, gewährleistet.

Für die auf dem Gebiet der Region Brüssel-Hauptstadt wohnhaften Adoptierenden, bewahrt neben der föderalen Zentralbehörde die zentrale Behörde der Gemeinschaft die in Absatz 1 erwähnten Dokumente, welche die Sozial-untersuchung durchgeführt hat.

Die zentralen Behörden der Gemeinschaften teilen der zentralen föderalen Behörde unverzüglich die in den Artikeln 361-3 und 361-5 des Zivilgesetzbuches erwähnten ausländischen Entscheidungen mit, die die Überführung des Kindes vom Ursprungsland nach Belgien im Hinblick auf eine Adoption erlaubt haben.

Abschnitt 3. - Internationale Adoption - Das Kind hat seinen gewöhnlichen Aufenthalt in Belgien Die zentrale Behörde der Gemeinschaft oder die zentrale Behörde der gemeinsamen Gemeinschaftskommission, die den Bericht über die Person/Personen, die ein in Belgien wohnendes Kind adoptieren wünscht/wünschen, in Anwendung von Artikel 362-1 des Zivilgesetzbuches erhalten hat, schickt in Anwendung von Artikel 1231-34 des Gerichtsgesetzbuches der föderalen Zentralbehörde die Angaben über ein Kind, das für eine Adoption in Frage kommt, und übermittelt ihr die im Artikel 1231-42 vorgesehenen Schriftstücke.

Die Aufbewahrung der Abschrift des Berichtes, der von der Staatsanwaltschaft in Anwendung von Artikel 1231-38 des Gerichtsgesetzbuches verfasst wird, und der Abschrift des Urteils über die Adoptionsmöglichkeit des Kindes wird sowohl von der föderalen Zentralbehörde als auch von der zentralen Behörde der Gemeinschaft, die diese Abschriften in Anwendung von Artikel 362-3, Absatz 1 und 2 des Zivilgesetzbuches und Artikel 1231-39 des Gerichtsgesetzbuches erhalten haben, gewährleistet.

KAPITEL IV Konzertierungs- und Begleitausschuss § 1. Ein Konzertierungs- und Begleitausschuss, der folgenden Aufgaben hat, wird eingesetzt: 1°. die Umsetzung dieses Zusammenarbeitsabkommens und des Gesetzes zu begünstigen; 2°. einen regelmässigen Austausch der Angaben, der Dokumentation und der vereinheitlichen Statistiken zu gewährleisten; 3°. die Aufträge der verschiedenen Zentralbehörden hinsichtlich der internationalen Zusammenarbeit zu koordinieren. § 2. Der Konzertierungs- und Begleitausschuss setzt sich zusammen aus: - einem Vertreter des Ministers der Justiz; - einem Vertreter des Ministers der Auswärtigen Angelegenheiten; - einem Vertreter des Ministers des Innern; - für jede Gemeinschaft, einem Vertreter des Ministers, der die Adoption in seiner Zuständigkeit hat, und zwei Vertreter der Mitglieder der Vereinigten Kollegiums, die für den Personenbeistand zuständig sind; - einem Vertreter der föderalen Zentralbehörde und jeder zentralen Behörde der Gemeinschaften und der gemeinsamen Gemeinschaftskommission; - einem Vertreter des Kollegiums der Generalprokuratoren; - zwei Vertreter der « Union francophone des magistrats de la jeunesse«, darunter ein Richter und ein Staatsanwalt; - zwei Vertreter der « Nederlandstalige Vereniging van jeugdrechters«, darunter ein Richter und ein Staatsanwalt. § 3. Der Konzertierungs- und Begleitausschuss versammelt sich wenigstens zwei Mal pro Jahr.

Er tagt unter dem Vorsitz des Vertreters des Ministers der Justiz, der dem Ausschuss auch ein Sekretariat zur Verfügung stellt.

KAPITEL V - Identifizierung der von den Gemeinschaften zugelassenen Adoptionsdienste Damit die föderale Zentralbehörde dem ständigen Präsidium der Haager Konferenz die Liste der zugelassenen Adoptionsdienste mitteilen kann, notifiziert jede Gemeinschaft der föderalen Zentralbehörde die Liste der zugelassenen Adoptionsdienste und jede in dieser Liste vorgenommene Änderung.

KAPITEL VI - Inkrafttreten Vorliegendes Abkommen tritt am selben Tag wie das Gesetz vom 24. April 2003 zur Reform der Adoption in Kraft.

Erstellt in Brüssel, am 12. Dezember 2005, in fünf Originalexemplaren in französischer, deutscher und niederländischer Sprache.

Für den Föderalstaat: Die Ministerin der Justiz, Frau L. ONKELINX Für die Flämische Gemeinschaft: Der Ministerpräsident, Y. LETERME Die Ministerin für Gemeinwohl, der Volksgesundheit und Familie, Frau I. VERVOTTE Für die Französische Gemeinschaft: Die Ministerpräsidentin, Frau M. ARENA Die Ministerin für Kindeswohlsein, Jugendhilfe und Gesundheit, Frau C. FONCK Für die Deutschsprachige Gemeinschaft: Der Ministerpräsident, K.-H. LAMBERTZ Der Vize-Ministerpräsident, Minister für Ausbildung und Beschäftigung, Soziales und Tourismus, B. GENTGES Für die Gemeinsame Gemeinschaftskommission: Der Präsident des Vereinten Kollegiums der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission, Ch. PICQUE Das Mitglied des Vereinigten Kollegiums zuständig für die Politik der Unterstützung der Personen, P. SMET Das Mitglied des Vereinigten Kollegiums zuständig für die Politik der Unterstützung von Personen, E. HUYTEBROECK

Anlage 1 BESCHEINIGUNG Gemäss den Artikeln 1231-3, Absatz 2, und 1231-28, Absatz 1, des Gerichtsgesetzbuches, bescheinige ich Unterzeichnete(r),............................................, hiermit, dass die folgende Person der in den Artikeln 346-2 und 361-1, Absatz 2, des Zivilgesetzbuches erwähnten Vorbereitung, die von der...................... Gemeinschaft organisiert wird, gefolgt hat: Herr Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Geschehen zu.................................., am.................. (Stempel) (Unterschrift, Name, Vorname, Eigenschaft)

Anlage 2 ÄRZTLICHES ATTEST (gemäss Artikel 5 des Zusammenarbeitsabkommen vom 12. Dezember 2005 über die Adoption) Ich Unterzeichnete(r),........................................................................, Doktor der Medizin, bescheinige hiermit, dass anhand der ärztlichen Daten bezüglich Herrn/Frau: Name: . . . . . Vorname: . . . . .

Geburtsdatum: . . . . .

Anschrift: . . . . . der Gesundheitszustand des/der Betreffende(s) ihm/ihr gestattet/nicht gestattet, ein Kind zu adoptieren.

Der/die Betreffende ist darüber informiert worden, dass dieses Attest der Dienststelle zur Befügung gestellt wird, die mit dem Verfassen der vom Jugendrichter befohlenen Untersuchung beauftragt wird.

Geschehen zu.................................., am........................ (Stempel) (Unterschrift)

^